4 januari 1998

Leembouw

Een aan­tal wo­ning­en in Wā­dī Doe­ᶜan, in de Ḥa­ḍra­maut. Links op de fo­to is te zien dat de mo­der­ne tijd heeft ‘toe­ge­sla­gen’, want de muur is van be­ton­blok­ken ge­met­seld. De wo­ning­en zijn ech­ter (nog) van leem. (Mud brick.)
Het woon­gedeel­te be­vindt zich ge­woon­lijk op de twee­de en ho­ge­re ver­die­ping­en. Op de be­ga­ne grond huist de vee­sta­pel, meest­al gei­ten, ge­du­ren­de de nacht, ter­wijl de eer­ste ver­die­ping als op­slag­ruim­te dienst kan doen. Het gro­te huis, in het mid­den, op de ach­ter­grond, lijkt ver­waar­loosd en is, voor voor­zo­ver ik kan na­gaan, on­be­woond.

Het Tarīm-project 1997

1998 – 2018: twin­tig jaar ge­le­den

Tarīm: Hadramaut, Jemen

Dagboek 1998

(Dag 9472) Ik ben in Ṣanaᶜā’, de hoofd­stad van Je­men, na een ver­blijf van en­ke­le we­ken in in de Ḥaḍra­maut (Zuid-Je­men) in de plaats Tarīm. – Ik lo­geer in het Gas­mi-ho­tel. – Ik maak van­daag ge­luids­op­na­mes van­uit mijn ho­tel­ka­mer. Van­daag be­gin ik aan mijn thuis­reis en ver­laat Je­men voor­goed. – De munt­een­heid in Je­men is de Rial (YER). (1 rial = f. 0,015 (an­der­hal­ve cent), dus 100 rial = f. 1,50.)

MenuFo­toIndex en het eindeTrans­criptie.

Zondag, 4 januari 1998.
Sana’a: 47/1. Ṣanaᶜā’ – luchtruim.
Ik kan niet goed sla­pen en be­sluit ge­luids­op­na­mes*(1) te maken. Tus­sen 02.25 uur en 05.30 uur neem ik hon­derd mi­nu­ten op met de mi­cro­foon die Ca­te­ri­na Bo­rel­li*(2) mij eer­gis­te­ren leen­de. Pas daar­na kan ik sla­pen, maar moet al weer vroeg op­staan om­dat mijn ka­mer om 10.00 uur leeg moet zijn.
8.00 uur ont­bijt.
Rondhangen.
Lezen in het boek van Tim Mackin­tosh-Smith: Yemen, tra­vels in dic­tio­na­ry land*(3)
Vertellen met Andrew K. uit En­ge­land, zee­man op de Ro­de Zee.
Ik betaal het ho­tel 10.100 rial voor de over­nach­tin­gen en 1.000 rial als fooi voor het per­so­neel.
Drie maal loop ik de stad in om een krant te ko­pen: al-Ayyām*(4) [De Da­gen]. Uit­ein­de­lijk koop ik die. (Hij is er pas na 16.00 uur.) Ons in­ter­view staat er niet in, wel een in­ter­view met R.*(5)
’s Avonds komt Ca­te­ri­na Bo­rel­li nog op be­zoek om haar mi­cro­foon op te ha­len. We ver­tel­len nog een beet­je.
Taxi met Aḥ­mad. (De­zelf­de als op 24 no­vem­ber en 31 de­cem­ber.) [Naar de lucht­ha­ven.]
Een Ne­der­lands ge­zin rijdt mee. Zij be­ta­len 700 rial en ik 300 YER. (Rial.)
Ik zet 30 kg. op de weeg­schaal. (Nie­mand zegt wat.)
(Taw­fīq had meer dan 60 kg. ba­ga­ge op 31 de­cem­ber jl., die werd niet eens ge­wo­gen*(6).)
Op de lucht­ha­ven ont­moet ik nog de Am­bas­sa­deur en we tu­toy­e­ren.
Vertrek 22.45 uur, Je­me­ni­ti­sche tijd.

MenuFo­toBe­ginIndex en het eindeTrans­criptie.

Noten

*(1)
Geluids­op­na­mes. Van de ge­luids­op­na­mes die ik maak­te, kan ik niets la­ten ho­ren, want ik be­schik niet over ap­pa­ra­tuur om cas­set­te­band­jes te di­gi­ta­li­se­ren.

Te­rug.

*(2)
Cate­ri­na Bo­rel­li. Cate­rina Bo­rel­li is ci­ne­as­te en was in de Ḥa­ḍra­maut om een film te ma­ken over de leem­bouw (Mud brick) in die streek. Het re­sul­taat van haar werk is op Vi­meo te zien en heet The Archi­tec­ture of Mud.

Te­rug.

*(3)
Tim Mackin­tosh-Smith. Hij is de au­teur van Ye­men: tra­vels in dic­tio­na­ry land.
WorldCat: Ye­men: tra­vels … etc.

Te­rug.

*(4)
al-Ayyām. al-Ayyām is een Je­me­ni­ti­sche krant. Wij wer­den ge­ïn­ter­viewd door een jour­na­list van die krant op dins­dag jl. 30 de­cem­ber, rond mid­der­nacht.

Te­rug.

*(5)
R. uit Kaap­stad. Ik maak­te ken­nis met R. uit Kaap­stad op 3 de­cem­ber jl., maar hij be­zocht ons ook in het Gaṣr al-Goeb­ba-ho­tel in Ta­rīm op 15 de­cem­ber jl.

Te­rug.

*(6)
KLM-over­ge­wicht. Op de heen­weg naar Je­men, op 19 no­vem­ber jl. moest ik op Schip­hol 792 gul­den voor vijf­tien ki­lo over­ge­wicht be­ta­len.

Te­rug.


MenuFo­toBe­ginIndex en het eindeTrans­criptie.

Meer infor­matie.

GM.: Google Maps. – Wi.: Wi­ki­pe­dia. – Web.: website. – F.: foto’s in Google Maps.
Wādī Doeᶜan:
GM., Wi., F.
:ﻭﺍﺩﻱ ﺩﻭﻋﻦ

MenuFo­toBe­ginEindeTrans­criptie.

Index

Index van ter­men:
Index van per­so­nen:
.
Index van lo­ca­ties:

Me­nuFo­toBe­ginHoofd­in­dex.

Trans­crip­tie van de klin­kers in Ara­bische woor­den.

A / a klinkt als ‘a’ in ‘pan’, I / i klinkt als ‘i’ in ‘pin’, U / u klinkt als ‘oe’ in ‘poen’.
Ā / ā klinkt als ‘a’ in ‘ma’, Ī / ī klinkt als ‘i’ in ‘mi’, Ū / ū klinkt als ‘oe’ in ‘moe’.

Klik hier voor het over­zicht van de trans­crip­tie in Ara­bische woor­den.

Me­nuFo­toBe­ginHoofd­in­dex.


Jemen 1997
Jemen 1997 (be­knopt over­zicht).
Je­men 1997: de da­gen in chro­no­lo­gische volg­or­de.
Je­men 1997: al­le foto’s.


Jemen 1996
Jemen 1996 (be­knopt over­zicht).
Je­men 1996: de da­gen in chro­no­lo­gische volg­or­de.
Je­men 1996: al­le foto’s.


De au­teur de­zes kan niet ga­ran­de­ren dat al­le links naar ex­ter­ne web­si­tes (dus die van der­de par­tij­en) al­tijd zul­len blij­ven be­staan. Fo­to’s in Goog­le Maps, bij­voor­beeld, kun­nen ver­dwij­nen wan­neer de ei­ge­naar ze weg­haalt. Ook aan an­de­re links kan een ein­de ko­men, of kun­nen in on­ge­bruik ra­ken.
Wan­neer u een niet wer­ken­de link con­sta­teert kunt u dat mel­den in het re­ac­tie­veld. Bij voor­baat dank.

3 januari 1998

Nieuw Shibaam

Nabij de stad Ši­bām in de Ḥa­ḍra­maut. Dit is ‘nieuw Ši­bām’, een mo­der­ne uit­brei­dings­wijk, maar de hui­zen zijn nog steeds van leem (mud brick).
De lucht is geel van de zand­storm die op de­ze dag ge­woed heeft.
Dit is een foto van 7 juni 1996 toen ik na een be­zoek aan de Wā­dī Doe­ᶜan ook nog even in Ši­bām kwam.

Het Tarīm-project 1997

1998 – 2018: twin­tig jaar ge­le­den

Tarīm: Hadramaut, Jemen

Dagboek 1998

(Dag 9471) Ik ben in Ṣanaᶜā’, de hoofd­stad van Je­men, na een ver­blijf van en­ke­le we­ken in in de Ḥaḍra­maut (Zuid-Je­men) in de plaats Tarīm. – Ik lo­geer in het Gas­mi-ho­tel. – Ik maak van­daag ge­luids­op­na­mes op straat en op de markt (in de soek). – De munt­een­heid in Je­men is de Rial (YER). (1 rial = f. 0,015 (an­der­hal­ve cent), dus 100 rial = f. 1,50.)

MenuFo­toIndex en het eindeTrans­criptie.

Zaterdag, 3 januari 1998.
Sana’a: 46/2.
Ik slaap zonder on­der­bre­king tot cir­ca 07.00 uur.
Ontbijt van cir­ca 8.15 tot 9.15 uur met de Bo­rel­li’s*(1). Daar­na werk ik nog aan een brief voor het thuis­front met de laat­ste be­rich­ten en be­rich­tjes.
Rond 12.00 uur ben ik op de Am­bas­sa­de. Mijn pas­poort is nog steeds niet te­rug. [Uit­reis­vi­sum.] Ik moet om cir­ca 14.30 uur te­rug­ko­men.
Volgens Ruud Ver­kerk*(2) zijn er bij het hoofd­kan­toor van al-Ye­me­nia [de na­tio­na­le lucht­vaart­maat­schap­pij] mooie pos­ters van Je­men te krij­gen.
Na enig zoe­ken moet ik op de vijf­de ver­die­ping bij Hu­sayn al-S. zijn, die me weer door­ver­wijst naar Izz al-Dien A. die eerst twee klan­ten af­han­delt. (Meer dan twin­tig mi­nu­ten.) Me ver­vol­gens mee­neemt naar the base­ment en me daar in een enorm rom­mel­hok drie de­zelf­de pos­ters geeft (want de rest is al­le­maal be­scha­digd) en drie in­for­ma­tie­boek­jes over Je­men.
Verder geeft hij me het te­le­foon­num­mer van zijn broer, die in de toe­ris­ten-busi­ness zit. Of ik niet wat wil ver­die­nen door Ne­der­land­se toe­ris­ten te ver­lei­den naar Je­men te ko­men?
Ik beloof hem me­de­wer­king en ver­geet hem zo­dra ik weer bui­ten sta.
Lunch in het hotel: hu­mus, groen­te, pa­tat, Pep­si.
Ambassade. Kost­en van het Exit-vi­sum 500 rial.
Hotel.
Verder werken aan de brief.
Weer maak ik ge­luids­op­na­mes in de soek (soek = markt) en, zo blijkt ach­ter­af, de be­we­ging van mijn lo­pen stoort de op­na­me, maar toch is de­ze weer fas­ci­ne­rend*(3).
Circa 100 mi­nu­ten ge­luid uit de soek van Ṣanaᶜā’.
In het hotel kidam (brood)*(4) met smeer­kaas en ba­naan eten.
Nu 22.30 uur.
Ik kocht drie ‘mi­nia­tuur huis­jes’ van Ṣa­naᶜā’ als sou­ve­nir. BW. vroeg om een sou­ve­nir, voor­dat ik ver­trok.
Een aangename druk­ke zo­mer­se za­ter­dag. Een aan­ge­naam koe­le, heer­lij­ke za­ter­dag­avond.
In Nederland vriest het. Ik kan me dat niet voor­stel­len.
Ik heb het gevoel maan­den weg te zijn ge­weest.
Nu 22.30 uur. Ik ga het kof­fer in­pak­ken.
Ik luister naar soek-op­na­mes van Ṣa­naᶜā’ by (Ra­ma­ḍān) night. Het is 5 Ra­ma­ḍān*(5).
In de soek zag ik een jon­gen die door een an­de­re jon­gen met een stok ge­sla­gen werd. Ter ver­de­di­ging trok hij zijn jam­bia*(6) en stak er mee. De an­de­re jon­gen vlucht­te. Een der­de zat er la­chend bij te kij­ken.
De soek wordt ook be­volkt door tien­tal­len mooie on­ge­slui­er­de So­ma­lische*(7) vrou­wen die in de meest fan­tas­ti­sche kleu­ri­ge ge­wa­den ge­kleed zijn. Zij be­de­len.
Ik zag een lan­ge, ge­heel zwart ge­slui­er­de vrouw. Ze liep iets ge­bukt. De mees­te vrou­wen zijn klein van stuk.
Een vrouw had haar ogen blauw op­ge­maakt. De rest zat ach­ter een ge­zichts­slui­er.

MenuFo­toBe­ginIndex en het eindeTrans­criptie.

Noten

*(1)
Cate­ri­na Bo­rel­li. Cate­rina Bo­rel­li is ci­ne­as­te en was in de Ḥa­ḍra­maut om een film te ma­ken over de leem­bouw (Mud brick) in die streek. Het re­sul­taat van haar werk is op Vi­meo te zien en heet The Archi­tec­ture of Mud.
Maya Bo­rel­li. Een mooie en vrolijke vrouw.
Ser­gio Bo­rel­li. Deze oud-jour­na­list heeft een per­soon­lij­ke pa­gi­na op Wi­ki­pe­dia: Ser­gio Bo­rel­li.

Te­rug.

*(2)
Ruud Verkerk. Ruud is kunst­schil­der en lief­heb­ber van de Je­me­ni­ti­sche cul­tuur. Dit is zijn web­si­te.

Te­rug.

*(3)
Geluids­op­names. Van de ge­luids­op­na­mes die ik maak­te, kan ik niets la­ten ho­ren, want ik be­schik niet over ap­pa­ra­tuur om cas­set­te­band­jes te di­gi­ta­li­se­ren.

Te­rug.

*(4)
Kidam. Je­me­ni­tisch brood.
YouTube: Kidem zelf ma­ken.

Te­rug.

*(5)
Ra­ma­ḍān. Het is van­daag 5 Ra­ma­ḍān. Dat be­te­kent dat het vas­ten­tijd is. Het be­gin en het ein­de van de vas­ten­dag wordt in Ṣanaᶜā’ aan­ge­kon­digd met een ka­non­schot.
Interne link: Ra­ma­ḍān, waar ik een en an­der ver­tel en uit­leg over de­ze spe­cia­le maand van de is­la­mi­ti­sche ka­len­der.

Te­rug.

*(6)
De ǧam­bia is een krom­me dolk die er ver­vaar­lijk uit­ziet om­dat de sche­de nog­al groot is. Al­le man­nen, van­af veer­tien jaar, (al­leen in Noord-Je­men) dra­gen de­ze dolk op hun buik.
Wi­ki­pe­dia: Jam­bia voor meer in­for­ma­tie. (En­gels.)

Te­rug.

*(7)
So­ma­li­sche vrouwen. Deze (meest­al zeer mooie) So­ma­li­sche vrou­wen zijn vluch­te­lin­gen uit het door oor­log ge­teis­ter­de So­ma­lië. Zij zijn ook mos­lim, maar dra­gen hun kle­ding zo­als ze dat in So­ma­lië ge­wend zijn. Zeer kleur­rijk en zon­der ge­zichts­slui­er, ter­wijl de meer­der­heid van Je­me­ni­ti­sche vrouw­en ge­heel in het zwart ge­kleed gaat met slechts een smal­le spleet in de ge­zichts­slui­er om de ogen vrij te la­ten: de Nigāb.
Wi­ki­pe­dia: Nigāb (Engels).

Te­rug.


MenuFo­toBe­ginIndex en het eindeTrans­criptie.

Meer infor­matie.

GM.: Google Maps. – Wi.: Wi­ki­pe­dia. – Web.: website. – F.: foto’s in Google Maps.
Wādī Doeᶜan:
GM., Wi., F.
:ﻭﺍﺩﻱ ﺩﻭﻋﻦ

MenuFo­toBe­ginEindeTrans­criptie.

Index

Index van ter­men:
Index van per­so­nen:
.
Index van lo­ca­ties:

Me­nuFo­toBe­ginHoofd­in­dex.

Trans­crip­tie van de klin­kers in Ara­bische woor­den.

A / a klinkt als ‘a’ in ‘pan’, I / i klinkt als ‘i’ in ‘pin’, U / u klinkt als ‘oe’ in ‘poen’.
Ā / ā klinkt als ‘a’ in ‘ma’, Ī / ī klinkt als ‘i’ in ‘mi’, Ū / ū klinkt als ‘oe’ in ‘moe’.

Klik hier voor het over­zicht van de trans­crip­tie in Ara­bische woor­den.

Me­nuFo­toBe­ginHoofd­in­dex.


Jemen 1997
Jemen 1997 (be­knopt over­zicht).
Je­men 1997: de da­gen in chro­no­lo­gische volg­or­de.
Je­men 1997: al­le foto’s.


Jemen 1996
Jemen 1996 (be­knopt over­zicht).
Je­men 1996: de da­gen in chro­no­lo­gische volg­or­de.
Je­men 1996: al­le foto’s.


De au­teur de­zes kan niet ga­ran­de­ren dat al­le links naar ex­ter­ne web­si­tes (dus die van der­de par­tij­en) al­tijd zul­len blij­ven be­staan. Fo­to’s in Goog­le Maps, bij­voor­beeld, kun­nen ver­dwij­nen wan­neer de ei­ge­naar ze weg­haalt. Ook aan an­de­re links kan een ein­de ko­men, of kun­nen in on­ge­bruik ra­ken.
Wan­neer u een niet wer­ken­de link con­sta­teert kunt u dat mel­den in het re­ac­tie­veld. Bij voor­baat dank.

2 januari 1998

Wadi Adm

Een im­pres­sie van Wā­dī ᶜAdm, die ik op 12 de­cem­ber jl. met een aan­tal an­de­ren be­zocht. Ik nam de­ze dia van­af het mau­so­leum van Sjeik ᶜOe­mar, in zui­de­lij­ke rich­ting. Op de­ze plek is de wā­dī (wā­dī be­te­kent ‘ri­vier’ / ‘ri­vier­bed­ding’) zeer vrucht­baar. Er is dan ook veel wa­ter, zo­als dui­de­lijk uit de fo­to blijkt.
De bo­men, die de wa­ter­stroom ‘vol­gen‘, zijn da­del­pal­men. Van de op­brengst van de ver­koop van da­dels leeft een deel van de plaat­se­lij­ke be­vol­king. Die plaat­se­lij­ke be­vol­king woont in het dorp dat niet meer op de fo­to zicht­baar is, maar links voor­bij de rand van de fo­to ligt.

Het Tarīm-project 1997

1998 – 2018: twin­tig jaar ge­le­den

Tarīm: Hadramaut, Jemen

Dagboek 1998

(Dag 9470) Ik ben in Ṣanaᶜā’, de hoofd­stad van Je­men, na een ver­blijf van en­ke­le we­ken in in de Ḥaḍra­maut (Zuid-Je­men) in de plaats Tarīm. – Ik lo­geer in het Gas­mi-ho­tel. – Mijn col­le­ga Taw­fīq vloog eer­gis­te­ren weer naar huis. Ik blijf nog en­ke­le da­gen in Je­men en maak ge­luids­op­na­mes op straat en op de markt (in de soek). – De munt­een­heid in Je­men is de Rial (YER). (1 rial = f. 0,015 (an­der­hal­ve cent), dus 100 rial = f. 1,50.)

MenuFo­toIndex en het eindeTrans­criptie.

Vrijdag, 2 januari 1998.
Sana’a: 45/3.
Op tijd wak­ker, maar te uit­ge­put om ge­luids­op­na­mes te ma­ken van het gods­diens­tig ont­wa­ken*(1) van Ṣanaᶜā’.
Op 8.00 uur. Op het ter­ras zit de fa­mi­lie Bo­rel­li! Ca­te­ri­na, Ma­ya en Ser­gio*(2). Zij kwamen gis­te­ren­avond in Ṣa­naᶜā’ aan, om cir­ca 18.00 uur. Ik zag hen niet.
(Caterina klop­te om cir­ca 18.00 aan mijn deur, maar toen maak­te ik net ge­luids­op­na­mes. Ik heb de klop wel ge­hoord en rea­geer­de ook, maar ik hoor­de toen niets meer en deed daar­om niet meer open.)
’s Ochtends in Tim’s boek le­zen. [Ye­men: tra­vels in dic­tio­na­ry land van Tim Mackin­tosh-Smith*(3).]
Ver­de­re nog mijn dag­boek bij­wer­ken.
Foto’s / dia’s van de om­ge­ving van het ho­tel.
Lunch in het ho­tel.
Met een richt­mi­cro­foon van Ca­te­ri­na maak ik be­te­re op­na­mes van de mos­kee­ën, maar het ach­ter­grond­ge­luid (het ka­non­schot*(4)) is niet meer hoor­baar.
Ik wil meer en an­der­soor­tig ge­luid heb­ben en ga dus met de ver­bor­gen (in mijn vest) cas­set­te­re­cor­der op stap in de soek (= markt). Vijf­tig mi­nu­ten live in de soek, van 19.32 tot 20.22, van­af het ho­tel tot en met soek Zoe­mār en te­rug. Ex­tra lang op het bin­nen­plein van Bāb al-Ye­men (de Poort van Je­men) rond­han­gen.
Hotel: de band af­luis­te­ren. Het is fas­ci­ne­rend ge­luid*(5).
[Modern ge­luid, op mijn Walk­man:] Ve­gas (The Crys­tal Me­thod) en Un­der­world Dan­ce­mu­ziek luis­te­ren.
Weer: Half be­wolkt.

MenuFo­toBe­ginIndex en het eindeTrans­criptie.

Noten

*(1)
Gods­dienstig ont­waken van Ṣanaᶜā’.
YouTube: de ge­beds­op­roep (al-aḏān) in Ṣanaᶜā’ voor het och­tend­ge­bed: ṣa­lāt al-faǧr, van­af al­le ac­tie­ve mos­kee­ën die de ou­de stad rijk is.

Te­rug.

*(2)
Cate­ri­na Bo­rel­li. Cate­rina Bo­rel­li is ci­ne­as­te en was in de Ḥa­ḍra­maut om een film te ma­ken over de leem­bouw (Mud brick) in die streek. Het re­sul­taat van haar werk is op Vi­meo te zien en heet The Archi­tec­ture of Mud.
Maya Bo­rel­li. Een mooie en vrolijke vrouw.
Ser­gio Bo­rel­li. Deze oud-jour­na­list heeft een per­soon­lij­ke pa­gi­na op Wi­ki­pe­dia: Ser­gio Bo­rel­li.

Te­rug.

*(3)
Tim Mackin­tosh-Smith. Hij is de au­teur van Ye­men: tra­vels in dic­tio­na­ry land.
WorldCat: Yemen: travels … etc.

Te­rug.

*(4)
Ka­non­schot. Het is van­daag 4 Ra­ma­ḍān. Dat be­te­kent dat het vas­ten­tijd is. Het be­gin en het ein­de van de vas­ten­dag wordt in Ṣanaᶜā’ aan­ge­kon­digd met een ka­non­schot.
Interne link: Ra­ma­ḍān.

Te­rug.

*(5)
Geluids­op­names. Van de ge­luids­op­na­mes die ik maak­te, kan ik niets la­ten ho­ren, want ik be­schik niet over ap­pa­ra­tuur om cas­set­te­band­jes te di­gi­ta­li­se­ren.

Te­rug.


MenuFo­toBe­ginEindeTrans­criptie.

Index

Index van ter­men:
Index van per­so­nen:
.
Index van lo­ca­ties:

Me­nuFo­toBe­ginHoofd­in­dex.

Trans­crip­tie van de klin­kers in Ara­bische woor­den.

A / a klinkt als ‘a’ in ‘pan’, I / i klinkt als ‘i’ in ‘pin’, U / u klinkt als ‘oe’ in ‘poen’.
Ā / ā klinkt als ‘a’ in ‘ma’, Ī / ī klinkt als ‘i’ in ‘mi’, Ū / ū klinkt als ‘oe’ in ‘moe’.

Klik hier voor het over­zicht van de trans­crip­tie in Ara­bische woor­den.

Me­nuFo­toBe­ginHoofd­in­dex.


Jemen 1997
Jemen 1997 (be­knopt over­zicht).
Je­men 1997: de da­gen in chro­no­lo­gische volg­or­de.
Je­men 1997: al­le foto’s.


Jemen 1996
Jemen 1996 (be­knopt over­zicht).
Je­men 1996: de da­gen in chro­no­lo­gische volg­or­de.
Je­men 1996: al­le foto’s.


De au­teur de­zes kan niet ga­ran­de­ren dat al­le links naar ex­ter­ne web­si­tes (dus die van der­de par­tij­en) al­tijd zul­len blij­ven be­staan. Fo­to’s in Goog­le Maps, bij­voor­beeld, kun­nen ver­dwij­nen wan­neer de ei­ge­naar ze weg­haalt. Ook aan an­de­re links kan een ein­de ko­men, of kun­nen in on­ge­bruik ra­ken.
Wan­neer u een niet wer­ken­de link con­sta­teert kunt u dat mel­den in het re­ac­tie­veld. Bij voor­baat dank.

1 januari 1998

Leembouw

Een pa­leis in Ta­rīm. Het is ei­gen­lijk on­voor­stel­baar dat zul­ke gro­te hui­zen he­le­maal van mod­der (in de zon ge­droog­de leem: Mud brick) zijn ge­bouwd.
Na de com­mu­nis­tische machts­over­na­me in Zuid-Je­men in de ja­ren zes­tig, wer­den in Ta­rīm de ei­ge­na­ren van de­ze pa­lei­zen ver­dre­ven en de nieuwe be­won­ers wa­ren men­sen die die voor­heen slech­ter woon­den. Aan on­der­houd werd niets meer ge­daan, zo­dat men wel in een gro­ter huis woon­de, maar op den duur niet per­se be­ter.

Het Tarīm-project 1997

1998 – 2018: twin­tig jaar ge­le­den

Tarīm: Hadramaut, Jemen

Dagboek 1998

(Dag 9469) Ik ben in Ṣanaᶜā’, de hoofd­stad van Je­men, na een ver­blijf van en­ke­le we­ken in in de Ḥaḍra­maut (Zuid-Je­men) in de plaats Tarīm. – Ik lo­geer in het Gas­mi-ho­tel. – Mijn col­le­ga Taw­fīq vloog gis­te­ren weer naar huis. Ik blijf nog en­ke­le da­gen in Je­men. – De munt­een­heid in Je­men is de Rial (YER). (1 rial = f. 0,015 (an­der­hal­ve cent), dus 100 rial = f. 1,50.)

MenuFo­toIndex en het eindeTrans­criptie.

Donderdag, 1 januari 1998.
Sana’a: 44/4. – 3 Ra­ma­ḍān.
Nachtelijke ge­luids­op­na­mes van 23.55 tot 00.45 en 03.35 tot 05.50 uur*(1).
8.00 uur ontbijt.
Dagboek bij­wer­ken.
Lezen in het boek van Tim Mackin­tosh-Smith: Yemen, tra­vels in dic­tio­na­ry land*(2).
Slapen van 10.00 tot cir­ca 11.30 uur.
Lezen.
Namiddag een uur door de stad wan­delen. Ik wissel 100 US$ voor 12.950 rial.
Geld uit­zoe­ken. Veel bil­jet­ten blij­ken te ver­schil­len. Ik leg 1.915 rial op­zij.
In de nieuwe stad van Ṣanaᶜā’ koop ik een krant: al-Thaw­ra [De re­vo­lu­tie] en lees die in de loun­ge van het Taj She­ba ho­tel.
Onderweg naar het ho­tel koop ik ba­na­nen en smeer­kaas. Met het brood dat ik nog heb, eet ik dat op mijn ka­mer op.
Lezen in het boek van Tim.
Einde van de Ra­ma­ḍān-dag (17.47 uur): het ka­non­schot. Ik neem het ge­luid daar­van op.
Slapen om circa 20.00 uur.

MenuFo­toBe­ginIndex en het eindeTrans­criptie.

Noten

*(1)
Geluidsopnames. Van de ge­luids­op­na­mes die ik maak­te, kan ik niets la­ten ho­ren, want ik be­schik niet over ap­pa­ra­tuur om cas­set­te­band­jes te di­gi­ta­li­se­ren.

Te­rug.

*(2)
Tim Mackintosh-Smith. Hij is de au­teur van Ye­men: tra­vels in dic­tio­na­ry land.
WorldCat: Yemen: travels … etc.

Te­rug.


MenuFo­toBe­ginEindeTrans­criptie.

Index

Index van ter­men:
Index van per­so­nen:
.
Index van lo­ca­ties:

Me­nuFo­toBe­ginHoofd­in­dex.

Trans­crip­tie van de klin­kers in Ara­bische woor­den.

A / a klinkt als ‘a’ in ‘pan’, I / i klinkt als ‘i’ in ‘pin’, U / u klinkt als ‘oe’ in ‘poen’.
Ā / ā klinkt als ‘a’ in ‘ma’, Ī / ī klinkt als ‘i’ in ‘mi’, Ū / ū klinkt als ‘oe’ in ‘moe’.

Klik hier voor het over­zicht van de trans­crip­tie in Ara­bische woor­den.

Me­nuFo­toBe­ginHoofd­in­dex.


Jemen 1997
Jemen 1997 (be­knopt over­zicht).
Je­men 1997: de da­gen in chro­no­lo­gische volg­or­de.
Je­men 1997: al­le foto’s.


Jemen 1996
Jemen 1996 (be­knopt over­zicht).
Je­men 1996: de da­gen in chro­no­lo­gische volg­or­de.
Je­men 1996: al­le foto’s.


De au­teur de­zes kan niet ga­ran­de­ren dat al­le links naar ex­ter­ne web­si­tes (dus die van der­de par­tij­en) al­tijd zul­len blij­ven be­staan. Fo­to’s in Goog­le Maps, bij­voor­beeld, kun­nen ver­dwij­nen wan­neer de ei­ge­naar ze weg­haalt. Ook aan an­de­re links kan een ein­de ko­men, of kun­nen in on­ge­bruik ra­ken.
Wan­neer u een niet wer­ken­de link con­sta­teert kunt u dat mel­den in het re­ac­tie­veld. Bij voor­baat dank.

31 december 1997

Tarim

Een im­pres­sie van Ta­rīm. Rechts op de fo­to een ge­bouw dat van leem is ge­bouwd (Mud brick), maar niet voor­zien is van de wit­te be­scherm­laag Noe­ra (Nūrah). Die sub­stan­tie zit wel op de ge­bou­wen links op de fo­to.
Op de ach­ter­grond is een deel van Ta­rīm te zien en ver­der op de ach­ter­grond de Wādī Ḥa­ḍra­maut, daar waar groen te zien is, dat zijn na­me­lijk de da­del­palm­bo­men, het ge­was (da­dels) waar­mee hier veel men­sen hun brood ver­die­nen. De in de Ḥa­ḍra­maut al­om te­gen­woor­di­ge ta­fel­ber­gen zijn aan de ho­ri­zon te zien.

Het Tarīm-project 1997

1997 – 2017: twin­tig jaar ge­le­den

Tarīm: Hadramaut, Jemen

Dagboek 1997

(Dag 9468) Sa­men met mijn col­le­ga Taw­fīq ben ik in Ṣanaᶜā’, de hoofd­stad van Je­men, na een ver­blijf van en­ke­le we­ken in in de Ḥaḍra­maut (Zuid-Je­men) in de plaats Tarīm. Daar werk­ten we in de Aḥgāf-bi­blio­theek voor hand­schrif­ten. Zie: Jemen 1997 (beknopt overzicht). – Wij lo­ge­ren in Ṣanaᶜā’ in het Gas­mi-ho­tel. – Van­avond vliegt Taw­fīq weer naar huis. Ik blijf nog en­ke­le da­gen in Je­men. – De munt­een­heid in Je­men is de Rial (YER). (1 rial = f. 0,015 (an­der­hal­ve cent), dus 100 rial = f. 1,50.)

MenuFo­toIndex en het eindeTrans­criptie.

Woensdag, 31 december 1997.
Sana’a: 43/5. Einde van het Tarīm-project. – 2 Ra­ma­ḍān.
Bij de Bri­tish Coun­cil ko­pen we ie­der een hard­co­ver van het boek: Ye­men: tra­vels in dic­tio­na­ry land van Tim Mackin­tosh-Smith*(1), die hier in Ṣa­naᶜā’ woont en van wie we na her­haal­de vruch­te­lo­ze po­gin­gen, voor Taw­fīq zelfs op de val­reep, een kor­te de­di­ca­tie in het boek krij­gen.
Kunstschilder Ruud Ver­kerk*(2) is een Je­men-hob­by­ist-fa­naat. Hij spoor­de Tim op en be­zocht hem. Hij spoor­de Taw­fīq aan Tim te be­zoe­ken. Ruud ont­moet­ten we al in de woes­tijn, af­ge­lo­pen zon­dag, sa­men met een vriend.
Tussen 17.00 uur en 19.45 uur doen we drie po­gin­gen. Zijn huis­ba­zin moet ons twee keer te­leur­stel­len. De der­de keer is het raak. Tim is thuis en no­digt ons voor een gāt chew, maar we moe­ten af­slaan. Bui­ten wacht een taxi met naast de chauf­feur nog drie pas­sa­giers waar­van er twee naar de lucht­ha­ven moe­ten. Taw­fīq ove­ri­gens ook, naast Ruud Ver­kerk en zijn vriend. Een En­gels­man met een Oos­ten­rijk­se naam K. moet de stad in.
Tim woont in een wijk van de ou­de stad van Ṣa­naᶜā’.
Na de British Coun­cil gaan we naar de Ne­der­land­se Am­bas­sa­de waar de Am­bas­sa­deur zo­maar meer dan een uur voor ons vrij­maakt.
Hij heeft al-Maw­soe­ᶜat al-Ya­ma­niy­ya [de Je­me­ni­tische en­cy­clo­pe­die] en zegt dat hij haar niet le­zen kan. Ik vraag hem of hij er­van af wil en ik mag de twee dik­ke pil­len mee­ne­men. (Zo dik nou ook weer niet.)
Taw­fīq heeft last van twee pijn­lij­ke knie­ën sinds die vrij­dag­se klim­par­tij (Yool) in Ta­rīm op 19 december jl.
Lunchen in het Taj She­ba Ho­tel.
Ik ga met Taw­fīq naar de lucht­ha­ven. Daar­na in het ho­tel. [Taw­fīq gaat naar Ne­der­land.]
Ik maak tussen 23.55 en 00.45 uur ge­luids­op­na­men van de jaar­wis­se­ling in Je­men. Het is stil op straat, dat wil zeg­gen: het nor­ma­le la­waai, geen Nieuw­jaars­druk­te*(3).

MenuFo­toBe­ginIndex en het eindeTrans­criptie.

Noten

*(1)
Tim Mackintosh-Smith. Hij is de auteur van Ye­men: tra­vels in dic­tio­na­ry land.
WorldCat: Yemen: travels … etc.

Te­rug.

*(2)
Ruud Verkerk. Ruud is kunst­schil­der. Dit is zijn web­site.

Te­rug.

*(3)
Nieuwjaar. Na­tuur­lijk vie­ren de Je­me­ni­ten niet de ‘chris­te­lij­ke’ jaar­wis­se­ling, maar ge­woon­lijk de is­la­mi­tische. Die valt op 1 moe­har­ram van de is­la­mi­tische ka­len­der. In 1996, toen ik ook in Je­men (Ta­rīm) was, viel die dag op 18 mei. Nieuw­jaar heet in het Ara­bisch Yaum ra’s al-sa­na. (De dag van ‘de kop’ van het jaar, waar­bij de kop na­tuur­lijk sy­no­niem is aan het be­gin.)
Wi­ki­pe­dia: Is­la­mi­ti­sche ka­len­der.

Te­rug.


MenuFo­toBe­ginEindeTrans­criptie.

Index

Index van ter­men:
Index van per­so­nen:
.
Index van lo­ca­ties:

Me­nuFo­toBe­ginHoofd­in­dex.

Trans­crip­tie van de klin­kers in Ara­bische woor­den.

A / a klinkt als ‘a’ in ‘pan’, I / i klinkt als ‘i’ in ‘pin’, U / u klinkt als ‘oe’ in ‘poen’.
Ā / ā klinkt als ‘a’ in ‘ma’, Ī / ī klinkt als ‘i’ in ‘mi’, Ū / ū klinkt als ‘oe’ in ‘moe’.

Klik hier voor het over­zicht van de trans­crip­tie in Ara­bische woor­den.

Me­nuFo­toBe­ginHoofd­in­dex.


Jemen 1997
Jemen 1997 (be­knopt over­zicht).
Je­men 1997: de da­gen in chro­no­lo­gische volg­or­de.
Je­men 1997: al­le foto’s.


Jemen 1996
Jemen 1996 (be­knopt over­zicht).
Je­men 1996: de da­gen in chro­no­lo­gische volg­or­de.
Je­men 1996: al­le foto’s.


De au­teur de­zes kan niet ga­ran­de­ren dat al­le links naar ex­ter­ne web­si­tes (dus die van der­de par­tij­en) al­tijd zul­len blij­ven be­staan. Fo­to’s in Goog­le Maps, bij­voor­beeld, kun­nen ver­dwij­nen wan­neer de ei­ge­naar ze weg­haalt. Ook aan an­de­re links kan een ein­de ko­men, of kun­nen in on­ge­bruik ra­ken.
Wan­neer u een niet wer­ken­de link con­sta­teert kunt u dat mel­den in het re­ac­tie­veld. Bij voor­baat dank.

30 december 1997

Begraafplaats

Deze fo­to hoort nog bij 14 de­cem­ber jl. toen wij in Ta­rīm op de zand­heu­vel ston­den om de be­zoe­kers van de be­graaf­plaats Zan­bal te fo­to­gra­fe­ren.

Het Tarīm-project 1997

1997 – 2017: twin­tig jaar ge­le­den

Tarīm: Hadramaut, Jemen

Dagboek 1997

(Dag 9467) Sa­men met mijn col­le­ga Taw­fīq ben ik in Ṣanaᶜā’, de hoofd­stad van Je­men, na een ver­blijf van en­ke­le we­ken in in de Ḥaḍra­maut (Zuid-Je­men) in de plaats Tarīm. Daar werk­ten we in de Aḥgāf-bi­blio­theek voor hand­schrif­ten. Zie: Jemen 1997 (beknopt overzicht). – Wij lo­ge­ren in Ṣanaᶜā’ in het Gas­mi-ho­tel. – De munt­een­heid in Je­men is de Rial (YER). (1 rial = f. 0,015 (an­der­hal­ve cent), dus 100 rial = f. 1,50.)

MenuFo­toIndex en het eindeTrans­criptie.

Dinsdag, 30 december 1997.
Sana’a: 42/6. 1 Ra­ma­ḍān.
Op 7.00 uur.
Geen water in het ho­tel. Ik poets mijn tan­den met koud wa­ter. Het lijkt als­of mijn tan­den uit mijn mond val­len. Ik kan ab­so­luut niet te­gen iets kouds aan mijn tan­den, omdat ik in mijn jeugd mijn tan­den met Mac­leans (een soort ruw-zand-tand­pas­ta) poet­ste.
Bij de Ne­der­land­se Am­bas­sa­de le­ver­de ik mijn pas­poort in, om een uit­reis­vi­sum te krij­gen.
Taw­fīq doet boek-in­ko­pen.
Bij het Ministerie van Huis­ves­ting weet Taw­fīq zeer voort­va­rend voor ie­der van ons drie prach­ti­ge Je­men-pos­ters Ye­men Ha­bi­tat II los te krij­gen.
De ontvangst op het Frans In­sti­tuut, te­gen­over het Mi­ni­ste­rie van In­for­matie (in een smal steeg­je) is ge­zel­lig en goed.
Al-Gasmi-hotel: dou­chen. (Van­och­tend was er geen wa­ter.)
Lunch: Taj Sheba.
Interview met The Ye­men Ti­mes.
Bij de Am­bas­sa­deur een ont­vangst, met de fa­mi­lie C., moe­der, zoon en diens echt­ge­no­te, woon­ach­tig in het Taj She­ba-ho­tel, da­ge­lijks ge­bruik ma­kend van de beau­ty­sa­lon, la­ten hun licht schij­nen op de Je­me­ni­tische sa­men­le­ving, de am­bas­sa­deurs­vrouw voor­op, in af­wij­zing van de­ze maat­schap­pij.
DK., [van de Am­bas­sade] die ons te eten no­dig­de, doet dat in de voor ons zo­veel­ste rijst met kip-tent, zij het dat de kip op is. We de­len een vis, ter­wijl Taw­fīq een stuk on­be­kend vlees ver­or­berd. Tra­di­tio­neel Je­me­ni­tisch eten. Voor haar een bij­zon­der­heid, voor ons da­ge­lijk­se kost, we­ken lang, maar je mag een ge­ge­ven paard niet in de bek kij­ken. Taw­fīq dingt 500 rial af op de oor­spron­ke­lij­ke prijs van 3.000 rial, niet tra­di­tio­neel Je­me­ni­tisch!
Interview (zeg maar: dic­tee van Taw­fīq) met een jour­nalist van al-Ay­yām [De Da­gen] van 23.00 tot 00.00 uur in de lounge van het Taj She­ba-ho­tel.
Hotel al-Gasmi: fi­nan­ciën. (Ik ben 3.000 rial kwijt!)
Bed circa 02.00 uur.


MenuFo­toBe­ginEindeTrans­criptie.

Index

Index van ter­men:
Index van per­so­nen:
.
Index van lo­ca­ties:

Me­nuFo­toBe­ginHoofd­in­dex.

Trans­crip­tie van de klin­kers in Ara­bische woor­den.

A / a klinkt als ‘a’ in ‘pan’, I / i klinkt als ‘i’ in ‘pin’, U / u klinkt als ‘oe’ in ‘poen’.
Ā / ā klinkt als ‘a’ in ‘ma’, Ī / ī klinkt als ‘i’ in ‘mi’, Ū / ū klinkt als ‘oe’ in ‘moe’.

Klik hier voor het over­zicht van de trans­crip­tie in Ara­bische woor­den.

Me­nuFo­toBe­ginHoofd­in­dex.


Jemen 1997
Jemen 1997 (be­knopt over­zicht).
Je­men 1997: de da­gen in chro­no­lo­gische volg­or­de.
Je­men 1997: al­le foto’s.


Jemen 1996
Jemen 1996 (be­knopt over­zicht).
Je­men 1996: de da­gen in chro­no­lo­gische volg­or­de.
Je­men 1996: al­le foto’s.


De au­teur de­zes kan niet ga­ran­de­ren dat al­le links naar ex­ter­ne web­si­tes (dus die van der­de par­tij­en) al­tijd zul­len blij­ven be­staan. Fo­to’s in Goog­le Maps, bij­voor­beeld, kun­nen ver­dwij­nen wan­neer de ei­ge­naar ze weg­haalt. Ook aan an­de­re links kan een ein­de ko­men, of kun­nen in on­ge­bruik ra­ken.
Wan­neer u een niet wer­ken­de link con­sta­teert kunt u dat mel­den in het re­ac­tie­veld. Bij voor­baat dank.

29 december 1997

9466-1997-12-29 (Tarim 97-IV_005 kopie)

Dit zijn bij­en­kor­ven die we za­gen, toen we op weg wa­ren naar het Mau­so­le­um van Sjeik ᶜOe­mar in de Wādī ᶜAdm. Dat was op 12 de­cem­ber jl.

Het Tarīm-project 1997

1997 – 2017: twin­tig jaar ge­le­den

Tarīm: Hadramaut, Jemen

Dagboek 1997

(Dag 9466) Sa­men met mijn col­le­ga Taw­fīq ar­ri­veer­de ik gis­te­ren van­uit de Ḥaḍramaut, na een au­to­rit door de woes­tijn, in Ṣanaᶜā’, de hoofd­stad van Je­men. – Wij lo­ge­ren in het Gas­mi-ho­tel. – Van­daag ne­men wij deel aan een gāt-ses­sie*(1) ten hui­ze van de hoog­ste di­plo­maat in Je­men uit een van de Golf­sta­ten. – Tij­dens de­ze gāt-ses­sie pleit de gast­heer, een mos­lim, voor het in­stel­len van al­ge­meen ho­mo­hu­we­lijk, ruim drie jaar voor­dat dat in Ne­der­land, als eer­ste land ter we­reld, op 1 april 2001 zal wor­den in­ge­voerd. (Maar: hier is het er en daar nog lang niet.) – Mijn ver­slag, op mijn lap­top ge­schre­ven, be­vat meer (ach­ter­grond)­in­for­ma­tie dan mijn dag­boek­ver­slag. – De munt­een­heid in Je­men is de Rial (YER). (1 rial = f. 0,015 (an­der­hal­ve cent), dus 100 rial = f. 1,50.)

MenuFo­toIndex en het eindeTrans­criptie.

 
 

Maandag, 29 december 1997.
Sana’a: 41/7. Na zons­on­der­gang be­gint de vas­ten­maand Ra­ma­ḍān*(2).
Op 6.30 uur.
Ontbijt.
Werkoverleg tussen Taw­fīq en mij.
Circa 10.30 uur in Ne­der­land­se Am­bas­sa­de.
Van 11.00 tot 11.45 uur een in­ter­view met de krant al-Ṯaw­ra. [De Re­vo­lu­tie.] (Geen fo­to’s.)
Rondhangen.
Tussen 13.00 en 15.00 uur over­leg / lunch met DK. van de Ne­der­land­se Am­bas­sa­de, Taw­fīq en Abd al-Aziz S. (1951–1999), hoofd­re­dac­teur van The Ye­men Ti­mes*(3).
Hotel.

MenuFo­toBe­ginIndex en het eindeTrans­criptie.

Gāt-sessie

Van 16.30 tot rond 21.00 uur of iets la­ter een gāt-ses­sie ten hui­ze van de hoog­ste di­plo­maat in Je­men uit een van de Golf­sta­ten.
We waren daar uit­ge­no­digd door een [lo­ca­le] me­de­wer­ker van de Ne­der­land­se Am­bas­sa­de.
Er werd daar voor­na­me­lijk Ara­bisch ge­spro­ken.
Tijdens het gesprek wer­den wel vra­gen aan Taw­fīq ge­steld. Toen het over het Ara­bisch – Is­ra­ë­lisch con­flict ging en de rol daar­in van Ne­der­land in de ja­ren ze­ven­tig, zei de gast­heer te­gen mij, op fluis­ter­toon (want hij had me al spoe­dig naast hem ge­no­digd), dat de mees­te Ara­bieren wat zoe­ken ach­ter al die Wes­ter­se be­lang­stel­ling voor de is­la­mi­tische we­reld, een sa­men­zwe­ring of iets der­ge­lijks*(4)
Mede geïn­spi­reerd door die op­mer­king stel ik een uur la­ter aan het ge­zel­schap de vraag of ieder­een zijn vi­sie op het Wes­ten, in het al­ge­meen, wil ge­ven, zon­der voor­in­ge­no­men­heid. De me­de­wer­ker van de Ne­der­land­se Am­bas­sa­de is mijn ver­ta­ler. Er zijn tus­sen de vijf­tien en twin­tig men­sen en de ant­woord­ses­sie duurt meer dan twee uur.
Tijdens die ses­sie, rond 20.45 uur, be­gint de vas­ten­maand Ra­ma­ḍān, een dag eer­der dan ver­wacht.
Taw­fīq wil­de dis­cus­sië­ren, maar dat wil­de ik niet toe­staan.
Welke ant­woor­den ont­ving ik? (Kri­tiek­loos op­ge­schre­ven.)
(Er waren kuns­te­naars, li­te­ra­to­ren, dich­ters, jour­na­lis­ten en di­plo­ma­ten.)
De Ambassadeur uit een van de Golf­sta­ten be­gint.

MenuFo­toBe­ginIndex en het eindeTrans­criptie.

Het le­ven na de dood wordt niet on­der­zocht

*(01)
Hij vindt de Wes­ter­se waar­den ten op­zich­te van Wes­ter­se vrou­wen ver­wer­pe­lijk. De zwak­ke fa­mi­lie­ban­den sto­ren hem.
Er is veel on­be­grip over de is­lam en het heb­ben van meer­de­re vrou­wen is niet be­spreek­baar.
*(02)
De veel aan­ge­kon­dig­de World Order moet ko­men, er moet meer hu­ma­nis­me zijn.
*(03)
De relatie Noord / Zuid is pro­ble­ma­tisch. Het Noor­den legt zijn cul­tuur op, zon­der de po­li­tiek te dwin­gen zich te wij­zi­gen.
*(04)
Het Noorden pleegt cul­tuur­ko­lo­ni­a­lis­me door eco­no­misch over­wicht.
*(05)
NGO’s moe­ten ont­wik­ke­ling be­vor­de­ren zon­der po­li­tie­ke in­vloed uit te oe­fe­nen.

MenuFo­toBe­ginIndex en het eindeTrans­criptie.

*(06)
Cultuur van het Wes­ten en de­mo­cra­tie / vrou­wen­rech­ten en kun­sten zon­der meer im­ple­men­te­ren in de Ara­bische we­reld.
*(07)
Het Noorden wil al­leen tech­no­lo­gie bren­gen zon­der het sys­teem te wil­len wij­zi­gen.
*(08)
Nederland doet veel voor Je­men, maar be­han­delt het mi­li­eu zeer slecht, moet be­ter! Me­dische hulp zeer suc­ces­vol.
*(09)
Een dichter in het ge­zel­schap wil meer Wes­ter­se li­te­ra­tuur in het Ara­bisch lezen om meer be­grip van het Wes­ten te krij­gen.
*(10)
Meer ontwikkeling van het ge­wo­ne volk no­dig.

MenuFo­toBe­ginIndex en het eindeTrans­criptie.

*(11)
Er is sprake van Euro­cen­tris­me, dat brengt Na­zis­me en Fas­cis­me voort.
*(12)
Rigide levens­wij­ze van Wes­ter­lin­gen, ‘ti­me is mo­ney’ men­ta­li­teit. Op­per­vlak­ki­ge le­vens­stijl.
*(13)
Gebrek aan emoties. Af­stan­de­lij­ke Wes­ter­ling in­for­meert niet naar pri­vé­om­stan­dig­he­den.
*(14)
Noorderling ziet Zui­der­ling als iemand die in tra­di­tio­ne­le kle­ding moet lo­pen. Als die dat niet doet dan wordt de per­soon af­ge­we­zen: Cul­tuur­ko­lo­nia­list.
*(15)
Iemand klaagt er­over dat hij in Ne­der­land erg hard moest stu­de­ren en daar­om geen so­ci­aal le­ven kon op­bou­wen. Vol­gens hem werd hij ex­tra zwaar be­last bij zijn stu­die om­dat hij een bui­ten­lan­der was.

MenuFo­toBe­ginIndex en het eindeTrans­criptie.

*(16)
Rationalisme en vrij­heid erg goed. Oos­ten wil dit ook.
*(17)
Westen te vrij en te open. Drugs­ver­slaaf­den in het open­baar zicht­baar, wekt er­ger­nis. (Zegt iemand over Ne­der­land.)
*(18)
Materiële ont­wik­ke­ling goed voor de he­le we­reld, maar de aan­bid­ding van het li­chaam, seks, ho­mo­sek­sua­li­teit voelt als een te­leur­stel­ling over het Wes­ten.
*(19)
Onjuiste en on­recht­vaar­di­ge kijk op de is­lam.
*(20)
Alle ontwikkeling van het Wes­ten komt oor­spron­ke­lijk uit het Oos­ten.

MenuFo­toBe­ginIndex en het eindeTrans­criptie.

*(21)
Het Oosten is beter dan het Wes­ten.
*(22)
Noorderlingen pionier van de ont­wik­ke­ling, dus spe­cia­le ver­ant­woor­de­lijk­heid, maar ook de is­lam heeft die ver­ant­woor­de­lijk­heid.
*(23)
Een soort hok­jes­denken van het Wes­ten ten op­zich­te van het Oos­ten
Er volgt een lang ver­haal van een man met een stok. Ik kan er nau­we­lijks een touw aan vast­kno­pen. (Hij doet het in het En­gels.) Voort­du­rend valt hij weer in is­la­mi­tische dog­ma­tiek. Twee keer spoor ik hem aan zijn ei­gen me­nig weer te ge­ven.
Volgens hem wor­den es­sen­tië­le vra­gen niet ge­steld. Oor­sprong van de mens en dat er wat na de dood is, wordt niet on­der­zocht.
De Franse re­vo­lu­tie was er voor de blan­ke, niet voor de rest van de we­reld. Dit is de oor­zaak van het ex­tre­mis­me.
Secularis­me vindt zijn oor­sprong in de is­lam.
Wat be­doelt hij? Of be­grijp ik hem ver­keerd?.
*(24)
Westen nog steeds ex­pan­si­o­nis­tisch / ko­lo­ni­a­list. De­mo­cra­ti­se­ren goed voor de Der­de We­reld.
*(25)
Kloof tussen Noord en Zuid hin­dert we­der­zijds be­grip. Er is ge­brek aan ver­trou­wen van het Wes­ten in an­de­ren. Er is spra­ke van een pro­ble­ma­tische re­la­tie.

MenuFo­toBe­ginIndex en het eindeTrans­criptie.

*(26)
Oosten wil eigen weg be­wan­de­len. Pro­ble­men van het Wes­ten ir­ra­tio­neel voor op­los­sing. (??)
*(27)
Westen denkt alles te we­ten. Eu­ro­pe­an­en heb­ben een su­pe­ri­o­ri­teits­ge­voel.
*(28)
Realisering van de doe­len van de ont­wik­ke­ling: meer aan­dacht voor de ar­men. We zit­ten al­le­maal in de­zelf­de boot.
*(29)
In de oudheid was het Oos­ten de ba­sis van de cul­tuur. In de oud­heid was het Oos­ten ver­der ont­wik­keld dan het Wes­ten. Nu is het an­ders­om.
Oosterlingen ver­ach­ten de waar­den van het Wes­ten. Er is in het Wes­ten seks­mis­bruik, de lief­de wordt in het open­baar be­dre­ven. Ob­sce­ni­tei­ten in de film.
De persoon in kwes­tie werd in Tsje­chië bij een me­dische be­han­de­ling door een ver­pleeg­ster ge­dwon­gen zich ge­heel uit te kle­den. Hij wei­ger­de zijn on­der­broek uit te doen en werd dus be­schouwd als lid van een pri­mi­tie­ve sa­men­le­ving. Een on­der­ont­wik­keld iemand.
*(30)
Wetenschap in het Wes­ten ver ont­wik­keld.
Ver­sprei­ding van het ge­loof / de gods­dienst van­uit het Wes­ten suc­ces­vol.
Tech­no­lo­gie een suc­ces.

MenuFo­toBe­ginIndex en het eindeTrans­criptie.

*(31)
Historische ver­ant­woor­de­lijk­heid van het Wes­ten voor de we­reld.
Globalisering door­voe­ren, maar die is niet za­lig­ma­kend. Er zijn ook na­de­len.
*(32)
Vrijhandel van goe­de­ren te­gen­gaan, ma­te­ria­lis­me be­strij­den.
Diversiteit is de ba­sis van de ont­wik­ke­ling.
*(33)
Zuiden wijst Wes­ter­se le­vens­stijl af, ge­schokt door vrij­heid, met uit­zon­de­ring van de ho­ge­re, het Wes­ten imi­te­ren­de klas­se, die de­ze le­vens­stijl van op­per­vlak­kig­heid zon­der na­den­ken over­nam.
Meerderheid van de be­vol­king is con­ser­va­tief. Zij staat vij­an­dig te­gen­over het Wes­ten. Al­les uit het Wes­ten is ver­wer­pe­lijk.
*(34)
De gastheer is het laat­ste aan het woord. Hij zegt het met 99% van de spre­kers on­eens te zijn.
Waarden en zeker­he­den, zo be­na­drukt hij eni­ge ma­len, zijn niet ab­so­luut. Er zijn geen ab­so­luut­he­den. [Be­hal­ve de­ze dan!: dixi.]
Hij heeft geen kri­tiek op de ethische en mo­re­le waar­den van het Wes­ten.
Iedereen op de he­le we­reld moet vrij­heid heb­ben. Po­li­tie­ke wil op­leg­gen is niet goed. Hu­ma­nis­me vóór al­les. Westerse waar­den voor ieder­een, zon­der re­stric­tie. Iden­ti­teit niet vast, maar ver­an­der­lijk.
Iedereen moet over­al kun­nen sa­men­wo­nen met of zon­der hu­we­lijk: van on­ge­lijk en ge­lijk ge­slacht.
De dub­be­le stan­daard voor toe­pas­sing van de men­sen­rech­ten moet het Wes­ten la­ten val­len. Men­sen­rech­ten ei­sen van al­le lan­den! Zon­der re­stric­ties.

MenuFo­toBe­ginIndex en het eindeTrans­criptie.

Goenboela (bom)

Gelukkig vraagt mij nie­mand wat ik er­van denk, of wat ik van de Ara­bische we­reld denk.
Ik had het over de open­heid van hen wil­len heb­ben, over het ont­bre­ken van een schei­ding tus­sen kerk en staat en het aan­we­zig zijn van een schei­ding tus­sen man en vrouw.
Ik dank hen voor hun bij­dra­ge en zeg al­les goed te zul­len be­stu­de­ren. (De ver­ta­ler, de me­de­wer­ker van de Am­bas­sa­de, lacht er een beet­je om.)
Taw­fīq, die eer­der ge­zegd had een bom (goen­boe­la) in het ge­zel­schap te wil­len gooi­en, doet dat als­nog. Die van zelf­kri­tiek. (Iets wat hij het ge­zel­schap im­pli­ciet ver­wijt, het ont­bre­ken er­van, na­tuur­lijk.)
Ik merkte dat dit een an­de­re bom was dan de oor­spron­ke­lijke. (Hij had wil­len ze­ggen, zo ver­telde hij me la­ter, dat chris­te­nen kun­nen zeg­gen dat de eer­ste chris­ten een jood was*(5).)
Taw­fīq kaart de schei­ding van de maat­schap­pij in een man­ne­lijk en een vrou­we­lijk deel aan. Waar zijn de vrou­we­lij­ke deel­ne­mers van de­ze gāt-ses­sie?
Er is hier vrij­heid van ge­spro­ken woor­den, maar is er ook vrij­heid van het ge­schre­ven woord?
Invloed van het Oosten op het Wes­ten groot. Hij (Taw­fīq) be­sluit met de woor­den: Ex oriente lux. (Uit het Oosten komt het licht.)
De tijd is op deze avond van het be­gin van de Ra­ma­ḍān om. De men­sen gaan één voor één naar huis.
Hoe zouden ze den­ken over de rest van de Ara­bische we­reld en hun puis­sant rij­ke ge­loofs­ge­no­ten? Ter­wijl Ne­der­land en Ja­pan de groot­ste geld­schie­ters zijn in Je­men?
Volgens de gastheer kan ieder­een bij een gāt-ses­sie zeg­gen wat hij wil, zon­der re­stric­ties. Hij kent niet al zijn be­zoe­kers. En­ke­len ko­men al­tijd, an­de­ren zijn nieuw, dat is geen be­lem­me­ring voor de vrij­heid van me­nings­ui­ting.

MenuFo­toBe­ginIndex en het eindeTrans­criptie.

Gebruikte ik Gāt?

Gebruikte ik gāt? Ja, in het begin kauw­de ik al­les fijn en pro­beer­de het spul in mijn mond te hou­den. Het speek­sel spoelt al­les naar be­ne­den. La­ter kauw ik niet meer en stop de blaad­jes me­teen in mijn wang. Dan bijt ik er een paar keer op. Ik neem niet zo­veel en merk dan ook niets van een ef­fect. (La­ter lees ik dat de be­gin­ner nooit iets van een ef­fect merkt.)
Hotel al-Gasmi circa 21.30 uur.
Normaal ge­spro­ken kan ik heel veel van mijn da­den van mi­nuut tot mi­nuut re­con­stru­e­ren. De­ze avond ech­ter kan ik me tot nu toe niet her­in­ne­ren hoe we ons ver­plaat­sten van het al-Gas­mi-ho­tel, naar het Taj She­ba hotel. Tot aan de over­kant van de Sayla [(dro­ge) ri­vier­bed­ding] lie­pen we. Tot aan de Alī Abd al-Moeġ­nī-straat, te­gen­over het Taj She­ba-ho­tel, weet ik niets meer.
Taw­fīq is erg stil. Door de gāt?
Hotel circa 23.00 uur.

MenuFo­toBe­ginIndex en het eindeTrans­criptie.

De rode hemel

Lezen: Yemen Times. Bed circa 00.00 uur.
Ik sprak even met de deur­wacht, ook be­dien­de op het ter­ras. Hij kijkt al­tijd naar me. Hij heeft een zach­te stem. Nu heeft hij een gāt-bult. [In zijn wang.]
Over twee of drie maan­den zal hij trou­wen, in een dorp in de buurt van (tus­sen) Ibb en Taᶜizz)
De hemel zal rood zijn van de af­ge­vuur­de ko­gels ter ere van hem!
En­ke­le da­gen la­ter vraag ik naar zijn naam. Hij heet NS.

MenuFo­toBe­ginIndex en het eindeTrans­criptie.

Verslag

Ik schreef, op mijn lap­top­com­pu­ter, een lange brief voor mijn re­la­ties in Ne­der­land. Die be­vat in­te­res­san­te ach­ter­grond­in­for­ma­tie, die ei­gen­lijk te veel was om ook nog eens ex­tra in mijn dag­boek neer te pen­nen. Ik ci­teer hier uit die tekst.

MenuFo­toBe­ginIndex en het eindeTrans­criptie.

Er is geen god

De gast­heer heeft een heel an­de­re kijk op het Wes­ten en is het voor 99% on­eens met zijn gasten. Hij zegt dat er geen waar­den en ze­ker­heden zijn die ab­so­luut zijn. De man is voor vol­le­di­ge (per­soon­lij­ke) vrij­heid, waar­bij hij ex­pli­ciet zegt dat ie­der in­di­vi­du zo moet kun­nen le­ven zo­als hij of zij dat wil. Ge­huw­de of on­ge­huw­de re­la­ties, sa­men­le­vings­vor­men van ge­lijk of on­ge­lijk ge­slacht. Vol­gens de gast­heer moet dat al­le­maal mo­ge­lijk zijn. Hij heeft slechts kri­tiek op het eu­ro­cen­tris­me, ver­der om­helst hij al­le wes­ter­se waar­den.
Ik kon mijn oren niet geloven. Nog nooit heb ik een Ara­bier ont­moet die dit durf­de te zeg­gen en ook nog wel en plein public. Zijn af­wij­zing van ab­so­lu­te waar­he­den en ze­ker­he­den be­te­kent, dat vol­gens hem de is­lam, of eni­ge an­de­re gods­dienst, geen ab­so­luut ge­ge­ven is en als ge­volg van die uit­spraak, God ook niet. Er zijn maat­schap­pij­en die je voor min­der een kop­je klei­ner ma­ken.
Ik vroeg de man of dit geen con­se­quen­ties voor hem had, maar hij leg­de mij uit dat tij­dens een gāt-ses­sie ie­de­reen voor zijn me­ning uit mag ko­men, zon­der dat dat ge­vol­gen heeft voor de spre­ker. Toen ik ver­on­der­stel­de dat hij dat al­leen maar kon doen met de men­sen van zijn vas­te kring, zei hij dat som­mi­ge men­sen ie­de­re week ko­men (maan­dag was de vas­te bij­een­komst­dag) maar dat er ook ie­de­re week een aan­tal vreem­de, nieu­we, ge­zich­ten bij zijn. Vrije me­nings­ui­ting is dus tij­dens een gāt-zit­ting mo­ge­lijk.*(6)

MenuFo­toBe­ginIndex en het eindeTrans­criptie.

Wijnfeest

De maan­sik­kel werd dit jaar ge­du­ren­de mijn gāt-ses­sie, om on­ge­veer 20.45 uur waar­ge­no­men. Het be­gin van de Ra­ma­ḍān kwam ook voor de aan­we­zi­gen on­ver­wachts, hoe­wel ze er al enigs­zins re­ke­ning mee had­den ge­hou­den dat het zou kun­nen ge­beu­ren.
Men ver­tel­de mij, voor­dat we naar het huis van de gast­heer gin­gen, dat de voor­avond van de Ra­ma­ḍān in Soe­dan Ḵam­riy­ya heet. (De per­soon die ons mee nam naar deze gāt-ses­sie is een Soe­da­nees). Ḵamr is het Ara­bische woord voor wijn, een voor mos­lims ver­bo­den drank. Ḵam­riy­ya im­pli­ceert dan dat “los­ban­dig­heid” is toe­ge­staan. Ook het drin­ken van ḵamr, zo zei de Soe­da­nees. Al­les(?) is toe­ge­staan.
Onze gast­heer haal­de de drank ech­ter niet te­voor­schijn, hij had die waar­schijn­lijk niet in huis. Drank is of­fi­ci­eel niet te koop in Je­men.

MenuFo­toBe­ginIndex en het eindeTrans­criptie.

Noten

*(1)
Gāt-ses­sie. (ﺍﻟﻘﺎﺕ) Gāt geldt in Je­men als een ‘eer­ste le­vens­be­hoef­te’, maar in som­mi­ge Golf­sta­ten, zo­als in Ver­enig­de Ara­bische Emi­ra­ten en in Koe­weit, is het in be­zit heb­ben van gāt is al ge­noeg voor zes­tien jaar ge­van­ge­nis­straf, laat staan het ge­bruik ervan. Ik heb me zelfs la­ten ver­tel­len dat in Sa­oe­di-Ara­bië het hoofd van de romp ge­schei­den wordt, mid­dels een zwaard, wan­neer je dit spul al­leen maar bij je hebt.
Gāt is een licht ver­do­vend en ver­sla­vend mid­del. Ie­de­re na­mid­dag, 365 da­gen per jaar, valt in heel Noord-Je­men de eco­no­mie vol­le­dig stil voor het gāt-ge­bruik.
De gāt-blaad­jes ko­men van een struik (Catha edulis) en mo­gen niet in­ge­slikt worden, maar moe­ten in de mond ‘op­ge­sla­gen’ wor­den, in de wang. Daarom heet het ge­bruik er­van het op­slaan van de gāt: ḵazn al-gāt.
Volgens (niet door mij ge­con­tro­leer­de) bron­nen zou in Noord-Je­men 80% van de man­nen en 60% van de vrou­wen ver­slaafd aan de gāt.
Een bijkomend ef­fect van het mid­del, naast de roes, is dat het de eet­lust on­der­drukt. Veel Je­me­nie­ten zijn zo ma­ger als een lat en heb­ben be­nen niet veel dik­ker dan lu­ci­fer­stok­jes.
De bijeenkomst die ik bij­woon­de speel­de zich af in het woon­huis van de hoog­ste di­plo­maat uit een van de Golf­sta­ten. Er zat een groep van on­ge­veer acht­tien tot twin­tig man­nen op kus­sens op de grond langs de vier wan­den van de maf­raǧ. Wij moch­ten tus­sen hen plaats­ne­men en kre­gen van en­ke­len en­ke­le tak­ken gāt aan­ge­bo­den.
Wikipedia: Qat (drug).
Mafraǧ. Een ka­mer in een woon­huis die spe­ci­aal ge­bruikt wordt voor gāt-bij­een­kom­sten. Mees­tal be­vindt die zich op de hoog­ste ver­die­ping, maar het komt voor dat een gro­te ka­mer op een an­de­re ver­die­ping, of op de be­ga­ne grond, ge­bruikt wordt als maf­raǧ.
Interne link: Mafraǧ.

Te­rug.

*(2)
Ra­ma­ḍān. Ra­ma­ḍān, is de naam van de ne­gen­de maand van de is­la­mi­tische ka­len­der en is de maand waar­in mos­lims tus­sen zons­op­gang en zons­on­der­gang ver­plicht zijn te vas­ten. Het naam Ra­ma­ḍān is in on­ze stre­ken min of meer een sy­no­niem ge­wor­den voor ‘vas­ten’, maar in het Ara­bisch heet de­ze (in-)ac­ti­vi­teit: al-ṣaum: het vas­ten, ge­du­ren­de de maand Ra­ma­ḍān.
Het vas­ten, an sich, heet: ṣiyām en een man die zich daar­aan houdt is een ṣā­’im en een vrouw een ṣā­’ima. (Meer ge­slach­ten kent de is­lam niet.)
De islam kent twaalf maan-maan­den. Hier­van heb­ben zes maan­den 29 da­gen en de ove­ri­ge maan­den 30 da­gen. De acht­ste maand heet Šaᶜ­bān [Sja’­baan] en om­vat 30 da­gen. Om het begin van el­ke maand, dus ook van de Ra­ma­ḍān, vast te stel­len moet de nieu­we maan waar­ge­no­men wor­den door iemand die te goe­der naam en faam be­kend staat (een per­soon die ᶜadl is) en het be­gin van de maan­den mag niet be­re­kend wor­den.
Een is­la­mi­tsche nieu­we dag be­gint niet, zo­als in on­ze stre­ken ge­brui­ke­lijk is, om mid­der­nacht, maar vangt aan di­rect na zons­on­der­gang.
Wanneer nu aan het eind van de 29e Šaᶜbān, dat is vlak voor zons­on­der­gang, of in avond of nacht van de 30e Šaᶜbān (de nieu­we dag be­gint im­mers na zons­on­der­gang), maar dus nog voor­dat het dag­licht van de laat­ste dag aan­breekt, een ᶜadl de nieu­we maan waar­neemt, moet nog die och­tend de maand Ra­ma­ḍān be­gin­nen en dus ook het vas­ten een aan­vang ne­men. Wan­neer de nieu­we maan on­zicht­baar is ge­ble­ven, door be­wol­king, of door een an­de­re oor­zaak, dan vangt de maand Ra­ma­ḍān pas aan na af­loop van de der­tig­ste dag van de acht­ste maand Šaᶜbān. Dus wan­neer die ‘vol’ is: 30 da­gen lang is. De der­tig­ste Šaᶜbān geldt dan als een ‘twij­fel­dag’. Wan­neer de nieu­we maan wordt waar­ge­nomen en de vol­gen­de och­tend de maand Ra­ma­ḍān aan­vangt, maakt men dit be­kend mid­dels een ka­non­schot. Hoe dat daar­voor ge­beur­de, voor­dat ka­non­nen in de is­la­mi­tische we­reld wer­den ge­ïntro­du­ceerd, weet ik niet, waar­schijn­lijk werd de blij­de bood­schap (want Ra­ma­ḍān is de maand waar­in mos­lims niet dood kun­nen gaan, zie: 4 de­cem­ber jl.) van­af de mi­na­ret­ten rond ge­schreeuwd.

MenuFo­toBe­ginIndex en het eindeTrans­criptie.
Te­rug.

 
Een vas­ten­dag in de maand Ra­ma­ḍān vangt aan bij zons­op­gang (faǧr) en ein­digt bij zons­on­der­gang (maġrib). De eerste avond­maal­tijd na het vas­ten heet fa­ṭoer en de laat­ste (och­tend) maal­tijd heet sa­ḥoer.
Dat vasten is zeer wel doen­lijk wan­neer men in stre­ken tus­sen bei­de keer­krin­gen woont, maar de al­mach­ti­ge en al­we­ten­de god, die de­ze vas­ten­pe­ri­o­de ver­or­don­neer­de, wist waar­schijn­lijk niet dat de aar­de een bol was en dat mos­lims in de buurt van de po­len zou­den gaan wo­nen, waar het zon­licht niet al­tijd door­dringt, of, in een an­der jaar­ge­tij­de, nooit on­der­gaat. In ieder geval schrijft de we­reld­rei­zi­ger Ibn Baṭṭoeṭa (Tan­ger, 1304 – Fez, 1368 of 1369 AD.) in zijn reis­ver­slag over het on­ge­mak dat mos­lims in Rus­land er­va­ren, met na­me in de zo­mer, wan­neer net is op­ge­roe­pen voor het avond­ge­bed, na zons­on­der­gang en men dus het vas­ten mag bre­ken, bin­nen de kort­ste ke­ren al­weer op­ge­roe­pen wordt voor het och­tend­ge­bed, bij zons­op­gang, en men dus weer moet be­gin­nen met vas­ten.
Het vas­ten be­staat voor een mos­lim in een vol­strek­te ont­hou­ding van zo­wel al­le spijs en drank als van de ech­te­lij­ke om­gang met zijn vrouw of vrou­wen. De wet is in dit op­zicht zeer streng. De ge­ring­ste vas­te of vloei­ba­re voe­dings­be­stand­de­len, zelfs de rook van ta­bak of opium, wel­ke in het li­chaam ko­men, ma­ken het vas­ten voor de ge­he­le dag on­gel­dig en ie­de­re han­de­ling ter be­vre­di­ging van de wel­lust is een vas­ten­de vol­strekt ver­bo­den. Van de vroeg­ste mor­gen­stond tot na zons­on­der­gang heeft men on­af­ge­bro­ken in de­ze toe­stand van ont­hou­ding door te bren­gen.
Alvorens men aan­vangt met vas­ten moet men de in­ten­tie tot vas­ten for­mu­le­ren. (De niey­yah.)
Aanbevelens­waar­dig geldt het om de ge­he­le dag in ge­pas­te stem­ming door te bren­gen. Voor­al ont­houdt men zich van twis­ten, schel­den, lie­gen en kwaad­spre­ken, ook van ‘bo­ze be­geer­ten’. Daar­en­te­gen be­ij­vert men zich, naar ver­mo­gen, in het vol­bren­gen van goe­de wer­ken, zo­als het re­ci­te­ren van de ko­ran of naar een re­ci­ta­tie van de ko­ran luis­te­ren.

MenuFo­toBe­ginIndex en het eindeTrans­criptie.
Te­rug.

 
Verplicht tot vas­ten is ie­de­re meer­der­ja­rige mos­lim die in het be­zit is van zijn / haar ver­stan­de­lij­ke ver­mo­gens. (ᶜAgil en Bāliġ.)
Minder­ja­ri­gen zijn niet tot vas­ten ver­plicht, maar moe­ten van­af hun ze­ven­de jaar daar­toe aan­ge­spoord wor­den.
Krankzin­ni­gen zijn uit­ge­sloten van vas­ten, om­dat zij niet in staat zijn de in­ten­tie (de niey­yah) te for­mu­le­ren.
Vrouwen, die door de men­stru­a­tie in een ri­tu­eel on­rei­ne toe­stand ver­ke­ren, zijn daar­door wet­te­lijk ver­hin­derd te vas­ten en moe­ten de ver­zuim­de vas­ten­da­gen la­ter in­ha­len.
Vrij­stel­ling tot vas­ten geldt voor:
1.) Zieken en rei­zi­gers. Ver­zuim­de da­gen moe­ten la­ter wor­den in­ge­haald. Met hen ge­lijk­ge­steld zijn per­so­nen die ie­de­re nacht zwa­re ar­beid moe­ten ver­rich­ten en daar­door niet tot vas­ten in staat zijn.
2.) Zwangere en zo­gen­de vrou­wen, maar ook zij moe­ten de ver­zuim­de da­gen la­ter in­ha­len.
3.) Ouderen en zie­ken, die niet meer op her­stel kun­nen re­ke­nen, hoe­ven niet te vas­ten en kun­nen de ver­zuim­de da­gen ook la­ter niet meer in­ha­len. Zij moe­ten daar­om een los­prijs of zoen­geld (fidya) be­ste­den om een be­paal­de hoe­veel­heid le­vens­mid­de­len aan de ar­men te ge­ven. De hoe­veel­heid is in de is­la­mi­tische wet vast­ge­steld.
Op het op­zet­te­lijk ver­bre­ken van de vas­ten staat een niet mal­se boe­te.

Een deel van bo­ven­staan­de tekst is ge­ba­seerd op:
Hand­lei­ding tot de ken­nis van De Mo­ham­me­daan­sche wet vol­gens de leer der Sjā­fiᶜi­tische school, door Dr. Th. W. Juyn­boll. 4e druk. Lei­den, E.J. Brill (1930).
WorldCat: Hand­lei­ding tot de ken­nis ….

Te­rug.

*(3)
Interview met al-Ṯawra en The Yemen Times over de al-Aḥgāf-bi­blio­theek voor hand­schrif­ten (ma­nus­crip­ten) te Tarīm, waar wij een maand werk­ten, in het ka­der van het ge­schenk van de Ne­der­land­se re­ge­ring aan die bi­blio­theek.

Te­rug.

*(4)
Samenzwering. Zie ook Abd al-Karīm op 10 december jl.
De di­plo­maat, in wiens huis wij te gast wa­ren tij­dens de­ze gāt-ses­sie, fluis­ter­de in mijn oor dat men in de Ara­bische we­reld wes­ter­se oriën­ta­lis­ten ziet als een soort spi­on­nen, men­sen die iets te ver­ber­gen heb­ben, men­sen die voor een wes­ter­se mo­gend­heid wer­ken, die per de­fi­ni­tie, zo lijkt het wel, pro-Is­ra­ë­lisch is. Men kan zich niet voor­stel­len dat er in het Wes­ten men­sen zijn die se­rieus be­lang­stel­ling heb­ben voor de Ara­bische / is­la­mi­tische we­reld en zich toch niet tot de is­lam be­ke­ren. Een ver­ge­lijk­ba­re be­lang­stel­ling voor het Wes­ten komt in de Ara­bische we­reld niet voor. Oc­ci­den­ta­lis­ten zijn er niet.

Te­rug.

*(5)
Anti-semi­tisme. Men mag ver­on­der­stel­len, dat, zacht ge­zegd, er in de is­la­mi­tische we­reld geen gun­sti­ge opi­nie be­staat over Jo­den in de we­reld. Uit ei­gen er­va­ring kan ik er een en an­der over mel­den.
Zie 1992:
28 juli, waar­op men in Sy­rië mij ver­telt dat het jam­mer is dat Adolf Hit­ler dood is, want nu is er nie­mand meer die de jo­den ver­moordt.
5 augustus, wan­neer een com­mu­nist van de Koer­dische PKK-­par­tij me in Da­mas­cus ver­telt dat Adolf Hit­ler een goe­de vent was.
7 augustus, als een Fran­se vrien­din in Da­mas­cus mij er­op wijst dat de Sy­riër, die ons na­mens zijn re­ge­ring moet be­spi­o­ne­ren, een fan van Adolf Hit­ler is.
Zie 1996:
3 juni wan­neer een fa­mi­lie­lid van de gast­heer, in wiens huis in Ta­rīm ik aan een avond­maal­tijd aan­ge­scho­ven ben, mij ver­schrikt vraagt: “Toch ze­ker geen Jo­den?”, na­dat ik hem uit­ge­legd had dat in Ne­der­land al­le gods­dien­sten aan­we­zig zijn en een ge­lijk­waar­di­ge plaats heb­ben.

Te­rug.

*(6)
Het vrije woord. Het op­schrij­ven en pu­bli­ce­ren van je ei­gen kri­tische me­ning is na­tuur­lijk een an­der ver­haal, zo­als ik hoor­de van de hoofd­re­dac­teur van de in het En­gels ver­schij­nen­de kri­tische krant The Ye­men Ti­mes. Als je bij­voor­beeld zou wil­len pu­bli­ce­ren over cor­rup­te amb­te­na­ren of mi­nis­ters kan dat je dood be­te­ke­nen. Je kri­tisch uit­la­ten over de is­lam ligt even­eens moei­lijk. The Ye­men Ti­mes is (in 1997 / 98) op In­ter­net te vin­den, maar nu (2017) niet meer, als ge­volg van de bur­ger­oor­log in Je­men.

Te­rug.


MenuFo­toBe­ginEindeTrans­criptie.

Index

Index van ter­men:
Index van per­so­nen:
.
Index van lo­ca­ties:

Me­nuFo­toBe­ginHoofd­in­dex.

Trans­crip­tie van de klin­kers in Ara­bische woor­den.

A / a klinkt als ‘a’ in ‘pan’, I / i klinkt als ‘i’ in ‘pin’, U / u klinkt als ‘oe’ in ‘poen’.
Ā / ā klinkt als ‘a’ in ‘ma’, Ī / ī klinkt als ‘i’ in ‘mi’, Ū / ū klinkt als ‘oe’ in ‘moe’.

Klik hier voor het over­zicht van de trans­crip­tie in Ara­bische woor­den.

Me­nuFo­toBe­ginHoofd­in­dex.


Jemen 1997
Jemen 1997 (be­knopt over­zicht).
Je­men 1997: de da­gen in chro­no­lo­gische volg­or­de.
Je­men 1997: al­le foto’s.


Jemen 1996
Jemen 1996 (be­knopt over­zicht).
Je­men 1996: de da­gen in chro­no­lo­gische volg­or­de.
Je­men 1996: al­le foto’s.


De au­teur de­zes kan niet ga­ran­de­ren dat al­le links naar ex­ter­ne web­si­tes (dus die van der­de par­tij­en) al­tijd zul­len blij­ven be­staan. Fo­to’s in Goog­le Maps, bij­voor­beeld, kun­nen ver­dwij­nen wan­neer de ei­ge­naar ze weg­haalt. Ook aan an­de­re links kan een ein­de ko­men, of kun­nen in on­ge­bruik ra­ken.
Wan­neer u een niet wer­ken­de link con­sta­teert kunt u dat mel­den in het re­ac­tie­veld. Bij voor­baat dank.

28 december 1997


Militaire post

Dit is de mi­li­tai­re post aan de zij­de van de Ḥa­ḍra­maut. De per­soon, in het mid­den van het beeld, is mis­schien wel die jon­ge­man die ons om een lift ver­zocht en die door een mi­li­tair werd weg­ge­voerd. Ik weet het niet meer.
De ta­fel­ber­gen op de ach­ter­grond ho­ren nog bij de laat­ste Ḥa­ḍra­mi­tische ken­mer­ken. Links (niet in beeld) ligt de woes­tijn, de Ram­lat al-Sab­­ᶜa­tayn, die we zul­len door­krui­sen op weg naar Ma­’rib en Ṣa­naᶜā’.

Het Tarīm-project 1997

1997 – 2017: twin­tig jaar ge­le­den

Tarīm: Hadramaut, Jemen

Dagboek 1997

(Dag 9465) Ik ben in de Ḥaḍramaut (Zuid-Je­men) even buiten de stad Šibām en lo­geer daar in het Gaṣr al-Ḥaw­ṭa-ho­tel (Het Ḥaw­ṭa Pa­la­ce Ho­tel). Van­daag gaan mijn col­lega Taw­fīq en ik met een au­to en Be­doe­ïe­nen­gids door de woes­tijn naar de hoofd­stad van Je­men: Ṣa­naᶜā’. – Mijn ver­slag, op mijn lap­top ge­schre­ven, be­vat meer (ach­ter­grond)­in­for­ma­tie dan mijn dag­boek­ver­slag. – De munt­een­heid in Je­men is de Rial (YER). (1 rial = f. 0,015 (an­der­hal­ve cent), dus 100 rial = f. 1,50.)

MenuFo­toIndex en het eindeTrans­criptie.

 
 

Zondag, 28 december 1997.
Šibām (Šibām: Gaṣr al-Ḥaw­ṭa-hotel) – Ṣanaᶜā’: 40/8.
’s Nachts werd ik een paar keer wak­ker, maar om 04.15 uur liep de wek­ker af en maak­te me de­fi­ni­tief wak­ker.
Op circa 04.30 uur.
Om 05.00 uur vertrek­ken Taw­fīq en ik met een Land­crui­ser (zon­der ont­bijt) naar Ṣa­naᶜā’, waar we om 17.00 uur het Gas­mi-ho­tel betreden.

MenuFo­toBe­ginIndex en het eindeTrans­criptie.

Nā­ǧī, on­ze chauf­feur

Onze chauf­feur tot Ma­’rib is Nā­ǧī van de Aš­rāf-stam uit Ma­’rib. Hij heeft twee doch­ters en ze­ven ka­me­len. Deze au­to is niet van hem, maar van de ša­rīf.(?)
We rijden west­waarts, maar Ši­bām zien we niet.

MenuFo­toBe­ginIndex en het eindeTrans­criptie.

Maṭ­ᶜam al-Maḵ­nag

We ko­men rond 06.00 uur aan bij het res­tau­rant al-Maḵ­nag, waar ik ver­le­den jaar met Abd al-Raḥ­mān en de chauf­feur Mu­ham­mad drie keer kwam, op de dag dat we Wā­dī Dū­ᶜan be­zoch­ten*(01).
Daar stapt de tweede Be­doe­ïen­, die van­af Gaṣr al-Ḥaw­ṭa in de au­to zat, uit. We blij­ven een uur in het res­tau­rant en eten er ḵoebz (het gro­te plat­te brood, dat al­leen smaakt als het warm is, maar an­ders als kar­ton is) met ge­bak­ken ei.
Omdat ik ge­volg moet ge­ven aan de roep van de na­tuur, ben ik geen ge­tui­ge van het ri­tu­eel slach­ten van een ka­meel. Ik zie wel het ont­ziel­de li­chaam han­gen.

MenuFo­toBe­ginIndex en het eindeTrans­criptie.

Pro­to-his­to­ri­ca

Van­uit al-Maḵ­nag ‘dui­ken’ we om cir­ca 07.00 uur het zand in: de Ram­lat al-Sab­ᶜa­tayn*(02).
Nā­ǧī heeft be­hal­ve een pis­tool, ook een Ka­lasj­ni­kov*(03) (voor de show?) bij zich.
Tot circa 13.00 uur duurt het voor­dat we in Ma­’rib zijn.
We maken ken­nis (al in het al-Maḵ­nag res­tau­rant) met een stel Fran­sen. Een jon­ge­man, die nog moet af­stu­de­ren in het Ara­bisch, zijn vrouw, een pro­to-his­to­ri­ca en een vrien­din, die op be­zoek is bij hen.
De jongeman rijdt zelf in een Mit­su­bi­shi Pa­je­ro door de woes­tijn, ter­wijl Nā­ǧī hen ook gidst. De kennismaking blijft op het oppervlakkige niveau.

MenuFo­toBe­ginIndex en het eindeTrans­criptie.

Tanks

Nā­ǧī is een knap­pe jon­ge­man, een ech­te Be­doe­ïe­ne, met een kop zo­als die op de fo­to’s van Wil­fred The­si­ger*(04) voor­ko­men. Een ka­rak­te­ris­tie­ke Be­doe­ïe­nen­kop, een en an­der wordt ver­sterkt door de ro­de koe­fiy­ya*(05) die hij draagt.
De weg door de woes­tijn be­gint daar waar de tanks in­ge­gra­ven zijn, met de loop de woes­tijn in ge­richt, waar een aan­tal sol­da­ten staan, een thee­huis is en twee man­nen in ba­rak­ken wo­nen.

MenuFo­toBe­ginIndex en het eindeTrans­criptie.

Jongen (in de war?)

Een jon­gen, dui­de­lijk in de war, vraagt aan ons een lift. Taw­fīq wei­gert die. Hoe zou ik heb­ben ge­re­a­geerd? Ik was er niet tuk op om hem mee te ne­men. Hoe komt zo ie­mand zo­ver van de be­woon­de we­reld, hier te­recht?
Na een woor­den­wis­se­ling met Nā­ǧī wordt de jon­gen door een mi­li­tair af­ge­voerd / mee­ge­no­men.

MenuFo­toBe­ginIndex en het eindeTrans­criptie.

Ram­lat al-Sab­ᶜa­tayn

De andere kant van de woes­tijn wordt ook be­grensd door tanks, niet in­ge­gra­ven, de­ze keer, maar de lo­pen ook rich­ting woes­tijn.
Tussen die lo­pen, in oost en west, één gro­te zand­vlak­te met op som­mi­ge plaat­sen au­to­ban­den­spo­ren, meer dan vijf­tig me­ter breed.
Soms rijden ‘kolonnes’ van vijf of zes Land­cruisers in te­gen­ge­stel­de rich­ting met ho­ge snel­heid langs. De ‘weg’ (pis­te) is heel breed en de af­stand met te­gen­lig­gers (ook tank­au­to’s) is soms meer dan hon­derd me­ter. (Links of rechts, ieder kiest zijn ei­gen pad.)
Soms rijden we in één spoor en en­ke­le te­gen­lig­gers zijn mooie jon­gens.
De aanleg van een ver­keers­weg vor­dert al in oost en west.
Op een zandrug houden we halt. Het lijkt Kat­wijk aan Zee wel. Er staan tien­tal­len au­to’s en de men­sen lo­pen rond om de be­nen te strek­ken. (Of om hun be­hoef­te te doen?) Veel pri­va­cy is er niet.
Volgens de Fran­se pro­to-his­to­ri­ca zijn hier veel gra­ven, ge­ken­merkt door rond ge­plaat­ste ste­nen.
Op sommige plaat­sen ka­meel­kud­des, ka­meel­kleu­rig en zwart. Het land­schap: zand­kleur­ig zand, dat wil zeg­gen: ka­meel­kleu­rig zand, maar ook zwart en soms wit. Nā­ǧī denkt dat het van schel­pen is. Ik denk dat het zout is.
We stop­pen niet. We jak­ke­ren maar voort, soms 130 km per uur.

MenuFo­toBe­ginIndex en het eindeTrans­criptie.

Ge­wicht­loos?

Als Nā­ǧī even niet op­let en met de cas­set­te­spe­ler be­zig is, doemt plot­se­ling een dro­ge sloot op. De klap is enorm. De au­to vliegt door de lucht en stui­tert ver­schil­len­de ke­ren voor­dat hij weer zijn weg ver­volgt. Wij, Nā­ǧī, Taw­fīq en ik vlo­gen nog net niet ‘ge­wicht­loos’ rond. Daar­na rijdt hij niet meer zo snel, maar toch nog snel ge­noeg om niet in de plaat­sen met rul zand weg te zak­ken.
Op sommige plaat­sen is het groen ge­noeg om ka­me­len te wei­den. Op an­de­re plaat­sen staat veel klein struik­ge­was.
Twee der­de van de rit zit ik voor­in en Taw­fīq op de ach­ter­bank. We mo­gen de ra­men al­leen maar open­doen als de weg zo hard is dat het niet stoft, an­ders moe­ten de ra­men dicht blij­ven*(06). Het wordt dus steeds war­mer in de au­to. Nā­ǧī be­gint dan ook steeds meer te knik­ke­bol­len en valt zelfs ge­re­geld in slaap. Veel kwaad kan dat niet. Voor ons ligt een enor­me plat­te zand­vlak­te.
We steken dwars door de Ram­lat al-Sab­ᶜa­tayn. Rechts naast ons al-ᶜAbr, voor ons Ǧabal al-Ṯa­niy­ya, [de Ṯa­niy­ya-berg] die op berg­top­pen lij­ken die uit­ste­ken bo­ven de wol­ken en op die wol­ken, heel vlak, rij­den wij.
Ik zou het niet ge­mist wil­len heb­ben, maar ik hoef geen twee­de keer en het was dus niet spec­ta­cu­lair.

MenuFo­toBe­ginIndex en het eindeTrans­criptie.

Ma’­rib

In Ma­’rib eten we in een la­waai­ig res­tau­rant de be­ken­de kip met rijst.
Ik probeer een stel goed ver­zorg­de toe­ris­ten te cho­que­ren door ook met mijn han­den te eten*(07). Rijst, met na­me. Het gaat erg goed, hoe­wel het geen kleef­rijst is en ik het voor de eer­ste keer in mijn le­ven doe.
Een rondrit door Ma­’rib slaan we af. Taw­fīq zag het al een keer en ik hou niet van do­de ste­nen in de woes­tijn.

MenuFo­toBe­ginIndex en het eindeTrans­criptie.

Rij­den­de bom

Voor 3.400 rial [f. 51,00] wil een chauf­feur ons wel naar Ṣa­naᶜā’ bren­gen.
De vele mi­li­tai­re con­tro­les on­der­weg zijn een kriem, maar de chauf­feur ver­telt steeds dat we van de Šir­ka (fir­ma) zijn. Ze­ker de olie­maat­schap­pij, die in de woes­tijn lag, be­waakt door veel ge­schut. (Vol­gens Taw­fīq, want ik sliep.)
Na enige tijd is er een an­de­re re­den waar­om men ons met spoed door­laat: we zit­ten in een rij­den­de bom!
De volkomen gek­ke, schreeu­wen­de, in plaats van pra­ten­de, chauf­feur rijdt on­der­weg over een steen. Een enor­me klap.
Hij kijkt om. De au­to ram­melt een beet­je.
Ik kijk om: er ligt een spoor van ben­zi­ne en de au­to ram­melt steeds meer.
De chauffeur stopt. Er moet eerst een steen ach­ter een van de wie­len gel­egd wor­den, an­ders loopt de auto de stei­le hel­ling ach­ter­waarts naar be­ne­den.
We blijken een lek­ke band te heb­ben en uit de tank gutst de ben­zi­ne.
De chauffeur com­man­deert, maar Taw­fīq be­grijpt hem niet, laat staan ik.
Het gat in de tank wordt uit­ein­de­lijk ge­dicht met een zak­doek van Taw­fīq en smeer van een an­de­re au­to, waar­van de chauf­feur wel stop­te om ons te hel­pen, ter­wijl on­ze chauf­feur niet stop­te om an­de­ren te hel­pen, voor­dat wij pech kre­gen. Wel­licht was on­ze aan­we­zig­heid daar de­bet aan.
De chauffeur kan met zijn lek­ke tank vrij­wel al­le vol­gen­de weg­con­tro­les snel pas­se­ren.
Voor het bren­gen naar het Gas­mi-ho­tel wil hij nog ex­tra heb­ben en ik geef hem nog eens 400 rial.
Circa 17.00.
Er is door Taw­fīq be­gin de­cem­ber al een ka­mer ge­re­ser­veerd voor ie­der van ons. We ne­men on­ze in­trek en gaan de stad in. Over­leg­gen in het ho­tel en ik ga rond 23.30 uur moe naar bed.
Weer: ’s och­tends en ’s avonds fris. Over­dag warm.
Ondanks een ‘ge­vaar­lij­ke’ woes­tijn en een lek­ke ben­zi­ne­tank, geen span­nen­de dag.

MenuFo­toBe­ginIndex en het eindeTrans­criptie.

Verslag

Ik schreef, op mijn lap­top­com­pu­ter, nog een ver­slag dat be­doeld was voor een brief voor mijn re­la­ties in Ne­der­land. Dat be­vat soms meer ach­ter­grond­in­for­ma­tie, maar ge­deel­te­lijk be­vat het ook tekst die hier­bo­ven al staat. Ik ci­teer hier uit dat ver­slag.

MenuFo­toBe­ginIndex en het eindeTrans­criptie.

Ge­zichts­be­drog

Op het dashboard lag het pistool van Nā­ǧī en tus­sen hem en mij lag zijn Ka­lash­ni­kov. Een rit door de­ze woes­tijn geldt als bij­zon­der ge­vaar­lijk. Er wor­den ge­re­geld toe­ris­ten ont­voerd*(08).
Honderdtien dol­lar be­taal­den Taw­fīq en ik per per­soon voor een rit door die gro­te zand­bak, die me ove­ri­gens erg te­gen­viel. Van­uit de lucht had ik het ge­bied reeds ve­le ma­len ge­zien. De laat­ste keer dat ik er over­heen vloog was op 24 november jl. Toen leek het net als­of ik in de be­ne­den­ver­die­ping van een lang­zaam rij­den­de dub­bel­deks trein zat. Het zand was zo dicht­bij dat ik dacht dat ik kon uit­stap­pen en een stuk­je kon mee­lo­pen. Ge­zichts­be­drog vanaf tien ki­lo­meter hoog­te.
Die zondagochtend ston­den we in dat zand, maar mee­lo­pen was er niet bij.
Het laatste teken van de be­scha­ving aan de Ḥa­ḍra­mi­tische zij­de, the mid­dle of no­where, zijn de twee lo­pen van in het zand in­ge­gra­ven tanks. Naar het wes­ten ge­richt, de woes­tijn in.
In het thee­huis naast die tanks, waar een man he­le­maal al­leen woont met slechts een paar mi­li­tai­ren in zijn di­rec­te na­bij­heid, dron­ken we net een glaas­je thee toen een jon­ge­man ge­kleed in vod­den aan ons vroeg of we hem een lift kon­den ge­ven. In zijn hand had hij een plas­tic zak met wat rom­mel er­in. Hij maak­te een ver­war­de in­druk. Nā­ǧī sprak met hem en noem­de hem maǧ­nūn (gek). Hoe kwam een gek in dit van God ver­la­ten oord te­recht?
Een van de mi­li­tai­ren kwam naar de jon­gen toe, sloeg een arm om hem heen en voer­de hem met zach­te dwang weg. Toen we wil­den we­ten wat dat al­le­maal te be­te­ke­nen had, werd ons te ver­staan ge­ge­ven dat het niet on­ze za­ken wa­ren.
Het eer­ste te­ke­nen van be­scha­ving aan de Ṣa­naᶜānī-zij­de zijn twee lo­pen, niet in­ge­gra­ven, maar wel weer van tanks, nu naar het oos­ten ge­richt, de woes­tijn in.

MenuFo­toBe­ginIndex en het eindeTrans­criptie.

Woes­tijn­rit

Wat was er nu tus­sen die vier lo­pen te zien? Zand, grind, ka­me­len, fa­ta mor­ga­na’s, en­ke­le heu­vels, struik­ge­was, veel Land­crui­sers met nog veel meer toe­ris­ten en voor­al enor­me stof­wol­ken.
Het was warm in de au­to. We moch­ten van Nāǧī de ra­men niet open doen van­wege het stof dat als een dik­ke mist door de au­to op­ge­wor­pen werd. De rit door de Ram­lat al-Sab­ᶜa­tayn was voor­al voor Nā­ǧī erg zwaar. Waar hij de nacht had door­ge­bracht weet ik niet, maar dat hij niet goed ge­sla­pen had was dui­de­lijk. In de warm­te van de au­to be­gon hij af en toe te knik­ke­bol­len. Na een tijd­je viel hij ge­woon in slaap, bij een snel­heid van hon­derd ki­lo­me­ter per uur. Dat maak­te niet veel uit. De weg was vlak en het eer­ste ob­sta­kel dat voor ons lag, lag op meer dan vijf ki­lo­me­ter af­stand. Af en toe open­de hij de ogen om te zien of het nog goed ging.
Af en toe moest Nā­ǧī ook in de spie­gel kij­ken om te zien of de drie Fran­sen, twee vrou­wen en een man, die zelf zijn Mit­su­bi­shi Pa­je­ro reed, ons nog wel bij kon hou­den.

MenuFo­toBe­ginIndex en het eindeTrans­criptie.

Woes­tijn­land­schap

We leg­den de weg door de woes­tijn waar­schijn­lijk met een kor­te boog naar het noor­den af. Nā­ǧī wees op­ge­geven mo­ment rechts van ons en zei dat daar al-ᶜAbr lag, aan de ho­ri­zon. La­ter re­den we door Ǧa­bal al-Ṯa­niy­yah. Ber­gen waar­van al­leen de top­pen bo­ven het zand uit­ste­ken. Het lijkt als­of het on­der­ste deel in de wol­ken zit. Wij re­den dan over het vlak­ke bo­ven­dek van die wol­ken.
Het landschap werd na verloop van tijd een­to­nig. Aan de Ḥa­ḍra­mi­tische kant wa­ren er de be­ken­de ta­fel­ber­gen, die ik nog al­tijd mys­te­rieus mooi vind, maar die we­ken steeds ver­der uit­een, tot­dat ze ach­ter de ho­ri­zon ver­dwe­nen. Voor ons lag al­leen maar zand. Ka­meel­kleu­rig zand. (We za­gen veel ka­me­len, een groot deel daar­van was zwart). En wit zand. Mis­schien is dat wel zout?
Onderweg zagen we veel ka­me­len, al­le­maal zand­kleu­rig. Die dool­den on­be­waakt rond, maar be­hoor­den toch aan ie­mand, ver­tel­de Nā­ǧī. Hij­zelf had ze­ven ka­me­len, twee doch­ters en een vrouw.
Af en toe waren er op gro­te af­stand bo­men te zien, ver­spreid in het land­schap. Soms werd de weg be­grensd door la­ge ge­le en groe­ne strui­ken en klei­ner gewas. Op som­mi­ge plaat­sen was het zand dui­de­lijk har­der dan op an­de­re plaat­sen. Er wa­ren rul­le plek­ken waar Nā­ǧī hard over­heen moest rij­den om niet vast te lo­pen. Op gro­te af­stand le­ken gro­te me­ren te lig­gen. Zon­der dat we ver­gin­gen van de dorst za­gen we toch fa­ta mor­ga­na’s.
Een en­ke­le keer ont­moet­ten we een te­gen­lig­ger, als de pis­te smal was en we uit moes­ten wij­ken voor de te­gen­lig­ger. In al­le ge­val­len een stam­lid van Nā­ǧī, jon­ge jon­gens vaak, maar met net zo’n mooie ka­rak­te­ris­tie­ke kop als on­ze chauf­feur.
Op sommige plaat­sen was de pis­te meer dan hon­derd me­ter breed en he­le­maal be­dekt met spo­ren van an­de­re Land­crui­sers. Tien­tal­len daar­van za­gen we. Al­le­maal ge­vuld met zes of acht toe­ris­ten die een tocht door de woes­tijn on­der­na­men, van­uit Ṣa­naᶜā’ naar de Ḥa­ḍra­maut. Soms za­gen we gro­te tank­au­to’s rij­den, die ons te­ge­moet kwa­men of die we kon­den in­ha­len om­dat die niet zo snel voor­uit kon­den ko­men. Al­le­maal wier­pen ze enor­me stof­wol­ken op.
Onderweg was een lan­ge zand­rug. Daar stop­ten al­le au­to’s. Het leek wel de par­keer­plaats van een bad­plaats aan de kust. De (la­ge) zand­rug als duin en de voor­lig­gen­de zand­vlak­te als zee. Vol­gens de Fran­çai­se in de Pa­je­ro, een pro­to-his­to­ri­ca, dui­den de ve­le ste­nen rond en bij de zand­rug op pre­his­to­rische gra­ven.

MenuFo­toBe­ginIndex en het eindeTrans­criptie.

Cul­tuur­bar­baar?

Om één uur waren we in Ma’­rib. Rond de­ze stad zijn veel his­to­rische mo­nu­men­ten te zien uit een tijd ver voor Chris­tus, onder an­de­re de be­roem­de stuw­dam van Ma­’rib*(09). Ik ben er niet heen ge­gaan, want ik hou niet van ou­de ste­nen, do­de ste­den in de woes­tijn. (Ik schijn de eni­ge toe­rist ter we­reld te zijn die in Jor­da­nië (juli / augustus 1994) is ge­weest en Pe­tra niet be­zocht heeft en ik ben in Sy­rië (1992) niet bij Pal­my­ra / Tad­mor uit de bus ge­stapt toen ik er uit Deir az-Zor, op weg naar Da­mas­cus, langs reed (2 au­gu­stus 1992). Ben ik een cul­tuur­bar­baar? Le­ven­de ste­den in de woes­te­nij, dat wil zeg­gen daar waar men­sen wo­nen, daar hou ik wel van. Zo wil ik wel graag naar het dorp Ṯa­mūd, in de woes­tijn ten noord­oos­ten van Ta­rīm, gaan. Dit jaar kwam het er niet van, vol­gen­de keer, mis­schien).
In Ma’­rib stap­ten we dus in die taxi die in een rij­den­de bom zou ver­an­de­ren.

MenuFo­toBe­ginIndex en het eindeTrans­criptie.

Ka­lash­ni­kov

Van de Ḥa­ḍra­maut naar Ṣa­naᶜā’ re­den we de laat­ste twee­hon­derd ki­lo­me­ter door een ruw berg­land­schap, over een as­falt­weg, maar dat wil niet zo­veel zeg­gen in Je­men. De we­gen zijn slecht on­der­hou­den en er zijn op ver­wach­te en on­ver­wach­te plaat­sen gro­te kui­len of grep­pels in het weg­dek. Ook rond de hoofd­stad.
De weg van Ma’­rib naar Ṣa­naᶜā’ was soms ge­deel­te­lijk ver­sperd door ste­nen. Een en­ke­le keer wa­ren die van de ber­gen ge­rold, de mees­te ke­ren wa­ren die er door mi­li­tai­ren neer­ge­legd. Daar­ach­ter be­vond zich dan een con­tro­le­post van het le­ger. De­ze streek schijnt ge­vaar­lijk te zijn.
Wilde Be­doe­ïe­nen­stam­men be­heer­sen het ge­bied. Wes­ter­lin­gen kun­nen een ge­wa­pen­de sol­daat mee­krij­gen om hen te be­scher­men te­gen over­val­len. Je­me­nie­ten hoe­ven niet be­schermd te wor­den, want zij rei­zen al­tijd zon­der mi­li­tai­ren. [Zij zijn waar­schijn­lijk geen in­te­res­san­te ‘ont­voe­rings-ob­jec­ten‘, of heb­ben een wa­pen bij zich.] We kon­den een Ka­lash­ni­kov krij­gen, zei de sol­daat aan het be­gin van on­ze rit door het Wil­de Wes­ten ten zuid­oos­ten van Ṣa­naᶜā’, toen Taw­fīq zei dat we mi­li­tai­re be­ge­lei­ding niet op prijs stel­den. Een Ka­lash­ni­kov hoef­den we ook niet.

MenuFo­toBe­ginIndex en het eindeTrans­criptie.

De hand­rem, waar…?


Een Ka­lash­ni­kov had ons niet kun­nen hel­pen toen we na on­ge­veer hon­derd ki­lo­me­ter op een stil­le berg­hel­ling tot stil­stand wer­den ge­dwon­gen. Een klei­ne weg­ver­sper­ring die door on­ze drif­tig gāt*(10) kau­wen­de chauf­feur niet werd op­ge­merkt ver­oor­zaak­te veel el­len­de, … voor hem. Het was een na­tuur­lij­ke weg­ver­sper­ring, een steen die van de ber­gen ge­rold was. Met zijn ach­ter­wiel reed hij er­over­heen. De au­to sprong een eind­je om­hoog en we hoor­den een flin­ke klap. De chauf­feur keek even be­zorgd in de spie­gel en reed toen ver­der. Kor­te tijd daar­na be­gon de au­to te slin­ge­ren en toen ik ach­ter­om keek zag ik dat een ben­zi­ne­spoor op het as­falt de au­to volg­de. Nog voor­dat ik de man kon waar­schu­wen be­gon hij al te rem­men om te stop­pen. We had­den een lek­ke band.
Eerst moest Taw­fīq uit­stap­pen om een flin­ke steen te zoe­ken om ach­ter een wiel te leg­gen. Zon­der steen zou de au­to ach­ter­uit de berg af­rol­len. De hand­rem was on­be­reik­baar, want als voor­bank was een ach­ter­bank in de au­to ge­mon­teerd, zo­als in al­le Je­me­ni­tische taxi’s. Dan kun­nen er ook nog twee of drie pas­sa­giers naast de chauf­feur zit­ten, want hoe meer pas­sa­giers hoe meer ver­diens­ten.
De ach­ter­band was zo plat als een dub­bel­tje, maar dat was niet zo erg, want er was een re­ser­ve band. Er­ger was dat de tank door de steen door­boord was. De ben­zi­ne gut­ste er­uit. Ge­luk­kig had on­ze chauf­feur zijn bran­den­de si­ga­ret een paar mi­nu­ten er­voor uit de au­to ge­gooid. Nu lag hij vloe­kend on­der zijn auto en vroeg om iets, waar­van wij niet wis­ten wat hij be­doel­de. Taw­fīq gaf hem zijn zak­doek en de man stop­te die in het gat van de tank. Het erg­ste stro­men hield op, maar de tank drup­pel­de nog. De chauf­feur stop­te er een plas­tic zak bij. Dat hielp al­weer een beet­je meer.
Een pas­se­ren­de col­le­ga par­keer­de zijn auto in de berm, maar stap­te niet eer­der uit dan na­dat een van de pas­sa­giers een steen ach­ter een wiel had ge­legd. Daar­na kwa­men er ook een tien­tal Je­me­nie­ten uit die sta­tion­car. En­ke­len be­gon­nen naar een op­los­sing voor ons pro­bleem te zoe­ken. Na een tijd­je kon­den we on­ze reis met een nieuwe band en een nog maar wei­nig lek­ken­de tank ver­vol­gen.
Het op­ont­houd van on­ge­veer een half uur le­ver­de ons uit­ein­de­lijk een flin­ke tijd­winst op. We za­ten in een rijd­en­de bom (een Mo­lo­tov-cock­tail?) en daar­om moch­ten we bij de ve­le mi­li­tai­re weg­ver­sper­rin­gen lan­ge rij­en wach­ten­de au­to’s zelfs rechts pas­se­ren. De sol­da­ten wil­den niet het ri­si­co lo­pen op­ge­bla­zen te wor­den.

MenuFo­toBe­ginIndex en het eindeTrans­criptie.

Noten

*(01)
Res­tau­rant al-Maḵ­nag. al-Maḵ­nag (ﺍﻟﻤﺨﻨﻖ) be­te­kent: de nek. Dit, om­dat de Wādī daar smal­ler is dan in de rest van dit ge­bied, dus een as­so­ci­a­tie op­roept met een nek in een li­chaam. [De wordt als de ch uit­ge­spro­ken zo­als in de Ne­der­land­se uit­spraak van het woord chaos.]
Ik be­zocht dit res­tau­rant drie keer op 7 juni 1996.

Te­rug.

*(02)
Ram­lat al-Sab­ᶜa­tayn. De­ze woes­tijn Ram­lat al-Sab­ᶜa­tayn, zo­als ik hem meen­de te ken­nen, blijkt (vol­gens de Ara­bische ver­sie van Wi­ki­pe­dia) in wer­ke­lijk­heid Ṣayhad, sec, te he­ten, zelfs zon­der het lid­woord al-: ﺻﻴﻬﺪ
Wi­ki­pe­dia: Ram­lat al-Say­had (Sa­baᶜtayn) (Duits).

Te­rug.

*(03)
Pistool en Kalasjnikov. Dit spreekt ei­gen­lijk voor zich­zelf. Het ge­bied dat wij door­krui­sen, heet ge­vaar­lijk te zijn, zie noot 8, hier be­ne­den. Be­doe­ïe­nen, zo­als on­ze chauf­feur en gids Nā­ǧī er ook een is, dra­gen al­tijd een pis­tool bij zich, zo­als ik al ver­meld­de op 22 de­cem­ber jl.
(In Je­men zijn veel wa­pens in om­loop: het land staat in de top­tien van de lan­den met het hoog­ste wa­pen­be­zit op de twee­de plaats na de Ver­enig­de Sta­ten van Ame­ri­ka. Ove­ri­gens staat Zwit­ser­land op de der­de plaats en Fin­land op de vier­de plaats!)

Te­rug.

*(04)
Wilfred Thesiger (1910-2003) was een ‘ou­der­wet­se’ ont­dek­kings­rei­zi­ger in de mo­der­ne tijd, met na­me op het Ara­bisch schier­ei­land waar hij sa­men met (door hem be­taal­de) Be­doe­ïe­nen door de woes­tijn trok en al­daar pro­beer­de te le­ven zo­als hun voor­va­de­ren ge­leefd had­den.
Wi­ki­pe­dia: Wilfred Patrick Thesiger.

Te­rug.

*(05)
Koefiyya. De koe­fiy­ya is de be­ken­de rood / wit­te hoofd­doek zo­als vrij­wel al­le Saoe­dische man­nen die dra­gen. (An­de­re kleu­ren zijn ook mo­ge­lijk.)

Te­rug.

*(06)
Stof. Bij een ver­ge­lijk­bare rit naar het Mau­so­le­um van Sjeik ᶜOe­mar (zie 12 de­cem­ber jl.), had­den we wel de ra­men van de au­to con­stant open. Toen we in Ta­rīm uit­stap­ten za­gen we er­uit als­of we een tun­nel in de woes­tijn ge­gra­ven had­den. Het stof lijkt wel van mo­le­cu­lai­re groot­te en dringt over­al door­heen.

Te­rug.

*(07)
Eten met de han­den. Men­sen uit een Ara­bische / Per­zische cul­tuur zit­ten op de grond / vloer op een kleed tij­dens het eten. Veel men­sen in het Mid­den-Oos­ten ‘graai­en’ met hun rech­ter hand het eten van een ge­za­men­lijke scho­tel, of heb­ben elk hun ei­gen bord. Men kneedt een bol­let­je van het be­schik­ba­re voed­sel en brengt dat naar de mond, of men ge­bruikt een af­ge­scheurd stuk het plat­te, on­ge­re­zen brood ḵoebz om het eten naar bin­nen te wer­ken. Let op! Dit mag al­leen met de rech­ter­hand en niet met de lin­ker­hand, want die geldt als on­rein: daar veegt men zijn / haar gat mee af tij­dens het toi­let­be­zoek en die mag dus NOOIT met eten in aan­ra­king ko­men, ook niet tij­dens de voor­be­rei­ding of ge­du­ren­de het kook­pro­ces.
Mensen die ge­woon­lijk met hun han­den eten ge­brui­ken dus geen be­stek, maar als ze het wel doen dan al­leen vork en le­pel, want mes en vork dwingt tot het eten met de lin­ker­hand (de vork) en men vindt een mes aan ta­fel een on­ge­wenst voor­werp, zo ver­tel­de mij eens een In­do­ne­sische mos­li­ma.

Te­rug.

*(08)
Woestijn en ‘wilde’ no­ma­den­stam­men. Het ge­beurt in Je­men ge­re­geld dat toe­ris­ten ge­kid­napt wor­den, wan­neer die een reis door de woes­tijn ma­ken. Dit is een mid­del van de no­ma­den om de re­ge­ring on­der druk te zetten, om ei­sen in­ge­wil­ligd te krij­gen. De toe­ris­ten in kwes­tie wor­den meest­al goed be­han­deld en over­komt niets. In de laat­ste ja­ren van de twin­tig­ste eeuw is er maar één toe­rist ver­moord, ter­wijl er ve­le tien­tal­len ont­voerd zijn. Na on­der­han­de­lin­gen met de over­heid ko­men al­le toe­ris­ten weer on­ge­schon­den vrij.

Te­rug.

*(09)
Stuwdam van Ma’rib. Die heb ik niet ge­zien, ook niet de his­to­rische res­ten, dus daar kan ik niets over ver­tel­len.
Wi­ki­pe­dia: Gro­te dam van Ma’­rib (En­gels).

Te­rug.

*(10)
De gaat / qat. (ﺍﻟﻗﺎﺕ) is een plant die in Je­men op gro­te schaal ver­bouwd wordt en waar­van op de blaad­jes ge­kauwd word­en voor een ver­do­vend ef­fect. Op 29 de­cem­ber a.s. ben ik bij een gaat-ses­sie met veel man­nen aan­we­zig en ook en­ke­le blaad­jes kau­wen.
Wi­ki­pe­dia: Gāt (Engels) (Uit­ge­brei­de be­han­de­ling van dit roes­mid­del.

Te­rug.


MenuFo­toBe­ginIndex en het eindeTrans­criptie.

Meer infor­matie.

GM.: Google Maps. – Wi.: Wi­ki­pe­dia. – Web.: website. – F.: foto’s in Google Maps.
al-Ḥawṭa Palace Hotel:
GM., F.
:ﻓﻨﺪﻕ ﻗﺼﺮ ﺍﻟﺤﻮﻃﺔ
Wādī Doeᶜan:
GM., Wi., F.
:ﻭﺍﺩﻱ ﺩﻭﻋﻦ
Ram­lat al-Sab­ᶜa­tayn:
GM., Wi.
:ﺭﻣﻠﺔ ﺍﻟﺴﺒﻌﺘﻴﻦ
al-ᶜAbr:
GM., Wi.
:ﺍﻟﻌﺒﺮ
al-Ṯaniyya:
:ﺍﻟﺜﻨﻴﺔ
Ma’­rib:
GM., Wi.
:ﻣﺄﺭﺏ

Ṯa­mūd:
GM., Wi.
:ﺛﻤﻮﺩ
Petra:
GM., Wi., F.
:ﺍﻟﺒﺘﺮﺍﺀ

MenuFo­toBe­ginEindeTrans­criptie.

Index

Index van ter­men:
Index van per­so­nen:
Index van lo­ca­ties:

Me­nuFo­toBe­ginHoofd­in­dex.

Trans­crip­tie van de klin­kers in Ara­bische woor­den.

A / a klinkt als ‘a’ in ‘pan’, I / i klinkt als ‘i’ in ‘pin’, U / u klinkt als ‘oe’ in ‘poen’.
Ā / ā klinkt als ‘a’ in ‘ma’, Ī / ī klinkt als ‘i’ in ‘mi’, Ū / ū klinkt als ‘oe’ in ‘moe’.

Klik hier voor het over­zicht van de trans­crip­tie in Ara­bische woor­den.

Me­nuFo­toBe­ginHoofd­in­dex.


Jemen 1997
Jemen 1997 (be­knopt over­zicht).
Je­men 1997: de da­gen in chro­no­lo­gische volg­or­de.
Je­men 1997: al­le foto’s.


Jemen 1996
Jemen 1996 (be­knopt over­zicht).
Je­men 1996: de da­gen in chro­no­lo­gische volg­or­de.
Je­men 1996: al­le foto’s.


De au­teur de­zes kan niet ga­ran­de­ren dat al­le links naar ex­ter­ne web­si­tes (dus die van der­de par­tij­en) al­tijd zul­len blij­ven be­staan. Fo­to’s in Goog­le Maps, bij­voor­beeld, kun­nen ver­dwij­nen wan­neer de ei­ge­naar ze weg­haalt. Ook aan an­de­re links kan een ein­de ko­men, of kun­nen in on­ge­bruik ra­ken.
Wan­neer u een niet wer­ken­de link con­sta­teert kunt u dat mel­den in het re­ac­tie­veld. Bij voor­baat dank.

24 november 1997

Drainagepatroon

Dit is een fo­to die ik van­uit het vlieg­tuig nam van­uit Ṣanaᶜā’ op weg naar de lucht­ha­ven van Say’ūn. Te zien is het den­dri­tisch drai­na­ge­pa­troon*(1) van het land­schap van de zo­ge­noem­de Yool.*(2) De Yool is de bo­ven­kant van de heu­vels die zo ken­mer­kend zijn voor de Ḥa­ḍra­maut.

Het Tarīm-project 1997

1997 – 2017: twin­tig jaar ge­le­den

Tarīm: Hadramaut, Jemen

Dagboek 1997

(Dag 9431) Ik ben in Sana’a, de hoofd­stad van Je­men en ik lo­geer in het Gas­mi-ho­tel. – In Lei­den, mijn woon­plaats, in het uit­gaans­cir­cuit zag ik een paar keer een mooie jon­ge vrouw, wier naam ik niet weet en daar­om ‘Enne­fea’ heb ge­noemd. Ik denk de­ze nacht een tijd­je aan haar. – Van­daag ga ik per vlieg­tuig naar Say’ūn in de Ḥaḍramaut (Zuid-Je­men) en van­daar naar mijn be­stem­ming Tarīm. De ko­men­de we­ken zal ik daar lo­ge­ren in het Gaṣr al-Goeb­ba-ho­tel (Koe­pel­pa­leis-ho­tel) en er wer­ken in de al-Aḥgāf-bi­blio­theek voor hand­schrif­ten. – Ik heb veel con­tant geld bij me. Waar ik ver­le­den jaar, met een nog veel gro­ter be­drag aan baar geld, daar zor­ge­loos ver­bleef, ben ik van­daag ui­terst be­zorgd over mijn vei­lig­heid. – Mijn ver­slag, op mijn lap­top ge­schre­ven, be­vat meer (ach­ter­grond)­in­for­ma­tie dan mijn dag­boek­ver­slag. – De munt­een­heid in Je­men is de Rial (YER). (1 rial = f. 0,015 (an­der­hal­ve cent), dus 100 rial = f. 1,50.)

MenuFo­toIndex en het eindeTrans­criptie.

 
 
 
 

Maandag, 24 november 1997.
Sana’a – Say’oen – Tariem: 6/42.
Ik sliep weer slecht. Ik fan­ta­seer­de weer over Enne­fea.
Op 5.45 uur. Met de grootste moeite sleep­te ik mijn zwa­re nieuwe kof­fer met com­pu­ter­boe­ken en UPS (voor de span­nings­ver­zor­ging van een com­pu­ter, na uit­val van het net) van de vijf­de ver­die­ping naar be­ne­den.

MenuFo­toBe­ginIndex en het eindeTrans­criptie.

Taxi

De taxichauf­feur komt met zijn ve­hi­kel*(3) om 7.00 uur.
Ik betaalde 15 US$ aan Ǧasm, de Ira­kees van het ho­tel, waar­van de ta­xi­chauf­feur 10 US$ krijgt.
Eerst haalt hij op het plein ach­ter / bin­nen de Baab al-Ye­men kof­fie (boenn) in een con­ser­ven­pot­je. (Hij spreekt al­leen maar Ara­bisch.)
Naast taxichauffeur is hij ook ‘kun­ste­naar’. Hij maakt prul­la­ria, zoals hij mij laat zien. Hij ver­telt on­ge­huwd te zijn, want een vrouw kost 400.000 rial. (3.000 US$ = 6.000 gul­den.) Een nicht [als vrouw] is niet goed, zegt hij. Ik ver­geet te vra­gen waar­om een nicht niet deugt.

MenuFo­toBe­ginIndex en het eindeTrans­criptie.

Say’ūn

Het passeren van de security van de lucht­haven is een fluit­je van een cent, in te­gen­stel­ling met an­dere ke­ren, toen het erg ar­beids­in­ten­sief was.
Ik moet 67 US$ over­ge­wicht be­ta­len voor de 20 kg. (In Am­ster­dam 420 US$ voor 15 kg!)
In de wacht­hal zit een sexy / knap­pe jon­ge­man. Ik meen hem er­gens van te ken­nen. Hij ziet er goed ver­zorgd uit.
We vliegen in vijf­tig mi­nu­ten naar Say’ūn. Ik zit naast / tus­sen dok­ters uit de El­zas, die naar al-Mu­kal­la moe­ten voor een klein me­disch con­gres.
Voordat we ver­trek­ken zie ik dat al­leen mijn kof­fers nog op de grond staan. Ik spreek de pur­ser er­over aan en hij stuurt iemand die mij vraagt mee naar bui­ten te ko­men. Dan wor­den mijn kof­fers in­ge­la­den. Ik vroeg of ik voor die diens­ten moest be­ta­len, maar die wees dat af. Toch stop­te de bus, die ons als pas­sa­giers naar het vlieg­tuig had ge­bracht bij de la­ders en niet aan de an­de­re zij­de, bij de trap naar het vlieg­tuig. Er bleek naast mijn kof­fer ook nog een aan­tal rug­zak­ken te lig­gen, waar­van de ei­ge­naar on­be­kend was. (Als­of de la­ders de ei­ge­naar moe­ten ken­nen.) Uit­ein­de­lijk kwam al­les in Say’ūn aan.
Ik maakte een tien­tal dia’s van de Djool [Yool] van bo­ven. Op som­mi­ge plaat­sen leek het zand zo dicht­bij dat het net was als­of je zou kun­nen uit­stap­pen en een stuk­je mee­lopen.
In Say’ūn duur­de het even voor­dat ik mijn ba­ga­ge ont­ving. On­der­tus­sen was Abd al-Raḥ­mān al bin­nen­ge­ko­men. De ont­vangst was vrien­de­lijk en aar­dig. Hij was niet ver­an­derd.
Later stond ook Ḥaimid B. naast me. Hij had op het ter­ras ge­staan en had me zien lo­pen. Ik was als laat­ste uit­ge­stapt.
Abd al-Raḥ­mān had hem deze och­tend ge­pro­beerd te be­rei­ken, maar hij was niet thuis. Nu maak ik ge­bruik van de diens­ten van een an­de­re chauf­feur: Aḥmad MB. Die na veel vij­ven en zes­sen ’s avonds uit­ein­de­lijk 4.000 rial voor zijn diens­ten durft te vra­gen.
Ik had hem via Abd al-Raḥ­mān ge­zegd dat hij het be­drag moest noe­men als ik hem zou vra­gen hoe hoog de kos­ten zijn en dat hij niet moest zeg­gen: “Jij weet wel wat mijn diens­ten waard zijn.” (Ik weet het niet.)

MenuFo­toBe­ginIndex en het eindeTrans­criptie.

Abd al-Raḥ­mān

Ik bleef een tijdje op het kantoor van Abd al-Raḥ­mān [Mu­seum Say’ūn] en pro­beer­de hem de da­ta­base uit te leg­gen.
Om met mij te kletsen stuur­de hij iemand die al­leen maar Ara­bisch sprak. Goed van hem, snel leer­de ik bij wat ik ver­ge­ten was. (Of dat al­le­maal gram­ma­ti­caal cor­rect was, weet ik niet.)
Toen we [in het ge­sprek] bij echt­ge­no­tes uit­kwa­men vroeg ik hem naar zijn kin­de­ren. Hij had er drie, twee meis­jes en een jon­gen. De oud­ste, een meis­je, heet Fayrūz.
Hij hield van de vrouwen van Ṣanaᶜā’.
Ik vroeg hem of hij van zijn vrouw hield en zij van hem. Hij ant­woord­de niet recht­streeks, maar zei dat het nu, na ze­ven jaar hu­we­lijk, wel ging tus­sen hen bei­den.
Abd al-Raḥ­mān en een hulp­je moeten het slot van een ruim­te open­bre­ken om bij mijn kist met ‘na­ge­la­ten’ spul­len (uit 1996) te ko­men. De sleu­tel [van de ruim­te] is bij Mu­ḥam­mad al-H. en die is in al-Šiḥr [al-Shihr], een paar hon­derd ki­lo­me­ter van hier.
Daarna gaan we naar het huis van Abd al-Raḥ­mān, waar ook Ḥus­sain al-A. is, de re­cep­ti­o­nist van het Gaṣr al-Goeb­ba-ho­tel. [in Tarīm: 1996.] Ik zag hem he­den­och­tend ook al op de lucht­ha­ven. Hij woont en werkt nu bij het Sa­la­ma-ho­tel in Say’ūn, waar hij het­zelf­de ver­dient, maar om­dat het ho­tel van de staat is, heeft hij meer rech­ten dan in het in pri­vé­be­zit zijn­de Gaṣr al-Goeb­ba. Bo­ven­dien heeft hij nu recht op pen­sioen.
Ook hij spreekt al­leen maar Ara­bisch.
Ik maak op dat hij nu een vier maan­den ou­de ba­by heeft, zijn der­de kind. Zijn vrouw is nog steeds on­der­wij­ze­res, maar leert nu zelf ook nog voor een di­plo­ma. (Hoe en wat, weet ik niet.)
In de afgelopen tijd over­leed zijn va­der, die ik eens in zijn huis ont­moet­te. Ḥus­sain doet er niet moei­lijk over: het was zijn tijd.
Evenals verleden jaar is het eten bij Abd al-Raḥ­mān niet lek­ker (bij Ḥus­sain thuis wel), de vrouw van Abd al-Raḥ­mān kan er nog steeds niets van, van ko­ken. (Op dins­dag hoor ik dat zijn vrouw (tij­de­lijk) niet meer bij hem woont en dat nu de vrouw van zijn broer, die in Ca­na­da woont, voor hem zorgt.)

MenuFo­toBe­ginIndex en het eindeTrans­criptie.

Tarīm

Aḥmad MB. brengt me voor 4.000 rial naar Tarīm. In het ho­tel word ik al­ler­har­te­lijkst ont­van­gen, want er zijn, hoe­wel veel nieuw per­so­neel, toch nog en­ke­le ou­de be­ken­den.
Het hotel is helemaal op­ge­knapt. (En zal dus duur­der zijn, maar ik weet niet hoe­veel mijn ka­mer kost, nog niet eens op 26-11-97.) Het is ge­schil­derd. Nieu­we bed­den en gor­dij­nen, nieuwe vloer­be­dek­king, mooi, nieuw man­ne­lijk per­so­neel, al­le­maal on­ge­veer het­zelf­de ge­kleed. Ver­le­den jaar liep ieder­een er­bij zo­als hij wil­de, on­ge­was­sen en in sme­ri­ge kle­ren, waar­in men ook sliep. Nu zijn er een paar scho­ne en sexy jon­gens, met wie ik wel eens zou wil­len ‘spe­len’, on­danks mijn ver­liefd­heid op Enne­fea.

MenuFo­toBe­ginIndex en het eindeTrans­criptie.

Gevaar?

’s Avonds her­in­ner­de ik me de be­rich­ten die ik van col­le­ga’s van Abd al-Raḥ­mān hoor­de. Men­sen wor­den op klaar­lich­te dag op straat (in de ste­den) over­val­len en ge­dwon­gen hun geld af te geven, aan ge­wa­pen­de ban­die­ten, die ook al iemand dood­scho­ten. Op last van Abd al-Raḥ­mān is het Mu­seum [Say’ūn] ge­slo­ten, om­dat de meest waar­de­vol­le stuk­ken op on­ver­klaar­ba­re wij­ze ge­sto­len wer­den.
Abd al-Raḥ­mān ver­stop­te de waar­de­vol­le ma­nu­scrip­ten [hand­schrif­ten] van de al-Aḥgāf-bi­blio­theek tussen de an­de­re. Hij toont al­leen fo­to’s. Hij vreest dat ge­wa­pen­de sol­da­ten de bi­blio­theek ge­wa­pen­der­hand van die stuk­ken zal ont­doen om ze voor veel geld te ver­kopen.
De bibliotheek krijgt een be­wa­ker, een on­ge­wa­pen­de. (Maar in mijn ver­slag en fax naar Ne­der­land op 26 no­vem­ber schreef ik be­wust: een ge­wa­pen­de be­wa­ker om de dra­ma­tische van het ge­heel te ver­ho­gen en de ernst van de si­tua­tie hier te be­na­druk­ken.) Wat moet een on­ge­wa­pen­de be­wa­ker tegen be­wa­pen­de sol­da­ten? (Wat moet een be­wa­pen­de be­wa­ker te­gen sol­da­ten?)
Met een nog veel gro­ter geld­be­drag sliep ik hier ver­le­den jaar 89 van de 90 nach­ten zonder angst. (Slechts een­maal, toen Ḥus­sain al-A. zei dat ik hier al ze­ven maan­den was, kregen Ali Baba’s (noor­der­lin­gen) be­lang­stel­ling voor mijn geld.) Ik sliep de laat­ste we­ken zon­der angst bui­ten.
Nu bekruipt me gro­te angst en ik wil van het geld af. Ik sluit me op in mijn ka­mer, als­of me dat zou hel­pen, ach­ter deze bord­kar­ton­nen deu­ren, die niet of nau­we­lijks ge­sloten kun­nen wor­den.
Op mijn kamer is het 28°C. Ik scha­kel de air­co niet aan, want die maakt zo­veel la­waai dat ik daar niet van sla­pen kan.
Bed 00.30 uur.

MenuFo­toBe­ginIndex en het eindeTrans­criptie.


Computerverslag

De eerste drie we­ken van dit ver­blijf in Je­men hield ik op mijn lap­top­com­pu­ter ook een ver­slag bij, waar­in soms din­gen staan die niet in mijn dag­boek voor­komen.
Hier volgt een uit­trek­sel daar­van.

Steekpenningen?

Toen ik al lang en breed aan boord zat [vlieg­tuig] zag ik dat al­le ba­ga­ge in­ge­la­den was be­hal­ve die van mij. Om­dat ik me her­in­ner­de de Abd ar-Raḥ­mān ver­le­den jaar steek­pen­nin­gen / fooi be­taal­de aan de la­ders, vroeg ik aan de pur­ser of dat nu ook van mij ver­langd werd. Ik werd naar bui­ten ge­leid en moest mijn ba­ga­ge aan­wij­zen (er ble­ken nog en­ke­le rug­zak­ken te lig­gen). Al­les werd net­jes in­ge­la­den. De purser en an­der per­so­neel ont­ken­den dat ik moest ‘schui­ven’ dus deed ik het ook niet. (Maar dat iets der­ge­lijks toch de be­doe­ling was bleek uit het feit dat de bus die de pas­sa­giers van de ter­mi­nal naar het vlieg­tuig bracht niet bij de vlieg­tuig­trap stop­te maar naar de an­de­re kant van de ma­chi­ne reed waar de la­ders ston­den te wach­ten op de be­ta­len­de pas­sa­giers. Ik be­dacht toen al dat Nico en ik ver­le­den keer daar he­le­maal niet bij stil­ge­staan had­den en on­ze ba­ga­ge toch aan­ge­ko­men was). Uit­ein­de­lijk kwam al­le ba­ga­ge, ook de los­lig­gen­de rug­zak­ken, in Say’ūn aan.

MenuFo­toBe­ginIndex en het eindeTrans­criptie.

Layla Alwi

Vijftig minuten deed de Boeing 737 er­over om van Ṣanaᶜā’ naar Say’ūn te vlie­gen. Ik maak­te een tien­tal dia’s van het land­schap on­der mij, voor­na­me­lijk van de Yool en de om­ge­ving van Say’ūn. Op som­mi­ge plaat­sen leek het zand zo dicht­bij dat ik dacht dat ik kon uit­stap­pen en een stuk­je erin lo­pen. Het was alsof je in de be­ne­den­ver­die­ping van een dub­bel­deks­trein zat.
In Say’ūn duur­de het even voor­dat ik de ba­ga­ge had. On­der­tus­sen was Abd al-Raḥ­mān, de di­rec­teur van de al-Aḥgāf-bi­blio­theek in Tarīm, al bin­nen­ge­komen. Hij was niet ver­an­derd, niet in ui­ter­lijk en niet in ge­drag. Nog al­tijd even vrien­de­lijk en aar­dig.
Evenals in Ne­der­land maak­te men ook hier veel op­mer­kin­gen over mijn ge­mil­li­me­ter­de haar. Dat is hier dus ken­ne­lijk even on­ge­woon als in Ne­der­land.
Even later stond ook Ḥaimid B. naast me. Hij had bo­ven op het ter­ras ge­staan en had me uit het vlieg­tuig zien ko­men, zo ver­tel­de hij te­gen Abd al-Raḥ­mān. Ik stond er­bij en luis­ter­de er­naar. Ik was als laat­ste uit het vlieg­tuig ge­ko­men en het was dus niet moei­lijk voor hem om mij waar te nemen.
Abd al-Raḥ­mān had hem de­ze och­tend ge­pro­beerd te be­rei­ken, maar hij was niet thuis. Nu was er een an­de­re chauf­feur: Aḥmad MB. Wat mij be­treft ga ik de­ze fa­se [van het pro­ject] in zee met deze Aḥmad. Hij be­schikt niet al­leen over een veel be­te­re au­to, een Land­cruiser (maar geen Layla Alwi*(4), om­dat dat een nieu­wer en ster­ker mo­del is), maar is ook veel rus­ti­ger en rijdt erg be­dacht­zaam, want hij wil zijn du­re au­to na­tuur­lijk niet in de prak rij­den. Ik kan hem ech­ter niet al­tijd ver­staan, niet­te­min doet hij zijn best om zich ver­staan­baar te ma­ken.
Ik beschouwde Ḥaimid B. toch al als een klein pro­bleem. Hij eis­te voor een taxi­rit van Say’ūn naar Tarīm 1.500 rial, ter­wijl het nor­ma­le ta­rief 800 rial is. Ik vroeg mij af hoe ik ver­lost kon wor­den van de­ze Ḥaimid. Dat is dus nu op­ge­lost. Hij had het na­kij­ken en keek dan ook te­leur­ge­steld.

MenuFo­toBe­ginIndex en het eindeTrans­criptie.

Huwelijksgeluk

Abd al-Raḥ­mān stuur­de Sālim naar mij toe die al­leen maar Ara­bisch spreekt, om met mij te klet­sen. Wat goed van hem. Snel leer­de ik weer veel woor­den die ik ver­ge­ten was. Toen de man de vrou­wen van Ṣanaᶜā’ prees, vroeg ik hem ex­pli­ciet of hij van zijn vrouw hield en zij van hem. Hij deed een beet­je moei­lijk daar­over, maar ze wa­ren nu ze­ven jaar bij el­kaar en ze be­gon­nen wel aan el­kaar te wen­nen. Daar be­taal je dan als man een bij­na niet op te bren­gen be­drag voor, om na ze­ven jaar tot de con­clu­sie te ko­men dat je in­mid­dels wel aan el­kaar be­gint te wen­nen.
Maar het kan ook an­ders. Sālim T., die als re­cep­ti­o­nist bij het Gaṣr al-Goeb­ba-ho­tel in Tarīm werkt, ver­tel­de me de vo­ri­ge keer (1996) dat hij mis­schien bij een olie­maat­schap­pij een baan­tje zou kun­nen krij­gen. Daar werd veel be­taald. Hij re­ken­de zich bin­nen vijf jaar mil­jo­nair (in Je­me­ni rials). Toen ik hem daar­op zei dat hij dan ge­noeg geld had om een twee­de vrouw te ne­men, riep hij ver­ont­waar­digd: “Ik wil geen twee­de vrouw, ik hou van mijn vrouw!” Hij had haar op school ont­moet, want hij is le­raar En­gels. (Het baan­tje bij de olie­maat­schap­pij is niet door­ge­gaan, ver­telt hij me des­ge­vraagd en­ke­le da­gen la­ter. Daar­voor had hij een krui­wa­gen no­dig. Die had hij niet).
De Sālim van van­och­tend had drie kin­de­ren bij de vrouw waar hij niet van hield, twee meis­jes en een jon­gen. Het oud­ste kind, een meis­je heet Fay­rūz, naar die Libanese zangeres*(5), die hij zeer bewonderde.
Ook hier [Tarīm] zijn de vrou­wen duur, maar niet zo duur als in Ṣanaᶜā’, bleek mij.
Een jongeman, Abd Allāh, die in Bul­ga­rije ar­chi­tec­tuur ge­stu­deerd had wist het klap­pen van de zweep in Eu­ro­pa, nie­te­min kon hij voor­lo­pig nog niet trou­wen om­dat hij nog geen geld ge­noeg had om de mahr, de bruidsprijs, te betalen voor een vrouw van de ‘Alawī, zijn familieclan, waartoe ook Abd al-Raḥ­mān blijkt te be­ho­ren. Sāda [Say­yid’s]*(6) dus.

MenuFo­toBe­ginIndex en het eindeTrans­criptie.

Gaṣr al-Goebba

Rond kwart over vier brengt de be­dacht­zaam rij­dende Aḥmad MB. mij naar Tarīm. Ik voel het als een soort thuis­komst.
De ont­vangst in het ho­tel is al­ler­har­te­lijkst, hoe­wel er veel nieuwe men­sen wer­ken, maar die zijn ook al­le­maal vrien­de­lijk, zo­als al­le Ara­bieren. Sālim, de le­raar En­gels, is er nog en de bawwāb [poortwachter], wiens naam ik niet meer weet. De di­rec­teur is er nog … al-Kāff. Hij stelt mij voor aan de ei­ge­naar. Ook een al-Kāff. Van hem zie ik la­ter een fo­to in de gang han­gen, waar­op de­ze bij een thee­ses­sie op één na naast de pre­si­dent van Je­men zit.
Aan Abd al-Raḥ­mān had ik de op­dracht ge­ge­ven te­gen Aḥmad MB., de chauf­feur die mij naar Tarīm zou brengen, te zeg­gen dat als ik vraag: “kam?” [hoe­veel?] ik niet zo­iets ho­ren wil als: “Je weet wel wat mijn diens­ten waard zijn”. Dat weet ik niet. Ik wil het be­drag ho­ren dat hij van mij wil ont­van­gen. Ik ben Ne­der­lan­der en zo gaat dat bij ons. Dat heeft no­gal wat voe­ten in de aar­de, Aḥmad wordt er ver­le­gen van, maar uit­ein­de­lijk blijkt dat hij voor zijn diens­ten aan toe­ris­ten 5.000 rial vraagt. Hij vraagt nu 4.000 rial, want hij wil graag in de toe­komst ook aan mij zijn diens­ten aan­bie­den. Ik wil wel van zijn diens­ten ge­bruik ma­ken.
In het hotel pak ik de spul­len uit de hou­ten kist uit, die ik mee­nam uit Say’ūn. Er blij­ken nog ‘ver­ras­sin­gen’ in te zit­ten, zo­als thee­doe­ken, af­was­mid­del en ver­leng­snoe­ren. Er is ook nog een ech­te gas­lamp. Die ge­bruik­ten Nico en ik ver­le­den jaar, maar na­dat Nico ver­trok­ken was kocht ik een elek­tri­sche lamp met twee TL-bui­zen en een in­ge­bouw­de ac­cu. Die lamp doet het me­teen als ik hem aan­scha­kel. Na an­der­half jaar is de ac­cu nog niet leeg.
In het res­tau­rant van het ho­tel ge­bruik ik een ‘lich­te’ maal­tijd. Brood, ge­bak­ken ei en rau­we to­maat. Er zit­ten Ne­der­lan­ders op het ter­ras die uit een reis­gids Ara­bisch le­ren. Ik maak geen con­tact. Ik ben nog niet lang ge­noeg hier om weer eens Ne­der­lands te wil­len klet­sen. Ik wil nu wel Ara­bisch pra­ten, in te­gen­stel­ling met Ṣanaᶜā’, waar ik dat niet wilde.

MenuFo­toBe­ginIndex en het eindeTrans­criptie.

Veiligheid

Ik moest den­ken aan de be­rich­ten die ik van­daag hoor­de over het geweld­da­di­ge kli­maat hier in de Ḥa­ḍra­maut. Over­val­len op ar­ge­lo­ze rei­zi­gers op klaar­lich­te dag, mid­den op straat in de ste­den, die ge­wa­pen­der­hand van al hun geld wor­den ont­daan. (Abd ar-Raḥmān ver­tel­de op dins­dag 25 no­vem­ber van een do­de­lijk slacht­of­fer van zulk een over­val.) Hoe gro­ter de stil­te rond het ho­tel, hoe on­vei­li­ger ik me voel­de. Van de ge­moe­de­lij­ke rust die ik hier ver­le­den jaar voel­de was niets meer over. Ik zit hier in een ho­tel met groot geld­be­drag in con­tan­ten in een kunst­stof­fen kof­fer, met een sim­pel num­mer­slot, in een ka­mer waar­van het slot niet naar be­ho­ren werkt. De twee ach­ter­deu­ren zijn voor­zien van twee sim­pe­le schuif­jes, als ver­gren­de­ling. Die ach­ter­deu­ren zelf zijn nog net niet van bord­kar­ton.
Het bedrag is groot ge­noeg om de di­rec­teur van de bi­blio­theek meer dan ne­gen en een half jaar maan­de­lijks van zijn re­gu­lie­re sa­la­ris te voor­zien. Een me­de­wer­ker van het ho­tel kan ik met dit be­drag zelfs bijna zes­en­twin­tig jaar zijn maan­de­lijk­se sa­la­ris uit­be­ta­len, voor­op­ge­steld dat ik geen ren­te ont­vang, hij geen loons­ver­ho­ging krijgt en de koers van de dol­lar op 132 rial blijft staan.
Verleden jaar sliep ik zor­ge­loos buiten, met een nog veel gro­ter be­drag (ne­gen­en­der­tig jaar sa­la­ris voor een ho­tel­me­de­wer­ker, vijf­tien jaar voor de di­rec­teur,) in mijn kof­fer in de­zelf­de ka­mer met het­zelf­de slech­te slot, zon­der me ook maar een mo­ment on­vei­lig te voe­len. Ik wil­de dit jaar weer bui­ten sla­pen, maar dat durf­de ik plot­se­ling niet meer. Ik sloot mij op (zo­ver daar spra­ke van kon zijn in dit kaar­ten­huis) in mijn ka­mer. De gor­dij­nen stijf dicht. Ik kroop snel onder de klam­boe, als ex­tra be­vei­li­ging, tegen de zwaar be­wa­pen­de mug­gen.
Buiten slapen zou geen suc­ces zijn ge­weest. De tem­pe­ra­tuur zak­te de­ze nacht tot 18°C, zo bleek dins­dag. Niet echt koud, maar toch ook niet erg aan­ge­naam. Maar ook niet erg aan­ge­naam was de tem­pe­ra­tuur in mijn ka­mer. On­ge­veer 28°C. De air­co ge­bruik ik niet want die maakt een hels ka­baal. Dan lig ik wak­ker van het la­waai.

MenuFo­toBe­ginIndex en het eindeTrans­criptie.

Noten

*(1)
Een dend­ri­tisch drai­na­ge­pa­troon ont­staat wan­neer wa­ter­stro­men in de bo­dem min­der of meer die­pe geu­len uit­slij­ten: ero­sie. Daar waar die stroomp­jes sa­men­vloei­en ont­staan bre­de­re geu­len. Uit­ein­de­lijk zul­len veel in een ge­za­men­lij­ke bed­ding te­recht ko­men. De struc­tuur van al die stroom­pjes sa­men lijkt op de tak­ken van een boom of struik. Dat heet dan den­dri­tisch en dat woord stamt uit het Grieks. Wikipedia.

Te­rug.

*(2)
al-Yool. (ﺍﻟﺟﻮﻝ) De Yool is de naam van de bo­ven­kant van de heu­vels die over de he­le Ḥaḍ­ra­maut ver­spreidt lig­gen. Het pa­troon van de­ze bo­ven­kant is het hier­bo­ven be­spro­ken den­dri­tisch drai­na­ge­pa­troon.
Wan­neer het op de Yool re­gent ont­staat een dra­ma­tische si­tu­a­tie in de da­len, zo­als hier te zien is in Wā­dī Doe­ᶜan in een (schok­ke­ri­ge, maar vooral schok­ken­de ama­teur-) vi­deo op You­Tube. Dui­de­lijk is de ver­nie­ti­gen­de kracht van het wa­ter te zien en de scha­de die het aan­richt in dit dal van de Ḥaḍ­ra­maut. Er zijn hui­zen van golf­pla­ten die vol­le­dig on­der­ge­lo­pen zijn, maar in de­ze re­gio zijn heel veel hui­zen ge­bouwd van in de zon ge­bak­ken le­men ti­chels: (Mud brick). Die con­struc­ties kun­nen zo’n zwa­re re­gen­bui nau­we­lijks aan en veel hui­zen stor­ten er dan ook (ge­deel­te­lijk) in. Wat een dra­ma! Bo­ven­dien zijn die klei­ne dorps­ge­meen­schap­pen vaak op zich­zelf aan­ge­we­zen. Bu­ren­hulp is ont­zet­tend be­lang­rijk.

Te­rug.

*(3)
Taxi’s. Zie over de taxi’s in Je­men de be­tref­fen­de bij­dra­ge over dit ver­voer­mid­del, gis­te­ren, 23 no­vem­ber.

Te­rug.

*(4)
Layla Alwi. Laila Alwi, de naar dik­ke, zeer po­pu­lai­re, Egyp­tische ac­tri­ce ver­noem­de (door het volk, niet of­fi­ci­eel) four-wheel drive van elk Ja­pans merk.

Te­rug.

*(5)
Fayrūz / Fayroez (ﻓﻴﺮﻭﺯ). Fay­roez is niet al­leen in Li­ba­non, of in de Ara­bische we­reld be­kend. Zij treed op in al­le gro­te za­len in de we­reld. Wi­ki­pe­dia: Fay­ruz.

Te­rug.

*(6)
Sayyid (meerv., meer dan twee: sā­da). Een say­yid be­hoort tot de eli­te bin­nen een is­lami­tische ge­meen­schap, want is een recht­streek­se af­stam­me­ling van de pro­feet Mu­ham­mad, via zijn doch­ter Fa­ti­ma. Say­yids trou­wen al­leen on­der el­kaar. Zo ver­wa­tert de (ver­meen­de) bloed­ver­want­schap niet.

Te­rug.


MenuFo­toBe­ginIndex en het eindeTrans­criptie.

Meer informatie.

GM.: Google Maps. – Wi.: Wi­ki­pe­dia. – Web.: website. – F.: foto’s in Google Maps.
Wādī Doeᶜan:
:ﻭﺍﺩﻱ ﺩﻭﻋﻦ
al-Mukallā:
GM., Wi.
:ﺍﻟﻤﻜﻠﺎ
al-Šiḥr:
GM., Wi.
:ﺍﻟﺸﺤﺮ

MenuFo­toBe­ginEindeTrans­criptie.

Index

Index van ter­men:
Index van per­so­nen:
Index van lo­ca­ties:

Me­nuFo­toBe­ginHoofd­in­dex.

Trans­crip­tie van de klin­kers in Ara­bische woor­den.

A / a klinkt als ‘a’ in ‘pan’, I / i klinkt als ‘i’ in ‘pin’, U / u klinkt als ‘oe’ in ‘poen’.
Ā / ā klinkt als ‘a’ in ‘ma’, Ī / ī klinkt als ‘i’ in ‘mi’, Ū / ū klinkt als ‘oe’ in ‘moe’.

Klik hier voor het over­zicht van de trans­crip­tie in Ara­bische woor­den.

Me­nuFo­toBe­ginHoofd­in­dex.


Jemen 1997
Jemen 1997 (be­knopt over­zicht).
Je­men 1997: de da­gen in chro­no­lo­gische volg­or­de.
Je­men 1997: al­le foto’s.


Jemen 1996
Jemen 1996 (be­knopt over­zicht).
Je­men 1996: de da­gen in chro­no­lo­gische volg­or­de.
Je­men 1996: al­le foto’s.


De au­teur de­zes kan niet ga­ran­de­ren dat al­le links naar ex­ter­ne web­si­tes (dus die van der­de par­tij­en) al­tijd zul­len blij­ven be­staan. Fo­to’s in Goog­le Maps, bij­voor­beeld, kun­nen ver­dwij­nen wan­neer de ei­ge­naar ze weg­haalt. Ook aan an­de­re links kan een ein­de ko­men, of kun­nen in on­ge­bruik ra­ken.
Wan­neer u een niet wer­ken­de link con­sta­teert kunt u dat mel­den in het re­ac­tie­veld. Bij voor­baat dank.

23 november 1997

Sana'a
Huis in de oude stad van Sana’a, de hoofd­stad van Jemen.

Het Tarīm-project 1997

1997 – 2017: twin­tig jaar ge­le­den

Tarīm: Hadramaut, Jemen

Dagboek 1997

(Dag 9430) Ik ben in Sana’a, de hoofd­stad van Je­men en ik lo­geer in het Gas­mi-ho­tel. – Ik maak ’s nachts en in de ochtend ge­luids­op­na­mes van­uit mijn ho­tel­kamer. – In Lei­den, mijn woon­plaats, ga ik op vrij­dag­avond al­tijd dan­sen in het Leids Vrije­tijds­cen­trum (LVC). Daar zag ik een paar keer een mooie jon­ge vrouw, wier naam ik niet weet en daar­om ‘Enne­fea’ heb ge­noemd. Ik denk de­ze nacht een tijdje aan haar. – Mijn ver­slag, op mijn lap­top ge­schre­ven, be­vat meer (ach­ter­grond)­in­for­ma­tie dan mijn dag­boek­ver­slag. – De munt­een­heid in Je­men is de Rial (YER). (1 rial = f. 0,015 (an­der­hal­ve cent), dus 100 rial = f. 1,50.)

MenuFo­toIndex en het eindeTrans­criptie.

 
 

Zondag, 23 november 1997.
Sana’a: 5/43.
Ik lig lang wakker en dag­droom over Enne­fea.
Om 4.00 uur start ik met het ma­ken van een ge­luids­op­name ’s nachts tot 05.30 uur. Er zit één mooie ge­beds­op­roep bij van een moe’az­zin met licht tril­len­de stem.
Ik ‘verdenk’ één moskee er­van ge­bruik te ma­ken van een band­op­name, want zo­wel de lof­prij­zin­gen als de ge­beds­op­roep is iden­tiek met gis­te­ren­nacht en ook ver­le­den jaar.
Op circa 8.00 uur, weer moe.
Nu pas begint lang­zaam het ge­voel te ko­men dat ik ‘in den vreem­de’ ben.
Maar ook komt het ge­voel dat ik er ge­noeg van heb, met na­me de hoofd­stad be­gint me de keel uit te han­gen, de­ze gro­te, kri­oe­len­de mie­ren­hoop, men­sen die door het stof krui­pen of er zelfs in sla­pen. Ik heb er ge­noeg van en ben blij dat ik nu naar de Ḥaḍramaut kan.
Wat moet ik hier in eigen­lijk doen in de Ra­ma­ḍān, van 28 de­cem­ber tot 4 ja­nu­a­ri. Ge­luids­op­na­mes ma­ken? Ja!
Op zoek naar een geld­wis­se­laar, dwaal ik een tijd­je door de soek. Ik zie een zwart ge­slui­erd meis­je ko­ket, vlot, zelf­be­wust be­we­gend door de stra­ten lo­pen. Dus niet al­leen maar on­der­da­nig­heid!
Ik wissel US-dollar 200 voor 26.400 YER. Tel­len is niet no­dig, het klopt al­tijd. Wat zou er niet al­le­maal ge­beu­ren als je de geld­wis­se­laar niet meer zou kun­nen ver­trou­wen? Dan zou de eco­no­mie in­stor­ten.
Het hotel kost 6.215 YER. Ik geef 6.500 YER.
Het Bilquis-res­tau­rant van Taj She­ba kost cir­ca 3.477 YER. Ik geef 3.700 YER en loop naar huis. [Hotel.]
Spullen in­pak­ken en over twee kof­fers ver­de­len.
De database*(1) voor de Aḥgāf-bi­blio­theek sor­teert niet al­tijd goed. Moet ik op­nieuw con­tro­le­ren.
Nu 22.30 uur.

MenuFo­toBe­ginIndex en het eindeTrans­criptie.


Computerverslag

De eerste drie we­ken van dit ver­blijf in Je­men hield ik op mijn lap­top­com­pu­ter ook een ver­slag bij, waar­in soms din­gen staan die niet in mijn dag­boek voor­komen.
Hier volgt een uit­trek­sel daar­van.

Geluidsopnames

Om kwart voor vier stond ik op en be­gon om vier uur met het ma­ken van ge­luids­op­na­mes van het gods­dien­stig ont­wa­ken van Sana’a. Ver­le­den jaar maak­te ik over twee nach­ten ver­spreid een on­ge­veer twee uur du­rend ge­luids­do­cu­ment van Sana’a in het och­tend­glo­ren, wan­neer de moe’az­zin wak­ker wordt en vindt dat de rest van de stad ook wak­ker moet wor­den.
Aan die geluids­op­na­mes voeg­de ik van­nacht an­der­half uur toe. Het lijkt er­op dat er niet veel ver­an­derd is ver­ge­le­ken met ver­le­den jaar. De moe’az­zins van de di­ver­se mos­kee­ën prij­zen om de beurt de groots­heid van God. Ze moe­ten al­le­maal (?) aan de beurt zijn ge­weest voor­dat rond 5.00 uur de ge­beds­op­roep be­gint. Ken­ne­lijk niet he­le­maal bij de tijd riep één moe’az­zin al even na vie­ren op voor het ge­bed. Hij had ze­ker nog last van ‘zo­mer­tijd’.
Ik verdenk één mos­kee er­van een cas­set­te­ta­pe te ge­brui­ken. Een even­wich­ti­ge lof­prij­zing zon­der ha­pe­ren of ge­luid van het ram­me­len van de mi­cro­foon. Ook de ge­beds­op­roep ge­beurt daar au­to­ma­tisch. Geen ver­schil met gis­te­ren. In al­le an­de­re mos­kee­ën roept de moe’az­zin per­soon­lijk op. Vaak hoor je een kuch­je voor­dat hij be­gint. Een­tje maak­te er een be­wo­gen op­roep van met een enigs­zins tril­len­de stem.
Al dat vroe­ge ge­doe maakt dat ik een be­hoor­lijk slaap­te­kort heb en ik zak­te dan ook ach­ter mijn com­pu­ter, toen ik be­zig was de da­ta­ba­se van Tarīm aan te pas­sen, in slaap.
YouTube: de ge­beds­op­roep (al-aḏān) in Ṣanaᶜā’ voor het och­tend­ge­bed ṣa­lāt al-faǧr van­af al­le ac­tie­ve mos­kee­ën die de ou­de stad rijk is.

MenuFo­toBe­ginIndex en het eindeTrans­criptie.

Reservering

Vanmid­dag bel­de ik met DK. [Ne­der­land­se Am­bas­sa­de] en ver­zocht haar een e-mail naar Jan Just Wit­kam te stu­ren met een me­de­de­ling voor [col­le­ga] Tawfīq.
Een reservering voor een tic­ket op 6 de­cem­ber naar Say’ūn ligt voor hem ge­reed op het kan­toor van Ye­me­nia in Had­da Street, on­der num­mer RG98C.
Ik reserveerde een ka­mer in het Taj She­ba-ho­tel voor hem voor 3 de­cem­ber aan de zwem­bad­zij­de van het ho­tel, zo­als hij me ge­vraagd had. Ik laat hem me­de­de­len dat een ka­mer 180 US$ kost.

MenuFo­toBe­ginIndex en het eindeTrans­criptie.

Database

Ik ont­dek­te dat de sor­teer­func­tie van de da­ta­ba­se in be­paal­de si­tu­a­ties niet goed werkt. Daar moet ik in Tarīm eens goed naar kij­ken. Ik hoop dat ik daar, net als ver­le­den jaar een stoel en een ta­fel ter be­schik­king heb (uit de bi­blio­theek). Als ik op de grond moet zit­ten wer­ken, naar Ara­bische ge­woon­te, doe ik er niet veel aan. (Dan is de com­pu­ter geen lap­top maar een ground­top). Ik kan al­leen maar aan een ta­fel wer­ken.

MenuFo­toBe­ginIndex en het eindeTrans­criptie.

Taxi’s

De taxi’s van Sana’a en ook die van het Zui­den zijn een apar­te be­schrij­ving waard. Ik zat in taxi’s waar­van een van de ach­ter­wie­len waar­schijn­lijk ovaal van vorm was want bij ie­de­re om­wen­te­ling werd de auto iets om­hoog ge­wor­pen. Dat hin­der­de de chauf­feur niet om toch hard te rij­den. Een an­de­re taxi had ken­ne­lijk een los ach­ter­wiel, want de au­to slin­ger­de heen en weer. Ook de­ze chauf­feur taal­de niet om toch hard te scheu­ren. Ik zat in een taxi waar je door de vloer de straat kon zien. Ik zag een taxi waar­van, ter­wijl hij mij pas­seer­de, iets los­raak­te en als ge­volg daar­van vuur en von­ken in het rond vlo­gen. Ik zat in een taxi die een bot­sing met ruim voor hem dwars op de weg staan­de an­de­re au­to al­leen maar kon voor­ko­men door uit te wij­ken naar de an­de­re weg­helft, om­dat zijn rem­men het niet of nau­we­lijks de­den. Ge­luk­kig was er geen ver­keer op de an­de­re weg­helft, hoe­wel dat mis­schien he­le­maal niet ge­vaar­lijk zou zijn ge­weest. Die chauf­feurs zou­den dan ook een kunst­stuk­je heb­ben uit­ge­haald om ons te ont­wij­ken.
De verlichting van de au­to’s doet het over het al­ge­meen niet, wat geen be­zwaar is, want ook au­to’s waar­van de ver­lich­ting wel in or­de is (een won­der) rij­den vaak zon­der licht in het aar­de­don­ker. Ver­lich­ting komt hier in al­ler­lei denk­ba­re en on­denk­ba­re com­bi­na­ties voor.
Er zijn auto’s waar­van je zou den­ken dat die he­le­maal in or­de zijn, om­dat ze zo nieuw uit­zien. Dat zijn de gro­te land­crui­sers waar­van er hier veel zijn en die wor­den ge­bruikt voor het trans­port van toe­ris­ten. Maar ik zag al vaak chauf­feurs on­der die auto’s lig­gen om met ijze­ren sta­ven en tou­wen al­le ge­bro­ken de­len weer aan el­kaar te ‘kno­pen’.
Er is hier, volgens mij, geen en­kel ver­voer­mid­del in or­de. De vlieg­tui­gen voor bin­nen­lands ver­voer zien er be­hoor­lijk ver­zorgd uit. Ik heb de pi­lo­ten nog niet on­der hun ma­chi­nes zien lig­gen, maar ik denk dat uiter­lij­ke schijn, net zo­als bij de land­crui­sers, be­driegt.
Van die machines moet ik toch ge­bruik maken. Ik heb geen keus. An­ders moet ik met zo’n au­to­wrak door de woes­tijn om in Tarīm te ko­men, waar on­der­weg ook nog het ge­vaar van kid­nap­ping door ‘wil­de’ no­ma­den­stam­men*(2) schuilt.

MenuFo­toBe­ginIndex en het eindeTrans­criptie.

Hotelrekening

Ik vroeg de re­ke­ning van het ho­tel en ik moet 6.215 rial be­ta­len. On­ge­veer ne­gen­tig gul­den, in­clu­sief die slech­te lunch­kip van gis­te­ren.

MenuFo­toBe­ginIndex en het eindeTrans­criptie.

Noten

*(1)
Database en cata­lo­gus. Ik maak­te in Ne­der­land al een da­ta­base van de ca­ta­lo­gus van de Aḥgāf-bi­blio­theek in Ta­rīm. Die is nog niet he­le­maal af. Ik moet er nog enig werk aan ver­rich­ten.

Te­rug.

*(2)
Woestijn en ‘wilde’ no­ma­den­stam­men. Het ge­beurt in Je­men ge­re­geld dat toe­ris­ten ge­kid­napt wor­den, wan­neer die en reis door de woes­tijn ma­ken. Dit is een mid­del van de no­ma­den om de re­ge­ring on­der druk te zetten, om ei­sen in­ge­wil­ligd te krij­gen. De toe­ris­ten in kwes­tie wor­den meest­al goed be­han­deld en over­komt niets. In de laat­ste ja­ren van de twin­tig­ste eeuw is er maar één toe­rist ver­moord, ter­wijl er ve­le tien­tal­len ont­voerd zijn. Na on­der­han­de­lin­gen met de over­heid ko­men al­le toe­ris­ten weer on­ge­schon­den vrij.

Te­rug.


MenuFo­toBe­ginEindeTrans­criptie.

Index

Index van ter­men:
Index van per­so­nen:
Index van lo­ca­ties:

Me­nuFo­toBe­ginHoofd­in­dex.

Trans­crip­tie van de klin­kers in Ara­bische woor­den.

A / a klinkt als ‘a’ in ‘pan’, I / i klinkt als ‘i’ in ‘pin’, U / u klinkt als ‘oe’ in ‘poen’.
Ā / ā klinkt als ‘a’ in ‘ma’, Ī / ī klinkt als ‘i’ in ‘mi’, Ū / ū klinkt als ‘oe’ in ‘moe’.

Klik hier voor het over­zicht van de trans­crip­tie in Ara­bische woor­den.

Me­nuFo­toBe­ginHoofd­in­dex.


Jemen 1997
Jemen 1997 (be­knopt over­zicht).
Je­men 1997: de da­gen in chro­no­lo­gische volg­or­de.
Je­men 1997: al­le foto’s.


Jemen 1996
Jemen 1996 (be­knopt over­zicht).
Je­men 1996: de da­gen in chro­no­lo­gische volg­or­de.
Je­men 1996: al­le foto’s.


De au­teur de­zes kan niet ga­ran­de­ren dat al­le links naar ex­ter­ne web­si­tes (dus die van der­de par­tij­en) al­tijd zul­len blij­ven be­staan. Fo­to’s in Goog­le Maps, bij­voor­beeld, kun­nen ver­dwij­nen wan­neer de ei­ge­naar ze weg­haalt. Ook aan an­de­re links kan een ein­de ko­men, of kun­nen in on­ge­bruik ra­ken.
Wan­neer u een niet wer­ken­de link con­sta­teert kunt u dat mel­den in het re­ac­tie­veld. Bij voor­baat dank.