Mrt.: 17, 21, 25, 29. Apr.: 02, 06, 10, 14, 18, 22, 26, 30.
Mei: 04, 08, 12, 16, 20, 24, 28. Jun.: 01, 05, 09, 13, 17.
Mei: 04, 08, 12, 16, 20, 24, 28. Jun.: 01, 05, 09, 13, 17.
Deze vruchten groeiden in de achtertuin van hotel Gasr al-Goebba. Ik heb geen idee of ze eetbaar zijn en ik weet ook de naam er niet van. Voordat ik er meer over te weten kon komen, werd de toegang tot het gebied, nadat ik het twee keer had bezocht, versperd door takkenbossen met scherpe doornen. Kennelijk was er iemand die niet wilde dat ik er kwam. (Volgens een deskundige zijn dit papaja’s.)
Mrt.: 17, 21, 25, 29. Apr.: 02, 06, 10, 14, 18, 22, 26, 30.
Mei: 04, 08, 12, 16, 20, 24, 28. Jun.: 01, 05, 09, 13, 17.
Mei: 04, 08, 12, 16, 20, 24, 28. Jun.: 01, 05, 09, 13, 17.
Het imposante voormalige paleis van de Kathiri Sultan van Say’un: Gasr al-Kathiri, of, zoals het nu heet: Gasr al-Thawra. (Paleis van de Revolutie.) Ook dit gebouw is helemaal van zonsteen (mudbrick) gebouwd.
Het gebouw rechts op de foto is de grote moskee in het centrum van Tarim. Op de tweede verdieping is de al-Ahgaaf-bibliotheek gevestigd. De trap leidt erheen. De man helemaal rechts op de foto staat op het punt om de moskee te betreden. Deze moskee is met een betonnen steen gebouwd. Op de achtergrond staan gebouwen van mudbrick (zonsteen), maar een uitbreiding wordt gerealiseerd met een steen van cement. De straten rondom de moskee werden goed schoon gehouden, anders dan in de rest van het stadje, waar het stuifzand uit de woestijn centimeters dik lag.
Enkele medewerkers van de al-Ahgaaf-bibliotheek aan het werk op deze slecht belichte dia. In de bibliotheek moest alles afgedekt, of opgeborgen worden om de boeken en spullen te beschermen tegen het immer binnenwaaiende stuifzand uit de woestijn. Een strijd daartegen was onbegonnen werk. Onder de grote ‘hoes’ van piepschuim stond de typemachine.
Een overzichtsfoto van Shibaam. Deze stad wordt het Manhattan van de woestijn genoemd en behoort tot het Werelderfgoed, vanwege de torenhoge huizen, ook allemaal van zonsteen (mudbrick) gebouwd. De dadelpalmen staan er slecht bij. Na de val van het communisme moesten de bewoners zelf zorg dragen voor de bevloeiing. Eerder deed dat de overheid.
Een impressie van Shibaam, de stad die we vrijdag jl. bezochten. Beide panden hebben houten toegangsdeuren. Op de hogere verdiepingen zijn de mashrabiyya’s te zien. Het was overigens niet altijd een pretje om in zo’n groot huis te wonen. De elektriciteit viel in de Hadramaut zeer geregeld uit en dan hadden de hoogste verdiepingen geen water. In zo’n groot huis wonen meerdere families, maar alleen zij die op de bovenste verdiepingen wonen kunnen gebruik maken van het koele terras na zonsondergang. De vrouwen van de ene familie mogen immers niet door de mannen van een andere familie gezien worden. (Mahaarim.)
In die streken in Jemen waar ik geweest ben leefden mens en dier in dezelfde ruimte. ’s Nachts werden de dieren in huis opgeborgen. Op de achtergrond spelen kinderen, ook meisjes. (Meisjes hoeven voor hun 15e jaar geen hoofddoek te dragen.) Het was vertederend om te zien hoe kinderen zich met de eenvoudigste spullen urenlang konden vermaken. Rechts loopt Nico net uit beeld. (Deze foto is genomen in Shibaam.)
Mrt.: 17, 21, 25, 29. Apr.: 02, 06, 10, 14, 18, 22, 26, 30.
Mei: 04, 08, 12, 16, 20, 24, 28. Jun.: 01, 05, 09, 13, 17.
Mei: 04, 08, 12, 16, 20, 24, 28. Jun.: 01, 05, 09, 13, 17.
Onweer. Drie keer maakte ik in Tarim onweer mee. De eerste keer was Nico er nog bij. Toen kwam het niet in ons op om het te fotograferen. De tweede keer was op 13 mei 1996. Toen probeerde ik er dia’s van te maken, maar die zijn allemaal mislukt. Op 4 juni lukte het wel, met lange sluitertijden. Twee bliksemschichten, die tussen de wolken overslaan. Het natuurgeweld speelt zich af boven de tafelbergen, op de Yool.
Bij de dia van gisteren, met het onweer, noemde ik de ‘Yool’. De Yool is de naam voor de bovenkant van de tafelbergen die in de hele Wadi Hadramaut te vinden zijn. Bovenstaande dia maakte ik vanuit het vliegtuit op 24 november 1997, toen ik voor de tweede keer naar de Hadramaut ging. Dit beeld is nabij het vliegveld van Say’un. Ik noteerde op die dag: “Het zand lijkt zo dichtbij dat je het gevoel krijgt dat je kunt uitstappen en een stukje kan gaan lopen.” Deze dia geeft een goed beeld van het zogenoemde ‘dendritisch drainagepatroon’, dat de ‘Yool’ en de Wadi Hadramaut kenmerkt. Begin juni 1996 zal ik de Yool bezoeken en er werkelijk een stukje lopen.
De tafelbergen van de Wadi Hadramaut rond het Gasr al-goebba-hotel. Ik kon van deze mysterieuze ‘bergen’ geen genoeg krijgen. Het lijkt of er elk moment een rotsblok kan afbreken, maar Abd al-Rahmaan A. vertelde mij dat zoiets maar eens in de tienduizend jaar gebeurt. De lichte plekken aan de wanden geven aan waar zo’n rotsblok is afgebroken, enkele duizenden jaren geleden. Toch is er voortdurende erosie, want er is altijd en overal fijnstof, dat door de streek waait en overal ligt, tot op de tandenborstels en het zit in het drinkwater, dat naar stof smaakt. Er komt echter niemand van een milieu-organisatie metingen doen om daarna een klacht in te dienen bij de lokale overheid over de hoge concentratie fijnstof.
Een biljet van 200 rial en een munt van 0 (nul?) rial. Zijn ze nou helemaal gek geworden? Wat kun je nou voor 0 rial kopen? Tweehonderd rial was de hoogste waarde die er in Jemen was en die was er pas sinds een maand. Voorheen was 100 rial (f. 1,30) het biljet met de hoogste waarde. Munten kwamen bijna niet voor. Ik zag er enkele van 5 rial. Vreemd is dat de biljetten geen datum van uitgifte bevatten, ook niet op de andere zijde. Misschien deed de overheid dat om de mythe te bestrijden dat biljetten die ouder waren dan één of twee jaar vals waren, zoals wij merkten bij het wisselen van dollars. Biljetten met een ‘te’ oude datum konden we niet wisselen.
Deze dia maakte ik afgelopen vrijdag, 19 april, bij het graf en heiligdom Gabr Nabi Hoed. De islamitische geloofsbelijdenis luidt ‘La ilaha illa-llah, Moehammandan rasoel allah.’ (Er is geen god dan Allah, Moehammad is de gezant van Allah.) Een ‘grapjas’ had echter op deze pilaar geschreven ‘La ilaha illa-llah, Hoedan rasoel allah.’ (Er is geen god dan Allah, Hoed is de gezant van Allah.) (De bovenste regel.) Nico wees onze chauffeur Hamid hierop en die beschouwde dat als godslastering, waarna hij de naam Hoed probeerde uit te wissen en ‘Muhammad’ erboven te schrijven.
Een geitenhoedster in een van de dorpen die we passeerden op weg naar Gabr Nabi Hoed, afgelopen vrijdag.
De container is er eindelijk. Een overzichtsbeeld van de vrachtauto met container in de straat van de al-Ahgaaf bibliotheek. Samen met de vrachtwagen nam hij de hele straat voor de ingang van de moskee en bibliotheek in beslag. Nico staat in de container, die al aardig leeg begint te raken. Het is een gezellige drukte in de straat. Helaas alleen maar met mannen. Direct links naast de container is de uitbouw te zien (met donkere pijp) van ‘ons’ winkeltje, waar we onze dagelijkse kost (aardappelen, macaroni, uien en tomatenpuree) kochten. Brood haalden we rechtstreeks bij de bakker, die aan de andere kant van de moskee zijn winkel en oven had. Rechts is de trap naar de bibliotheek te zien.
Mrt.: 17, 21, 25, 29. Apr.: 02, 06, 10, 14, 18, 22, 26, 30.
Mei: 04, 08, 12, 16, 20, 24, 28. Jun.: 01, 05, 09, 13, 17.
Mei: 04, 08, 12, 16, 20, 24, 28. Jun.: 01, 05, 09, 13, 17.
Een impressie van de Wadi Hadramaut. Ik noemde deze heuvels vaak ‘apenkoppen’ omdat je er, met enige fantasie, wel het bovenste deel van een schedel van een aap in kon zien, zoals bij de ‘berg’ rechts: een lage schedel, een laag voorhoofd en een ver vooruitstekende snuit. Vrijwel alle ‘bergen’ hadden een vergelijkbaar uiteinde.
Levensmiddelen en drank, alles uit de container die mij op 23 april jl. bereikte en verrijkte met voedsel dat ik spoedig niet meer zou lusten en drank die Nico prefereerde, maar die nu naar huis was. De drank bewaarde ik in mijn koffer met nummerslot. Uiteindelijk heb ik een hele liter aan een Nederlandse reisleidster gegeven en het overgrote deel door het toilet gespoeld, want ik ben geen drankorgel en kreeg dat dus nooit op. Aan het einde van het project in 1996 werd alles wat van de projectleiders was opgeslagen in het Kathiripaleis in Say’un, maar, zo werd mij duidelijk gemaakt, daar mocht beslist geen drank bij zijn.
De hoofdweg van `Aidid naar Tarim. `Aidid is een buitenwijk van Tarim. Die wijk ligt niet alleen hier voor ons op de dia, maar strekt zich ook uit tot ver voorbij het Gasr al-goebba-hotel. Het hotel ligt achter de tafelberg. Dit is de weg die ik elke ochtend liep naar de bibliotheek. Rechts is nog een deel te zien van een werkplaats waar stalen deuren gemaakt worden. Het donkere huis links op de dia is van beton gemaakt. Duidelijk is te zien dat de straat verhard is, maar vrijwel geheel bedekt is met stof en zand.
In Tarim was niet alleen maar stof dat uit de woestijn op alles neerdaalde en bedekte met een roodbruine laag, maar er bloeiden ook mooie bloemen, zoals deze. Mij werd verteld dat dit een bougainvillea is.
Een beetje wazige foto, gefotografeerd vanuit de taxi, onder het langsrijden. Een vrouw langs de weg, geheel gesluierd met de niqaab (de gezichtssluier), maar de ogen wel zichtbaar. Zij draagt een stok op haar schouders. Sommige vrouwen droegen een scherpe sikkel zichtbaar, als een soort wapen, maar ook als landbouwwerktuig. Deze vrouw heeft haar handen bloot, dat hebben niet alle vrouwen. Veel dragen zwarte handschoenen. De zwart stof van de niqaab is doorzichtig, blijkt even onder haar gezicht. Eronder kleurige (groen) stof.
Indrukwekkend grote kasten van huizen in de Hadramaut. Helemaal van leem gebouwd (mudbrick). Hoewel ze groot lijken en aan de buitenkant ook groot zijn, zijn ze binnen niet zo groot. Veel van de woonruimte wordt in beslag genomen door enorme pilaren, die de vloeren van de volgende verdieping moeten dragen. Daarnaast zijn de muren veertig of meer centimeter dik. Bovendien wonen alle ongehuwde kinderen in dit huis en de gehuwde zonen wonen er met hun hele gezin, elk in hun eigen appartement. Meisjes die trouwen gaan bij de familie van de man in huis wonen. Als een vader veel zonen heeft zullen die allemaal in zijn huis woonruimte moeten krijgen. Als een man meer dan één vrouw heeft en die vrouwen niet met elkaar kunnen opschieten, moet hij voor elk van hen een aparte woonruimte scheppen. Zo wordt een huis alsmaar groter.
Het grote huis dat gisteren, 2 mei, te zien was, was van beneden gefotografeerd. Deze foto toont enkele huizen, gefotografeerd in de ‘dode’ stad Qabr Nabi Hoed, vanaf een verhoging. De foto geeft een overzicht van de indeling van een dorp, de afstand van de huizen onderling en wat er op de platte daken te zien is. Het witte materiaal op sommige muren heet ‘Noera’ en is een soort kalk, die niet alleen als versiering gebruikt wordt, maar die ook beschermt tegen regenwater, zodat de bovenste laag ‘mudbrick’ niet meteen oplost bij een plensbui. (Die maar zelden voorkomen.)
Het paleis waarin onder andere de politie gevestigd is en dat met Nederlands geld gerestaureerd had moeten worden om er de bibliotheek in te vestigen. Althans dat wilden de lokale notabelen. Gelukkig is dit onzinnige plan niet doorgegaan. In dit paleis was naast de politie ook nog het postkantoor gevestigd en enkele andere overheidsdiensten. Op het bord op de gevel staat: al-Moe’tamar al-Sha`bi al-`Aam. Dat is de naam van een politieke partij: Algemeen Volkscongres. (GPC)
Een fabriek voor zonsteen (mudbrick). Er staat een schotelantenne op het dak. Ik hoorde van Hussein al-`Amery van de hotelreceptie dat men 50 zenders kan ontvangen, waaronder ook enkele Europese.(1) Op de voorgrond liggen de traditionele stenen, waarmee de huizen (waarop die moderne antennes staan) gebouwd worden. Het pand is te betreden via een kleurrijke stalen toegangspoort.
Rond het hotel. Deze foto maakte ik vanaf het dak van het Gasr al-goebba-hotel. Dit is een gedeelte van de wijk `Aidid. Tarim is niet te zien. Het stadje ligt achter de heuvel die van links de dia ‘inloopt.’ De weg links op de voorgrond is de weg die naar Tarim leidt. Die heb ik vele malen gelopen, in de richting van Tarim. Terug nam ik meestal een taxi, omdat het rond het middaguur veel te heet was om te lopen. Ook ‘s ochtends was het vanaf half mei te warm, maar vanaf het hotel was het erg moeilijk een taxi te vinden. Ik heb geen afspraak gemaakt met een taxichauffeur, omdat ik iedere dag op een ander tijdstip van ‘huis’ ging.
Mrt.: 17, 21, 25, 29. Apr.: 02, 06, 10, 14, 18, 22, 26, 30.
Mei: 04, 08, 12, 16, 20, 24, 28. Jun.: 01, 05, 09, 13, 17.
Mei: 04, 08, 12, 16, 20, 24, 28. Jun.: 01, 05, 09, 13, 17.
Gisteren, 11 mei 1996 om 12.00 uur: de zon staat nagenoeg recht boven. Het is ondraaglijk heet. Flesje, stoel en tafel werpen nauwelijks meer schaduw dan hun omvang.
De toren rechts maakt deel uit van het Gasr al-Thawra in Say’un. Op de achtergrond ligt de luchthaven, niet zichtbaar, maar hij is er wel. Links op de voorgrond is te zien dat een van de huizen uitgebreid wordt met een betonnen vleugel. Ook is duidelijk te zien dat de huizen allemaal een dakterras hebben. Daar kan echter maar één gezin van de vele gezinnen die in zulke huizen wonen, terecht. Alle zonen gaan na hun huwelijk veelal bij de vader inwonen. De dochters verhuizen naar de schoonfamilie. De gezinnen van de zonen krijgen elk een deel van het huis, met eigen kamers. De vrouwen van ene gezin mogen niet ongesluierd gezien worden door de mannelijke leden (die een huwbare leeftijd hebben) van het andere gezin. (Mahaarim.) Dit maakt het dus vrijwel onmogelijk dat meer dan een gezin van het dakterras gebruik maakt. De anderen zitten in huis te zweten, zeker in de zomer als de elektriciteit geregeld uitvalt. Er is alleen maar ‘s nachts elektriciteit. Koelinstallaties werken dus niet wanneer ze nodig zijn en er is ook niets fris te drinken.
Een puber bij een waterplas in het oostelijk deel van de Wadi. Dit water is erg breed en bijna kniediep. Zoals veel Jemenieten in de Hadramaut is deze jongeman ook nogal mager.
Say’un. Op de achtergrond staat het imposante Gasr al-thawra (het paleis van de (communistische) revolutie), of, zoals het oorspronkelijk heette: Gasr al-Kathiri (het paleis van de Kathiri-sultans). Dat paleis werd niet zo lang geleden gerestaureerd, maar de witte beschermlaag (noerah) begint al weer af te bladderen. Het hele paleis is van ‘modder’ gebouwd. (Mudbrick.) Op de voorgrond kan men zien wat er met gebouwen gebeurt die niet op tijd gerestaureerd worden. De eigenaar van de woning links heeft dat deel van de muur dat ingestort is vervangen met betonblokken, zodat die bij een volgende regenbui in elk geval blijft staan.
Mrt.: 17, 21, 25, 29. Apr.: 02, 06, 10, 14, 18, 22, 26, 30.
Mei: 04, 08, 12, 16, 20, 24, 28. Jun.: 01, 05, 09, 13, 17.
Mei: 04, 08, 12, 16, 20, 24, 28. Jun.: 01, 05, 09, 13, 17.
De Mihdar, de minaret van een gelijknamige moskee van Tarim. Daniël van der Meulen schrijft in: The Hadramaut, some of its mysteries unveiled, dat hij de minaret beklom. Dat is nu niet meer mogelijk. Het bouwwerk is voor niet-moslims verboden gebied. De minaret is drieënvijftig meter hoog en helemaal uit leem opgetrokken. (Mudbrick.)
De Nederlandse ambassadeur, de heer Pijpers, in gesprek met Abd al-Rahmaan (de directeur van de al-Ahgaaf-bibliotheek in Tarim) bij de opening van de tentoonstelling met foto’s van de Nederlander Daniel van der Meulen die in de jaren dertig in de Hadramaut reisde, samen met de Duitse geograaf Hermann von Wissmann.
De parkeerplaats naast het Gasr al-Thawra. De vrouwen die in het midden op deze dia te zien zijn hadden mijn aandacht, iedere keer als ik Say’un was en ze zag. Anders dan de andere vrouwen is een van de twee niet helemaal in het zwart gekleed, hoewel ze wel gesluierd is. Zij draagt een opvallende rode nigaab. Haar metgezellin draagt een gele zak over haar schouder. Deze vrouwen, zo werd mij verteld, waren mutasawilaat, bedelaarsters, uit de Tihama. Die waren pas na de unificatie van Noord en Zuid in 1990, naar het zuiden gekomen. Naar Say’un, want in Tarim heb ik nauwelijks bedelaarsters gezien. Deze vrouwen spraken veel mannen aan, op de parkeerplaats. Vooral die, die in de buurt van auto’s waren. De vrouwen maakten dan een praatje. Misschien boden ze ook andere diensten aan. Prostitutie, zo werd mij verteld, was een voorkomend verschijnsel. Dat moet dan oogluikend worden toegelaten, want overspel kan dodelijke gevolgen hebben. Vlak voor onze komst naar het zuiden waren zowel in Say’un als in Tarim nog (ongehuwde) mannen en vrouwen in het openbaar afgeranseld na ontucht. (Zinaa’.)
Een mooie stalen deur, nog in de werkplaats die vlak bij het hotel was. Ik wilde deze deur niet fotograferen, maar een jongetje van de werkplaats riep me naar hem toe. Het was dringend, deed hij voorkomen. Toen ik bij hem was drong hij aan om deze deur te fotograferen. Nog steeds wilde ik niet. Hij drong nog meer aan en toen ik dan eindelijk een foto gemaakt had, wilde hij 50 rial hebben. Ik ben toen weggelopen. (50 rial = f. 0,65!) De afbeeldingen aan de bovenkant van de beide helften is een gestyleerde moskee te zien. Ik weet niet welke, maar de afbeelding doet mij denken aan de Omayyadenmoskee in Damascus, die ik in 1992 had bezocht.
Een zelfportret op mijn hotelterras. Na 07.00 ’s ochtends, als het op het terras, in de volle zon, te warm was werkte ik onder dat afdakje. Hier dronk ik dan ook mijn Engelse, dure, Earl Grey thee die Abd ar-Rahmaan al-A. me gegeven had nadat ik hem een kilo jasmijnthee, die ik uit Nederland had meegebracht, gegeven had. Een maand in de gloeiend hete container had het goedje smakeloos gemaakt, vond ik. Hij en zijn vrouw daarentegen, vonden die thee heerlijk. Ik hun Earl Grey thee. Zo waren we allemaal gelukkig.
Dadelpalmen in de tuin voor mijn terras, mijn uitzicht. Om de takken van de dadelpalmen te beschermen tegen doorbuigen en afbreken werden de trossen dadels ondersteund door ze op andere takken te laten leunen. Rechts op de dia zien we een man in de palmboom staan die daarmee bezig is. Hij staat op zijn blote voeten op de takken, die zo sterk zijn dat ze hem zonder probleem kunnen dragen. Hij is hard aan het werk met het behandelen van de trossen dadels. Links gaat de man zonder klimijzers of hulptouwen en op blote voeten langs de stam naar beneden, alsof het niets bijzonders is en hij gewoon een ‘ommetje’ maakte naar de top van de boom.
Twee minaretten en dus twee moskeeën op zo een korte afstand in Bawr (Boor), dit piepkleine dorp, dat in betere tijden de hoofdstad van de Hadramaut was. De minaret op de voorgrond is een traditioneel Jemenitische, de minaret op de achtergrond is er een met Maleisische invloed. Alle bouwwerken op deze foto zijn van ‘modder’ gemaakt. (Mudbrick.)
Dit is de derde moskee die ik op mijn weg naar de bibliotheek moest passeren. Deze moskee lag een paar honderd meter van het plein waar Sjeik AB woont (De vorige directeur van de al-Ahgaaf-bibliotheek). Tussen dit plein, waar ook een moskee staat, en deze moskee staat er nog een. (In Tariem zouden 365 moskeeën staan, zo wordt beweerd.) Deze heeft een traditionele Hadramitische minaret. De jongeman op de fiets draagt een broek. Dat is de dracht van scholieren, die zijn namelijk verplicht een broek te dragen. De leraren niet. Vrijwel de gehele mannelijke bevolking van Tariem draagt een sarong, als ze niet naar school hoeven te gaan, tenminste. Deze dia is ‘s ochtends rond half acht genomen. Ik ging toen vroeg op weg om ongestoord in de binnenstad stalen deuren te fotograferen.
De Sayla in het oude gedeelte van Tariem. Sayla betekent ‘stroom’ (rivier). Wanneer het buitensporig regent en het water van de omringende heuvels naar beneden gutst, vult zich de sayla tot een heuse stroom. De bewoners rekenen kennelijk niet op zo’n gebeurtenis, zo te zien. Op de achtergrond is een van de vele paleizen van madar (mudbrick) die er in Tariem zijn, te zien.
Mrt.: 17, 21, 25, 29. Apr.: 02, 06, 10, 14, 18, 22, 26, 30.
Mei: 04, 08, 12, 16, 20, 24, 28. Jun.: 01, 05, 09, 13, 17.
Mei: 04, 08, 12, 16, 20, 24, 28. Jun.: 01, 05, 09, 13, 17.
Dit is de wijk Aidid van boven gezien, vanaf de Yool, ten noorden van de Wadi Hadramaut. Het Gasr al-Gubba-hotel ligt rechts van het midden (een wit rechthoekje), aan de rand van het groen, waar de weg, die langs het bijna vierkante complex loopt, naar links afbuigt, om het hotel heen te gaan. Deze huizen kan ik gemakkelijk zien vanaf het dak van het hotel. Op de achtergrond het begin van de Wadi Masila. De weg naar Garbr Nabi Hoed. Tariem ligt achter de uitloper van de berg links en is dus niet te zien. Door de pech met Hamid’s auto zou ik Tariem niet van boven te zien krijgen. In de groep huizen, links, ongeveer in het midden, woont Hussain al-A. de receptionist van het hotel. Bij hem at ik twee keer thuis.
Impressies van de Yool. Mijn onfortuinlijke chauffeur, Hamid B. uit Say’un, voor zijn oude Toyota Cressida, na de eerste reparatie van de gebroken bladveer. Hij repareerde die met een oude binnenband, een stuk touw en een flinke steen). Voor deze rit had ik hem 5.000 rial beloofd, maar na afloop van de toer voegde ik daar nog 1.000 rial aan toe (ongeveer ƒ 13,00) voor de reparatie van de veer. Later vertelde hij me dat hij een nieuwe bladveer gekocht had. Samen met montage had hem dat 1.350 rial gekost!
Een detailopname van de deur. In de bovenbalk staat rechts de datum van de aanmaak en links de naam van de timmerman. Respectievelijk: Shahr Moeharram sana 1417 Hijria en `Amal `Awadh Mahfoez Balghaith. Let op de “schaarvormige” quasischarnieren. (Ik heb de dia in 2016 elektronisch iets bewerkt om de tekst en de abstracte figuren in het hout duidelijker te laten uitkomen. Bij een diaprojector levert de projectielamp voldoende licht om alles goed te zien, maar de lamp van de diascanner is niet sterk genoeg om dat effect te bereiken.)
Het zevenjarig meisje Djihaad en haar vierjarig broertje Moedjaahid. Hun vader is Hoesein al-A., een van de twee receptionisten van het Gasr al-goebba-hotel. Bij hem en zijn (mannelijke) familieleden at ik twee keer thuis. Hij verdiende als receptionist 5.000 rial per maand, ongeveer 65 gulden. Gelukkig werkte zijn vrouw ook, als gymnastieklerares op de meisjesschool in Aidied, een wijk van Tarim. Deze dia is op 10 juni 1996 gemaakt op het terras van mijn hotelkamer.
Mrt.: 17, 21, 25, 29. Apr.: 02, 06, 10, 14, 18, 22, 26, 30.
Mei: 04, 08, 12, 16, 20, 24, 28. Jun.: 01, 05, 09, 13, 17.
Mei: 04, 08, 12, 16, 20, 24, 28. Jun.: 01, 05, 09, 13, 17.
Een impressie uit Wadi Do’an, die ik op 7 juni jl. bezocht. Daniël van der Meulen fotografeerde (in de jaren dertig) onderweg diverse gebouwen. Abd ar-Rahman heeft fotokopieën van die foto’s. Wij fotograferen dat wat Van der Meulen ook al fotografeerde. Het blijkt dat er sindsdien nogal wat veranderd is. Een enorm kasteel (toentertijd) was nu ‘ineengeschrompeld’ tot de afmetingen van een normaal Zuid-Jemenitisch huis.
In Huraida (Wadi Do’an) fotografeerde ik dit opvallende ‘raam’ boven de toegangsdeur van een moskee. Het lijkt sterk op een symbool van de katholieke kerk. Twee bladzijden van een boek (de tien geboden?) opengeslagen, met een soort van kelk in het midden met daarboven het stralende “alziend oog” van God. Ook de koepel boven de deur is elegant vormgegeven.
Onderweg naar de archeologische site van Raybūn in Wādī Duᶜan, waar rond het begin van onze jaartelling een tempel stond voor het aanbidden van de maangod(in) Sīn. Ik bleef het landschap van de Wādī omringd door de tafelbergen fascinerend vinden en ik kon er geen genoeg van krijgen. Mysterieus mooi vond ik het.