10 oktober 1976

Dagboek 1976

(Dag 1716) Cees en ik zijn sa­men op va­kan­tie in Ma­rok­ko ge­weest. We zijn op de te­rug­weg en zit­ten in de trein in Frank­rijk en la­ter in Bel­gië. Vroeg in de mid­dag ko­men we in Maas­tricht aan, waar we bei­den wo­nen. – Aan­slui­tend aan deze dag volgt het va­kan­tie­over­zicht, zo­als ik dat enige da­gen na thuis­komst schreef. Ik schrijf daar­in nog­al uit­ge­breid over de ver­stand­hou­ding tus­sen Cees en mij ge­du­ren­de de af­ge­lo­pen vier we­ken. – Ik word in dat ver­slag ook een beet­je een ko­lo­ni­aal, die de ‘zwar­te’ wil on­der­wij­zen door hem te la­ten zien wat gods­dienst met de mens doet.

MenuIndex en het einde.
Vakantieoverzicht.

Zondag, 10 oktober 1976.
In Hen­da­ye: we rij­den weg. Ik met een leeg hart, want ik had niet eens af­scheid van Si­mon kun­nen ne­men.
Er staan men­sen in de gang voor een cou­pé en die slechts door twee per­so­nen ge­re­ser­veerd is en toch af­ge­slo­ten is. Met mijn punt­tang maak ik die open en spreek met de nieuwe ‘be­wo­ners’ af dat ze niets we­ten. Ik ver­tel even met een Ma­rok­kaan die ook in die cou­pé gaat.
’s Nachts staan er Span­jaar­den luid op de gang te zin­gen. Ze moe­ten van de con­duc­teur een cou­pé zoe­ken. Drie ko­men bij ons erbij en ze zijn zo snug­ger om na ver­loop van tijd het licht uit te doen.
’s Nachts krijg ik het koud en neem me voor: ‘Hou dat vol tot­dat je in Pa­rijs bent,’ maar ik heb toch de re­gen­jas ge­pakt en hier­na met het hoofd voor­over op de ‘eet­tafel’ warm en goed ge­sla­pen.
Bij dag­licht zijn we in Pa­rijs en de Span­jaar­den staan weer op de gang te zin­gen.
We stap­pen uit, de Zweed­se meis­jes blij­ven op Ga­re d’Aus­ter­litz. We ne­men af­scheid.
Si­mon heb ik niet meer ge­zien.
Wij ver­vol­gen on­ze reis met de bus naar het Ga­re du Nord waar we lang op de vol­gen­de trein moe­ten wach­ten. Op het ter­ras van een ca­fé drin­ken we kof­fie en eten brood­jes en ons ei­gen brood. Een du­re zaak is het.
Ook in Pa­rijs zijn mooie boys.
Als we in het sta­tion lo­pen ziet Cees een trein aan­ge­ge­ven die er ’s mor­gens nog niet stond: 10.27 uur. De­ze gaat naar Brus­sel en ver­trekt over 2 mi­nu­ten.
We stap­pen in de laat­ste wa­gon in en rei­zen naar Brus­sel, Luik en ver­vol­gens Maas­tricht. Om 14.12 uur zijn we in Maas­tricht. We gaan met de ta­xi naar huis, voor f. 5,00 in­clu­sief fooi.
We we­gen on­ze rug­zak­ken. De mij­ne weegt 30 kg. Die van Cees 20 kg, maar daar moe­ten nog wat etens­spul­len bij, een kilo of 3 of 4. Zodat de last van Cees goed is voor cir­ca 24 ki­lo­gram.
Af­ge­val­len ben ik slechts wei­nig.
We no­di­gen Jaap uit voor een kop qah­wa ha­lib [kof­fie ver­keerd] en ver­tel­len wat. We ge­ven hem het muts­je en een over­ge­houden fles­je Spaans bier.
Jan G. komt en voor hem maak ik een ver­slag­je, geef hem het kan­ten muts­je en spreek voor don­der­dag­avond een groot ver­slag af.
Te­gen 19.00 uur bel ik Pa en Ma en maak een af­spraak voor dins­dag­avond.
Ik wil dou­chen, [die is op de der­de ver­die­ping] maar kan de stan­daard plas­tic zak niet vin­den: een Ta­lens-zak. Sinds Mi­li­tai­re Dienst ge­bruik ik vrij­wel niet an­ders dan Ta­lens-zak­ken om mijn dou­che­spul­len in te doen en nu is die weg. Ik ben woe­dend. (Waar­schijn­lijk door ver­moeid­heid) Ik trek al­les uit dat vak van de kast en vind hem niet. Ik stop al­les er weer in. Ma heeft op­ge­ruimd, maar ze heeft goed op­ge­ruimd, zelfs de fles­jes Trap­pist heeft ze af­ge­stoft en het gas­stel en de ijs­kast goed schoon ge­maakt.
Ik ga zon­der die zak dou­chen en (uiter­aard) dat gaat net zo goed.
Tegen 23.00 uur ga ik op bed, na al­les uit­ge­pakt te heb­ben.
Weer: tot voor Pa­rijs mis­tig, la­ter zon­nig.

Me­nuBe­ginIndex en einde.
Hoofd­indexOver­zicht 1972-1990.
Ma­rok­ko 1976 (over­zicht).

Va­kan­tie­over­zicht: vier we­ken in Ma­rok­ko.

Toen Cees één week voor­dat ik naar Ma­rok­ko zou gaan, be­sloot om ook mee te gaan voel­de ik dat als:
1.) Een op­luch­ting. Ik zou me vrij­er voe­len in mijn han­de­len en ik zou me ge­rug­ge­steund voe­len in mijn op­tre­den, want ik had de laat­ste tijd toch wel eens va­ker het ge­voel: ‘Hans, waar be­gin je aan?’
Zowel Pa, Ma als Opa en Jan G. voel­den zich ook erg op­ge­lucht.
2.) Als een be­las­ting in de vrij­heid van mijn han­de­len, door Cees, die een over­heer­sen­de rol zou wil­len spe­len.
Dit laat­ste, wat ik ook al op de dag Mar­ra­kesh – Ouar­za­za­te (22 sep­tem­ber) heb om­schre­ven, is soms een te gro­te be­las­ting voor mij ge­weest.
Toen ik in 1974 met Wil­lem J. naar Lon­den ben ge­weest, zijn we twee keer een paar uur uit el­kaar ge­weest, om­dat ik het soms moei­lijk had en erg krie­be­lig werd.
Bij Cees heb ik niet zo’n schei­ding ge­maakt, om­dat hij ner­gens heen kan, want er is nie­mand die hem kan ver­staan en hij kan nie­mand ver­staan.
Dit sa­men­zijn van vier we­ken met een Cees die een over­heer­sen­de rol wil­de spe­len en speel­de is voor mij per­soon­lijk soms te veel van het goe­de(?) ge­weest: dat leid­de tot span­nin­gen voor mij­zelf in Mar­ra­kesh en Al­ge­ci­ras.
In Al­ge­ci­ras, toen we niet ver van el­kaar zaten en hij zijn mond dicht hield, een half uur lang, dat was een he­le op­luch­ting.
In de trein van Hen­da­ye naar Pa­rijs, ’s nachts had hij weer een be­moe­de­ren­de op­mer­king en ik heb hem toen ge­zegd dat dit me de he­le reis ge­stoord had, dat be­moe­de­ren. De­ze op­mer­king was veel te laat en had op de eer­ste dag in plaats van op de laat­ste dag ge­zegd [ge­maakt] moe­ten wor­den.
In Mek­nes, bij het de twee­de be­zoek, had ik hem ge­zegd dat ik vond dat het goed ging met ons twee­ën en het ging be­ter als in Lon­den, maar over dat be­moe­de­ren heb ik ex­pres niet ge­spro­ken om geen ex­tra span­nin­gen tus­sen ons twee­ën op te wer­pen. Iets wat ik niet meer zal wil­len ver­dra­gen.
Ach­ter­af ge­zien zijn mijn span­nin­gen in Mar­ra­kesh en Al­ge­ci­ras goed te ver­kla­ren. Op die mo­men­ten dat ze er wa­ren, zag ik die zelf niet en Jan G. heeft me er pas don­der­dag 14 ok­to­ber op re­la­tie ge­we­zen: het do­mi­nan­te ge­drag van Cees en mijn span­nin­gen.
Ik ben blij dat Cees is mee­ge­gaan, maar ik heb me door hem ook ont­zet­tend ge­remd ge­voeld, om­dat hij al­les moet we­ten en vre­se­lijk nieuws­gie­rig is en als ik zelf wat te ber­de bracht was zijn re­ac­tie: “Zoek het maar uit.” Dat grief­de mij tel­kens weer.
Een vol­gen­de keer wil hij weer mee. Hij wil Frans le­ren en dus he­le­maal on­af­han­ke­lijk zijn. Dan kan ik ook eens zeg­gen: “Je zoekt het maar uit.”
Hij wil­de soms din­gen ge­re­geld heb­ben, die ik dan met mijn ge­brek­kig Frans moest voor el­kaar zien te krij­gen, zo­als een taxi van Tinj­dad naar Er­foud en ach­ter­af wil­de hij niet be­grij­pen waar­om dat niet ging en zei: “Vraag dan waar­om?” Ik re­a­geer­de daar niet meer op.
Soms, al in de eers­te week dacht ik: ‘Nog drie we­ken met Cees, ont­zet­tend,’ en vaak was ik blij dat er een dag om was en dat we dich­ter­bij ‘het-naar-huis-gaan‘ waren. Niet om het land Ma­rok­ko, maar om de be­moei­zucht van Cees wil­de ik naar huis. Dat was de enige mo­ge­lijk­heid om hem een poos­je kwijt te zijn en ik heb me al voor­ge­nomen om maan­dag 11 ok­to­ber ver­lof op te ne­men en dat dan de laat­ste dag te la­ten zijn waar­op ik voor­lo­pig met hem op­trek.
Soms dacht ik ver­lan­gend te­rug aan die dag in be­gin au­gus­tus waar­op ik bij IJ­ze­ren in het gras van de zon en de stil­te had zit­ten ge­nie­ten, iets wat ik in Ma­rok­ko niet heb mee­ge­maakt: stil­te.
Toen ik in Al­ge­ci­ras was, wil­de ik snel naar huis, maar toen dat niet bleek te gaan, was ik er ‘ka­pot’ van.

Me­nuBe­ginIndex en einde.

Ra­ma­dan, een ide­a­le tijd om te rei­zen en ook niet, na­tuur­lijk. In de bus­sen geen rook, want zelfs ket­ting­ro­kers ro­ken de he­le dag niet. Som­mi­ge men­sen zijn wel een beet­je krib­big, zo­als in de bus naar Ouar­za­za­te, toen uit het ba­ga­ge­rek een tasje naar be­ne­den viel bo­ven op een jon­gen. Die gooi­de het snel naar ach­te­ren en de man ach­ter hem gooi­de het agres­sief weer te­rug naar vo­ren. Er vie­len har­de woor­den, maar een minuut la­ter werd er weer ge­la­chen.
Als we aten, bo­den we on­ze ver­ont­schul­di­gin­gen aan, want de soms hon­ge­rige ogen de­den je de trek ver­gaan en ze zei­den dan dat we rus­tig kon­den eten, want Ra­ma­dan gold slechts voor mos­lims. Vaak lie­ten we het eten en drin­ken ook, wat voor ons ook niet mee­viel om­dat we ’s nachts ook niet ge­ge­ten had­den, maar zo erg moei­lijk was het ook niet.

Me­nuBe­ginIndex en einde.

Meer dan veer­tig li­ter mi­ne­raal­water heb­ben we ge­dron­ken: Si­di Ha­ra­zem in plas­tic fles­sen van 1,5 li­ter. Er zit smaak noch reuk aan en het is zon­der kool­zuur­gas.
Het is be­ter dan kraan­wa­ter, wat nog wel eens naar chloor ruikt en in Tin­ghir in Ho­tel Tod­gha zelfs een licht bruin kleurt­je had.
Met kraan­wa­ter poet­sten we hoofd­za­ke­lijk on­ze tan­den en de rest van het li­chaam. (Dou­che.)
Ook ge­bruik­ten we Si­di Ha­ra­zem om on­ze tan­den te poet­sen als het kraan­wa­ter te sterk rook of een kleur had.

Me­nuBe­ginIndex en einde.

Ma­rok­ko: een over­wel­di­gen­de hoe­veel­heid aan er­va­rin­gen en on­tel­baar veel knap­pe jon­ge­man­nen. Dat al­les zor­gde er­voor dat ik aan Ne­der­land niet meer dacht.
Deze hoeveel­heid aan er­va­rin­gen heb­ben me het idee ge­ge­ven heel lang op va­kan­tie te zijn ge­weest. Na twee we­ken had ik het ge­voel al maan­den on­der­weg te zijn.
Hoewel het er niet meer naar uit­zag heb­ben we toch nog op de val­reep con­tact ge­legd met een jon­ge­man: Mo­ham­med R.
Het hu­ren van een au­to is in de soep ge­lo­pen en ik weet dus niet wat dat ge­bracht had, maar ik ben blij dat het mis­lukt is (ach­ter­af) want daar­mee kwa­men we in con­tact met Mo­ham­med en het heeft ons bo­ven­dien veel geld be­spaard.

Me­nuBe­ginIndex en einde.

In­clu­sief de reis­kos­ten, heb ik f. 469,40 + f. 800,00 + f. 74,00 (reis­ver­ze­ke­ring) = f. 1.340,00 uit­ge­ge­ven. Zeg: voor nog geen f. 1.400,00 een maand op va­kan­tie.

Over Mo­ham­med: een mooie, gro­te (cir­ca 1,85 m) jon­gen, ne­gro­ïde ty­pe. Een heel erg voor­ko­men­de, be­leef­de, be­schaaf­de jon­gen, 18 jaar, ge­bo­ren: 1958. Spreekt Frans en Ara­bisch, leert En­gels pas een paar dagen. Stu­deert Eco­no­mie en We­ten­schap­pen (Scien­ce) Ma­the­ma­tiek. We heb­ben el­kaars ad­res en het zou niet gek zijn om een schrif­te­lijk con­tact te on­der­hou­den, om­dat ik dan, als ik weer in Ma­rok­ko kom, een ad­res heb om een vriend te be­zoe­ken.
Ik wil via hem meer over Ma­rok­ko te we­ten ko­men en (blan­ke als ik ben) hem te la­ten zien wat er in een de­mo­cra­tie mo­ge­lijk is. Met blan­ke be­doel ik: ik wil het on­der­wij­zend deel zijn. Ik wil hem la­ten zien dat gods­dienst opium voor het volk is en dat opium (hasj) ook een ver­stik­ken­de gods­dienst is, zo­als bij ons (voor­al in Lim­burg) de drank.

Me­nuBe­ginIndex en einde.

De ar­moe­di­ge toe­stan­den. De te­le­vi­sie heeft ar­moe­de la­ten zien, doch in Ma­rok­ko is die gro­ter, veel gro­ter. De meest mooie jongen die ik zag (in Ouar­za­za­te) strom­pel­de met een krom been op kruk­ken voort.
De meest ver­schrik­ke­lij­ke won­den, met een vie­ze doek en een plas­tic lap af­ge­dekt.

Me­nuBe­ginIndex en einde.

Ogen. Circa 20% heeft wat aan een oog, ver­min­kin­gen, ziek­ten en huid­ziek­ten. (Han­den en voe­ten zit­ten meest­al on­der een dik­ke laag zand of an­de­re rot­zooi en zien er goor uit.)
On­be­schrij­fe­lijk wat we bo­ven de ‘rok­ken’ zien, maar wat zit er­on­der? Open been­won­den, zo­als een vrouw in Ra­bat haar buur­vrouw liet zien.
En dan de hy­gië­ne: be­stel een glas te drin­ken. Bij de buur­man wordt het van de ta­fel ge­no­men, met koud wa­ter was­sen de groe­ze­li­ge han­den het glas af en je krijgt het voor­ge­zet.

Me­nuBe­ginIndex en einde.

Zaakjes zien er kaal en oud uit. In Fez is een leuk zaak­je met ro­de te­gel­tjes te­gen de muur en er wordt vaak ge­poetst, blijk­baar, want de vet­te stre­pen van een doek staan op de te­gel­tjes. Spie­gels zijn sme­rig, wel ge­poetst, maar met een sme­ri­ge vet­te doek.

Me­nuBe­ginIndex en einde.

Sla­gers, twin­tig naast el­kaar. Nie­mand maakt zich druk of hij ver­koopt of niet en nie­mand maakt zich druk over die vlie­gen: hon­der­den.
Nee, toch zijn er men­sen die zich druk ma­ken over die vlie­gen. Ze spui­ten (ge­luk­kig geen spuit­bus) met een hand­pomp het vlie­gen­ver­gif in hun zaak rond over het vlees en over an­de­re open en bloot­lig­gen­de le­vens­mid­de­len, hoe dan ook, die vie­ze vlie­gen moeten dood.
An­de­ren waai­e­ren af en toe met een waai­er­tje de vlie­gen weg, waar­van de mees­te blij­ven zit­ten om­dat die ken­ne­lijk we­ten niet te zullen wor­den dood­ge­sla­gen op het vlees, want dat ziet wel on­ge­zel­lig uit: een dooie vlieg op een dood schaap.
Kop­pen van gei­ten en scha­pen, met de ogen er­in, lig­gen uit­ge­stald. (Var­kens zijn er niet: ver­bo­den door de is­lam.)
In Tan­ger en Ra­bat op de vis­markt is al­les, vol­gens mij, rot, maar zo stinkt het ook in Maas­tricht op de vis­markt, al­leen zijn er min­der vlie­gen. Ook in de zo­mer? On­ze vlie­gen zijn gro­ter.

Me­nuBe­ginIndex en einde.

En dan ta­len en re­ke­nen: zie don­der­dag 7 oktober jl. in res­tau­rant Zan­zi­bar.

De bus­ver­bin­din­gen: goed om in een be­gin­plaats of bij­na-be­gin­plaats (Er­ra­chi­dia) op te stap­pen, an­ders moet je tus­sen de Ma­rok­ka­nen, die al met meer zijn dan dat er vrije plaat­sen zijn, ook nog een kaar­tje pro­be­ren te krij­gen. Als de bus vol is, komt er de vol­gen­de dag weer een, waar het­zelf­de voor geldt, als hier­bo­ven.
Op tijd ver­trek­ken is er niet bij, maar dat stoor­de mij na­ge­noeg niet, in te­gen­stel­ling tot Cees, die er ze­nuw­ach­tig van werd. En­kel in Mar­ra­kesh sloop­te het mij ook.

Me­nuBe­ginIndex en einde.

Als men­sen el­kaar te­gen­ko­men en el­kaar als vrien­den be­schou­wen ge­ven zij el­kaar een hand en bren­gen dan hun hand aan hun ei­gen hart.
Bij fa­mi­lie­le­den bren­gen zij hun hand aan hun lip­pen en kus­sen de­ze. Het­zelf­de als kus­hand­jes, maar hy­gië­ni­scher want je kust je ei­gen sme­rige hand en niet die van een an­der.

Me­nuBe­ginIndex en einde.

Ik heb ge­zien hoe een vrouw een paar man­nen de hand kus­te. Bij ons kus­sen de man­nen de vrou­wen de hand en als je goe­de be­ken­den bent kus je el­kaar goe­den­dag, zo­als Mo­ham­med in Mek­nes.
Marokko is een man­nen­land. Man en vrouw, jon­gen en meis­je, meis­jes in een ca­fé, jon­gens en meis­jes dan­sen, dat al­les kun je zien, maar dan al­leen bij ons. In Ma­rok­ko is dat er niet bij. (Mis­schien wel in de nacht­clubs?) Jon­gens hand in hand, jon­gens die op don­kere hoek­jes dicht bij el­kaar staan (knuf­fe­len?) man­nen, hand in hand, zelfs ou­de­re man­nen en heel ou­de.
Elkaar kus­sen, open­lij­ke ho­mo­fi­lie? Dat moest in Ne­der­land ook kun­nen, maar dat is (nog) niet mo­ge­lijk.

Me­nuBe­ginIndex en einde.

En de jon­gens in Ma­rok­ko, de ene is nog mooi­er dan de an­de­re en ook nog vrien­de­lij­ker. Het zijn daar mooie men­sen. Er zijn ook veel mooie meis­jes, die op een af­stand­je staan te gnif­fe­len en als je ze aan­kijkt of aan­spreekt, lo­pen ze gie­che­lend weg.

Me­nuBe­ginIndex en einde.

Marokko is het land van de kin­der­ar­beid en je ziet veel kin­de­ren in de soek (de markt in de Me­di­na) wer­ken en in Fez ma­ken meis­jes van cir­ca 5 jaar oud ra­zend­snel kno­pen bij een ta­pijt­kno­per.
De scho­len wor­den ook wel be­zocht en in Fez za­gen we veel kin­de­ren naar school gaan, maar ik denk dat de mees­ten wer­ken!
Veel be­de­laart­jes en als ik die kin­de­ren in de ogen kijk, wel ja, tien­tal­len Dir­hams heb ik uit­ge­deeld.

Me­nuBe­ginIndex en einde.

Het ver­keer: als je niet toe­te­ren kunt, kun je niet rij­den en als je remt in plaats van te toe­te­ren en niet ge­woon door­rijdt, ben je je rij­be­wijs niet waard.
Het­zelf­de geldt voor brom­mers, die meest­al mo­to­risch niet in or­de zijn, maar het zoe­mer­tje werkt als een klok­je.
De ver­keers­lich­ten. Als goe­de chauf­feur rij je mins­tens 10 me­ter door het ro­de licht en let je op het an­de­re ver­keer om te we­ten wan­neer jij aan de beurt bent en an­ders toe­tert je ach­ter­buur­man wel. Soms, zo­als in Ra­bat, staan al­le ver­keers­lich­ten dub­bel aan­ge­ge­ven. Eén keer voor het di­rect be­lang­heb­ben­de ver­keer (dat er­voor hoort te staan) en één keer voor het in­di­rect be­lang­heb­ben­de ver­keer, in de an­de­re rich­ting, zo­dat die kun­nen zien: ‘Nu ben ik aan de beurt.’

Me­nuBe­ginIndex en einde.

Toen ik van­a­vond door Maas­tricht liep voel­de ik me er niet thuis. Al­les is zo groot en la­waai­e­rig en schreeu­we­rig.

Cees heeft vijf pot­jes ge­kookt op zijn pri­mus. Acht keer heb­ben we in een res­tau­rant warm ge­ge­ten en af en toe soep tus­sen door. Veel brood en wa­ter, een beet­je melk, kaas en sar­di­nes.
Ik heb thuis nog wat in te ha­len. Ik weeg 62 kg.

Me­nuBe­ginIndex en einde.

As ik nu nog aan Ma­rok­ko denk, dan is dat vaak aan de ‘da­del­jon­get­jes’ op 27 sep­tem­ber, toen we lift­ten om naar Er­foud te gaan.
Ook schoot me gis­te­ren te bin­nen dat ik in Ouar­za­za­te een jon­gen heb ge­zien met een blauw ge­streep­te ‘Do­rus-trui’ en die een tul­band droeg, met een slui­er voor het ge­zicht, als een woes­tijn­man. Dat was op za­ter­dag 25 sep­tem­ber en hij was erg mooi. Dat zag ik toen hij zijn slui­er en tul­band af­deed. Daar­voor vond ik hem al erg mooi en mys­te­rieus aan­doen. Hij stond ook naar de bus te kij­ken die klaar stond voor ver­trek naar Tin­ghir.

Me­nuBe­ginIndex en einde.

Zaterdag 2 oktober.
Ik loop over de gang van het ho­tel en een vrouw vraagt me of ik bij haar wil ko­men. Schuch­ter volg ik haar en blijf in de deur­ope­ning van haar kamer staan. Zij zegt: “Kom toch bin­nen.” Er is nog een vrouw. De eers­te vraagt of ik dit ken. Zij houdt mee een brief­je van 25 gul­den voor de neus. Na­tuur­lijk ken ik dat.
Er is iemand ver­trok­ken, maar die kon niet in Dir­ham be­ta­len en hij of zij gaf f. 25,00
Zij vraagt hoe­veel het waard is. Ik zeg: “Kom naar mijn ka­mer, dan zoek ik het uit.” Met een re­ke­ning van Cees, die 166 Dir­ham voor f. 100,00 kreeg be­gin ik aan een moei­lij­ke be­re­ke­ning, ter­wijl ik ook een kwart van 166 had kun­nen ne­men. Ik be­taal haar 41 Dh. Ze is blij.

Me­nuBe­ginIndex en einde.

Later, thuis blijkt dat 7 gi­ro­kaar­ten van 250 Dh voor f. 151,25 zijn op­ge­no­men en eind no­vem­ber 3 van 250 Dh voor f. 145,00

Herinneringen over deze vakantie.

1:
Voor­dat ik naar Ma­rok­ko ver­trok waar­schuw­de een col­lega mij voor open­lij­ke ho­mo­fi­lie. Hij was in Tunesië met va­kan­tie ge­weest en had daar ‘al­le’ man­nen hand in hand zien lo­pen en el­kaar zien zoe­nen.
2:
Eveneens voor­dat ik naar Ma­rok­ko ver­trok waar­schuw­den di­ver­se col­le­ga’s me dat ik niet meer le­vend te­rug zou ko­men.
“In Ma­rok­ko zit­ten ge­slui­er­de man­nen langs de muur en als je langs­loopt trek­ken ze een mes en ste­ken je dood,” zo be­weer­den ze met gro­te stel­lig­heid.
3:
In de trein, op de te­rug­weg, in Span­je of in Frank­rijk, wa­ren er Ma­rok­ka­nen (of Span­jaar­den?) die tel­kens kran­ten in de brand sta­ken, wan­neer de trein door een tun­nel reed, als­of ze bang wa­ren in het don­ker.

Index

Index van termen:
Index van personen:
Index van locaties:

Me­nuBe­gin
Hoofd­in­dexOver­zicht 1972-1990.
Ma­rok­ko 1976 (over­zicht)Va­kan­tie­over­zicht.

9 oktober 1976

Dagboek 1976

(Dag 1715) Cees en ik zijn sa­men op va­kan­tie in Ma­rok­ko geweest. We zit­ten nu in de trein in een coupé voor acht personen en rei­zen door Span­je rich­ting Pa­rijs. Als me­de­pas­sa­giers heb­ben we drie Zweed­se meis­jes: Cor­ne­lia, Ann en Ann en drie Ma­rok­ka­nen, waar­van er twee nog stu­de­ren, Si­mon en Chou­a­ki, en een ou­de­re man. – Te­gen de avond be­rei­ken we Hen­da­ye aan de Spaans / Fran­se grens, waar Si­mon en Chou­a­ki door de Fran­se dou­ane wor­den te­gen­ge­hou­den. – Ik leer weer wat over de Ma­rok­kaan­se cul­tuur.

MenuIndex en het einde.

Zaterdag, 9 oktober 1976.
We komen in Ma­drid en als Si­mon en Chou­a­ki uit­ge­stapt zijn en de trein weg­rijdt, maak ik me on­ge­rust over hen, maar de trein wordt ken­ne­lijk ge­ran­geerd, want keert weer te­rug naar het per­ron.
Met Simon praten ik over van al­les in het Frans en het En­gels, wat hij re­de­lijk be­heerst. Hij wil de En­gel­se woor­den voor ‘pe­nis’ en ‘va­gi­na’ we­ten, doet dat fluis­te­rend en ge­heim­zin­nig, om­dat er meis­jes bij zijn en ik word een beet­je rood en hij stapt over op een an­der on­der­werp.
Als hij van on­ze me­loen voor ie­der een stuk­je af­snijdt, laat hij het groot­ste stuk voor mij, dat ik met Cees deel. Op Si­mon ben ik ver­liefd.
’s Middags van circa twee tot vier uur slaap ik.
De meis­jes ko­men uit Zwe­den en spre­ken al­leen maar En­gels. De ou­de­re Ma­rok­kaan vraagt Cor­ne­lia, de aar­dig­ste, ten hu­we­lijk als der­de vrouw. Hij heeft vijf kin­de­ren. Hier­bij wordt wat af­ge­la­chen, want Si­mon treedt op als ver­ta­ler Ara­bisch – Frans / En­gels en ik moet hem hel­pen met het En­gels.
Dat de meis­jes bij ons in het Wes­ten zelf be­slis­sen is voor de ou­de man moei­lijk te be­grij­pen en dat het niet duur is, kan er ook niet in.
In Marokko ko­men de ou­ders over­een. Moet de fa­mi­lie van de man veel geld bij­een bren­gen, liefst een in­ge­richt huis en heeft het meis­je ge­werkt, dan moet de man al zijn geld aan de ou­ders van het meis­je af­dra­gen.
We praten een beetje over po­li­tiek en Si­mon spreekt over [ko­ning] Has­san le Deux en als ik zeg dat Has­san le Di­a­ble is, geeft hij me glim­la­chend een hand.
Het is ge­vaar­lijk om over po­li­tiek te pra­ten.
Gis­te­ren­avond nam de ou­de­re Ma­rok­kaan 1.000 Pe­se­ta (een brief­je) van Cor­ne­lia aan en een snot­aap van de O.N.I. het im­mi­gra­tie­bu­reau [Of­fi­ce Na­tio­nal d’Im­mi­gra­tion] zag dat en maak­te en hele scène, waar­bij Simon voor­zich­tig de ge­moe­de­ren pro­beer­de te sus­sen. De ou­de­re man liet zich door de snot­aap, die met de po­li­tie dreig­de, over­don­de­ren.

Simon: “Je werkt bij de PTT (Pe­tit Tra­vail Tran­quil­le: [Een rustig werkje]) Wat doe je?”
“Ik kijk hoe an­de­ren wer­ken.”
“Chef?”
“Nee, assistent.”
“Verdien je goed?”
“Ja.”
“Geef je ook geld aan je ou­ders?”
Ik sta versteld. Dit had ik nog niet mee­ge­maakt. Ik leg hem uit dat als ik geld aan mijn ou­ders zou ge­ven, zij be­le­digd zou­den zijn. In Ne­der­land is het niet meer no­dig dat ou­ders moe­ten le­ven van door hun kin­de­ren ver­dien­de geld.
Simon kan dat maar moei­lijk ge­lo­ven.
In Hendaye schei­den zich on­ze we­gen. Zij wor­den door de dou­ane te­gen­ge­hou­den en ik vraag hem of hij hier moet wacht­en. Hij zegt dat hij dat niet weet.
Voor­dat we uit­stap­ten deel­de Si­mon aman­dels uit.
“Potentie ver­ho­gend”, zei Chou­a­ki, Al­thans, zo zegt hij, dat als een Ma­rok­kaan van vrouw wil ver­wis­se­len, eet hij aman­dels.
We lopen door* en Cees zoekt de meis­jes en ik de jon­gens. Cees heeft meer suc­ces dan ik.
In Parijs kijk ik ook, maar daar zie ik Si­mon ook niet. (Chou­a­ki zou in Bor­deaux uit­stap­pen.)
Weer: in de trein was het lek­ker en droog.

*
Station Hendaye. Wi. De tekst in het dag­boek vermeldt het niet, maar we moe­ten op sta­tion Hen­da­ye over­stap­pen. Op de heen­weg was dat niet het ge­val. Daar werd on­ze trein van een an­der on­der­stel voor­zien, want in Span­je is het spoor bre­der dan in de rest van Eu­ro­pa.

Index

In­dex van ter­men:
.
In­dex van per­so­nen:
In­dex van lo­ca­ties:
.

Me­nuBe­ginHoofd­in­dex Over­zicht 1972-1990Ma­rok­ko 1976 (over­zicht).

8 oktober 1976

Minaret
Dit is een typische Marokkaanse minaret: vierkant, massief en groen. Deze staat in Meknes.

Dagboek 1976

(Dag 1714) Cees en ik zijn sa­men op va­kan­tie in Ma­rok­ko. We zijn in de stad Tan­ger. In de och­tend wil­len we Ma­rok­ko ver­la­ten, maar we krij­gen bij­na pro­ble­men met de po­li­tie. Uit­ein­de­lijk zijn we op tijd bij de veer­boot naar Al­ge­ci­ras in Span­je. Die ver­trekt om 8.00 uur. We va­ren over de Straat van Gi­bral­tar. In Span­je ont­dek ik dat niet al­leen de Ma­rok­kaan­se jon­ge­man­nen knap en sexy zijn, maar ook de Spaan­se. – Laat in de avond be­gin­nen we aan de trein­reis huis­waarts.

MenuIndex en het einde.

Vrijdag, 8 oktober 1976.
Adieu Ma­roc a pro­chaine an­nee sha’al­lah.*
Slecht ge­sla­pen.
Op 6.00 uur. Eten op de ka­mer.
We betalen het ho­tel. Dat is 37 Dir­ham (Dh), in­clu­sief het ont­bijt. We heb­ben geen ont­bijt gehad en kun­nen dat niet voor acht uur krij­gen. Op dat tijd­stip ver­trekt de veer­boot.
Cees wil niet meer be­ta­len dan 30 Dh en ik ben het met hem eens, maar de ei­ge­naar dreigt de po­li­tie er­bij te ha­len en dat kun­nen we op de­ze laat­ste dag niet ge­brui­ken. Ik zeg te­gen Cees dat hij moet be­ta­len, maar Cees wil weg­lo­pen. De man is hem ech­ter te snel af en sluit de deur. Cees neemt een dreig­hou­ding aan als­of hij wil slaan.
Ik zeg: “Cees, schei uit en betaal die 7 Dh.”
De man dreigt nog­maals met de po­li­tie en als ik zeg dat hij be­ter kan be­ta­len, doet hij dat en gaan we weg.
We lopen naar de ha­ven. We heb­ben nog 0,95 Dh over.
Tij­dens de over­steek zijn er en­ke­le aar­dige boys aan boord.
We ont­bij­ten aan boord, met de laat­ste Ma­rok­kaan­se qah­wa ha­lib [kof­fie ver­keerd]. Ik heb geen zin om fo­to’s van Tan­ger te maken. Ik voel me niet goed wor­den. [Zee­ziek?]
Ik ben blij weer op vas­te bo­dem te staan in Al­ge­ci­ras en hoe­wel we bang zijn voor de dou­ane, ben ik al­leen maar de­ge­ne die zijn rug­zak open moet maken, het kist­je met films er­uit moet ha­len, ope­nen en weer in­pak­ken. Cees kan zo door­lo­pen, die had zijn rug­zak nog om en ik had hem af­ge­daan.
Met de ta­xi naar het sta­tion, waar we rond 12.00 uur zijn. De trein ver­trekt pas om 21.15 uur. We le­ve­ren de ba­ga­ge in bij een de­pot voor 60 Pe­se­ta (60x f. 0,04 = f. 2,40)
We gaan in een ca­fé kof­fie drin­ken en nu het niet meer hoeft wil Cees Frans le­ren en komt voor me zit­ten en be­neemt me het uit­zicht op een mooie jon­gen van cir­ca ze­ven­tien jaar. Ik zeg hem dat Frans le­ren nu geen zin meer heeft en dat hij moet schui­ven, want ik zie wat moois en juist nu gaat hij voor me zit­ten. Hij draait zich om en zegt: “Die bus?” Een kort hoofd­knik­je van mij en hij be­grijpt wat ik be­doel en hij schuift.
In mijn zak­dag­boek­je schrijf ik ’s avonds: We gaan naar een ca­fé kof­fie drin­ken. Ik zie veel mooie Spaan­se boys. Eén draagt een licht­blau­we strak­ke spij­ker­broek om zijn mooi kont­je. Aan de voor­kant, tus­sen zijn be­nen […!] Hij zit wijd­beens. Het ziet er heer­lijk uit en lek­ker zacht. (Hij draagt die spij­ker­broek waar­schijn­lijk op zijn naak­te huid.) Ik moet heel de ver­de­re dag en avond aan hem den­ken.
We lo­pen door Al­ge­ci­ras, de stad, die over­loopt van de mooie en sexy stuk­ken en ook zijn er veel blon­de Span­jaar­den. We lo­pen tot in de ha­ven en zit­ten bij een fon­tein in de zon.
Ik geniet er­van dat Cees een half uur lang niets zegt en ik ge­niet van de ve­le mooie Span­jaar­den. He­laas be­trekt de he­mel en dan ver­dwijnt ook bij mij mijn zon­ni­ge stem­ming. Hoe meer de tijd vor­dert, hoe meer ge­span­nen ik word, tot gro­te er­ger­nis van Cees, die in een vro­lij­ke bui is.
Ik sliep af­ge­lo­pen nacht slecht, ik ben nog steeds on­der de in­druk van die knap­pe jon­ge­man van van­mid­dag en nu ver­dwijnt de zon ook nog. Daar word ik on­ge­luk­kig van.
In een fo­to­au­to­maat laat ik vier ‘drie-mi­nu­ten-pas­fo­to’s’ ma­ken voor 50 Pe­se­ta en ik koop uit die ma­chi­ne ook een sleu­tel­han­ger waar­in die fo­to’s op­ge­bor­gen kun­nen wor­den, voor 10 Pe­se­ta.
We eten in een res­tau­rant, geen hond kent er Frans, zelfs niet de ober, die zegt het te ken­nen. Ik be­stel zon­der vlees huevos met frie­ten. Dat blij­ken twee we­ke spie­gel­ei­e­ren te zijn met een beet­je friet.
Cees heeft (waar­schijn­lijk) inkt­vis met ge­bak­ken aard­ap­pel­tjes.
We drinken voor de zo­veel­ste keer kof­fie en gaan naar het sta­tion.
Cees maakt een ommetje (rond 19.00 uur) en ik maak no­ti­ties in het zak­dag­boek­je.
Weer: lekker, af en toe fris. In Tan­ger was het ook be­wolkt en fris.
Tegen 21.15 uur ver­trekt de trein.
We zitten in één cou­pé: drie Ma­rok­ka­nen: Si­mon, Chou­a­ki, een ou­de­re man wiens naam ik niet weet, drie Zweed­se meis­jes: Cor­ne­lia, Ann, Ann en twee Ne­der­lan­ders: Cees en ik.
Simon is Ber­ber, stamt uit Be­ni Mel­lal, zijn ouders wo­nen nu in Khou­rib­ga, waar zijn va­der in een fos­faat­mijn werkt.
Simon stu­deert in Ra­bat me­di­cij­nen, is der­de­jaars en gaat nu in Pa­rijs met va­kan­tie. Hij is ou­der dan 23 want hij reist niet op In­ter­rail. Hij zegt zelf ook dat hij daar te oud voor is. Zijn vriend Chou­a­ki is ook stu­dent(?) en reist wel op In­ter­rail. Die is pas 21 jaar. Met Si­mon kan ik snel goed op­schie­ten.
Hij doet als een ech­te Ma­rok­kaan en houdt ge­re­geld zijn hand op mijn be­nen en ook hou­den wij een keer onze han­den vast. (We de­len in hun zoe­te koek en bier en zij in onze me­loen.)

*
Adieu Ma­roc, à l’an­née pro­chai­ne, ‘in sha’a llah’.
Tot ziens, Ma­rok­ko, tot vol­gend jaar, als Al­lah het wil.
Vaag meen ik mij nog te her­in­ne­ren dat we on­der­weg dol­fij­nen ge­zien heb­ben. In 2011 be­ves­tig­de Cees dat, maar hij wist niet meer, even­min als ik, of dat nu op de heen­weg (14 sep­tem­ber jl.) naar Marokko was ge­beurd of op de te­rug­weg uit Tan­ger. (De­ze dag.) Ik heb dit heug­lijke feit ner­gens op­ge­schre­ven.

Index

In­dex van ter­men:
In­dex van per­so­nen:
Cees.
In­dex van lo­ca­ties:

Me­nuBe­ginHoofd­in­dex Over­zicht 1972-1990Ma­rok­ko 1976 (over­zicht).

7 oktober 1976

Tanger
Ge­zicht op de ha­ven van Tan­ger en de Straat van Gi­bral­tar, van­uit het Mas­si­lia-ho­tel. Aan de ho­ri­zon ligt het vas­te­land van Span­je. – Op de fo­to is ook het sta­tion van Tan­ger te zien; rechts lig­gen de spo­ren, waar­op goe­de­ren­wa­gons staan.

Dagboek 1976

(Dag 1713) Cees en ik zijn sa­men op va­kan­tie in Ma­rok­ko. We zijn in de stad Mek­nes. We gaan van­daag naar Tan­ger, met de trein. (Mo­ham­med R. is de per­soon die we eer­gis­te­ren in Mek­nes ont­moet­ten.)

MenuIndex en het einde.

Donderdag, 7 oktober 1976.
Op 6.00 uur.
Eten.
In­pak­ken en be­ta­len.
Mo­ham­med R. loopt met ons om 7.40 uur naar het sta­tion, dat vlak­bij is. We spre­ken wei­nig. Om 7.55 uur neemt hij af­scheid. Zijn school be­gint om 8.00 uur. Hij loopt weg zon­der om te kij­ken.
Twee trein­kaart­jes naar Tan­ger, 2e klas: 43,60 Dir­ham (Dh).
De trein moet om 8.25 uur ver­trek­ken; te­gen 8.35 uur rij­den we uit het sta­tion van Mek­nes.
In de trein ko­men we aan de praat met een stu­dent die in Tan­ger op het Ame­ri­kaans In­sti­tuut En­gels leert. Hij spreekt het niet slecht, doch met een vreemd ac­cent. Hij zegt ‘fah­mous‘ in plaats van ‘fee­mous‘ als we ‘fa­mous‘ be­doe­len.
In Si­di Sli­ma­ne stap­pen we over in een vol­le trein en vin­den toch nog plaats. Ik neem fo­to’s.
Tegen 14.00 uur zijn we in Tan­ger.
We lopen naar Ho­tel Mas­si­lia (waar we de vo­ri­ge keer ver­ble­ven).
Er werkt nu een mooie re­cep­ti­o­nist. Hier­na gaan we naar de ‘Al­ge­me­ne Bank Ma­rok­ko’, waar ze bij­na geen Ne­der­lands geld heb­ben, al­leen brief­jes van hon­derd gul­den! En dat op een de­pen­dan­ce van de ‘Al­ge­me­ne Bank Ne­der­land.’
De Medina be­valt ons nu be­ter dan de vo­ri­ge keer. We ko­men in an­de­re straat­jes en ook nu zijn het de ‘hasj­ver­ko­pers’ die je het ple­zier be­der­ven. (Ik maak en­ke­le fo­to’s.)
We ko­pen wat we bij­na ver­ge­ten wa­ren: een sou­ve­nir voor J de K., want die heeft on­ze plan­ten ver­zorgd: een wol­len muts­je en ik koop een kan­ten muts­je voor Jan G.
We gaan de stad in en eten in een res­tau­rant dat men ons bij Mas­si­lia de vo­ri­ge keer had aan­ge­we­zen (Zan­zi­bar?) We eten erg goed (ve­ge­ta­risch) en lek­ker. Er is li­ve mu­ziek met goed aan­ge­kle­de buik­dan­se­res­sen, die hun werk doen om­dat het blijk­baar moet, want er kan geen lach­je van af.
Eén vraagt aan mij of ik wil dan­sen, dat wil ik niet. Na een poos­je komt een gro­te schaal aan: voor de mu­ziek. Er ligt een brief­je van 10 Dh op. Twee an­de­re gas­ten leg­gen er sa­men 15 Dh op. Dat wordt mij on­der de neus ge­duwd. Ik keer mijn beurs om, met al­le­maal los­se mun­ten. Eén Dir­ham en nog een. Een beetje rood word ik wel, maar ik leg er toch nog een hal­ve bij. Nou ja, voor­uit, ik maak er drie Dir­ham van en stop mijn beurs weg. Als de griet weg is, moet ik toch wel la­chen.
Als we klaar zijn vra­gen we de re­ke­ning: 44 Dh. “Zon­der ser­vi­ce”, wordt er uit­druk­ke­lijk bij ge­zegd. We heb­ben goed ge­ge­ten en lek­ker. We leg­gen vijf brief­jes van 10 Dh neer en vier los­se mun­ten van 1 Dirham. (54 Dh dus!)
De ober komt en telt. Grof wijst zijn vin­ger op het re­ke­ning­re­sul­taat en laat hem er hard op dansen. Als hij vrij bru­taal zegt (hij was eerst zeer voor­ko­mend en vrien­de­lijk en lach­te veel): “Dit is zon­der ser­vi­ce, me­neer, zon­der ser­vi­ce. De­ze prijs is zon­der ser­vi­ce!”, pak ik kalm vier brief­jes van 10 Dh op en laat er één en de mun­ten lig­gen. De ober weet niet hoe snel hij zijn ex­cu­ses moet aan­bie­den en be­gint weer te la­chen en vrien­de­lijk te doen.
Erg kwa­lijk neem ik het hem niet, want ta­len …, ta­len, daar zijn die Ma­rok­ka­nen goed in, maar re­ke­nen …, re­ke­nen, daar heb­ben ze nooit van ge­hoord. Ook als het maar een beet­je optellen is, dan dat duurt dan bij­na tien mi­nu­ten.
Stuk voor stuk. Ze kun­nen niet re­ke­nen. Ze zit­ten vaak te pie­ke­ren als ze wat moe­ten op­tel­len. Ze pie­ke­ren zich suf en dan schrij­ven ze wat op en be­gin­nen te tel­len en ja hoor, na en­ke­le mi­nu­ten weet je dan dat je 1,35 Dh moet be­ta­len.
We wil­len kaas ko­pen, maar heb­ben waar­schijn­lijk geen geld ge­noeg en gaan naar het ho­tel om te tel­len. We ko­men tot 6,70 Dh. Eén ki­lo kaas kost 13 Dh en die man had in de win­kel een stuk van pre­cies één kilo lig­gen.
Ik zeg: “Dat is ris­kant, want stel dat hij zich vergist en meer dan een hal­ve ki­lo af­snijdt, dan heb­ben we geld te kort.”
“Nou, dan ne­men we de an­de­re helft”, zegt Cees heel nuch­ter. Daar had ik niet aan ge­dacht en we moe­ten er hard om la­chen.
Maar de man snijdt goed en telt zich daarna mis­se­lijk op on­ze hand­vol klei­ne munt­jes. (Een re­ken­won­der is hij ook niet, want hal­ver­we­ge be­gint hij op­nieuw.) Als punt­je bij paalt­je komt (we heb­ben een paar ‘stui­vers’ te veel ge­ge­ven) krij­gen we 0,05 Dir­ham (5 Franc) te veel te­rug. Dat mer­ken we als we in het ho­tel zijn.
Rug­zak in­pak­ken.
Douche.
Tegen 23.00 uur op bed.
Weer: vol­op zo­mers, smoor­heet.

Index

In­dex van ter­men:
In­dex van per­so­nen:
In­dex van lo­ca­ties:

Me­nuBe­ginHoofd­in­dex Over­zicht 1972-1990Ma­rok­ko 1976 (over­zicht).

6 oktober 1976

Personen
Cees (links), die op dit mo­ment al ziek is, en on­der­ge­te­ken­de op 6 ok­to­ber in onze ho­tel­ka­mer in Mek­nes. De­ze fo­to is ge­no­men door Mo­ham­med R., een jon­ge­man die we gis­te­ren in de­ze stad ont­moet heb­ben.

Dagboek 1976

(Dag 1712) Cees en ik zijn sa­men op va­kan­tie in Ma­rok­ko. We zijn in de stad Mek­nes. We gaan van­avond met Mo­ham­med R., die we gis­te­ren ont­moet­ten, op stap en le­ren iets over de Ma­rok­kaan­se cul­tuur en om­gangs­vor­men.

Naar de index en het einde.

Woensdag, 6 oktober 1976.
Op 7.30 uur.
We zien Mo­ham­med R. en hij ons. Hij gaat naar school.
Ont­bijt in het ho­tel.
De stad in en we fo­to­gra­feren de nieuw­bouw van de Ban­que Com­mer­ci­al du Ma­roc.
In de ou­de stad di­ver­se fo­to’s ge­no­men. De­ze stad is niet zo mooi als Fez.
Thee, kof­fie en li­mo­na­de drin­ken.
We zijn moe en zien niet veel. (Toch veel fo­to’s ge­maakt.)
Tegen 16.15 uur bij het ho­tel. We eten cous­cous zon­der vlees in het ho­tel en gaan in on­ze ka­mer op bed lig­gen.
Om 18.00 uur is Mo­ham­med bij het ho­tel en we gaan naar de­zelf­de zaak als gis­te­ren. Hij, Mo­ham­med, zegt dat deze zaak een sou­ve­nir voor hem is, want als hij hier komt zal hij met ple­zier aan ons te­rug den­ken.
We drin­ken kof­fie en ho­ren dat het een Ma­rok­kaan­se ge­woon­te is om soms slechts één kop kof­fie, sa­men met een glas wa­ter, op een avond te drin­ken en al­leen maar naar de mu­ziek te luis­te­ren. Wij, Cees en ik, drin­ken nog een kop kof­fie en Mo­ham­med zegt dat hij het drin­ken zal be­ta­len. Daar wil ik niets van we­ten, want ik heb werk.
Hij slurpt de kof­fie op. (Dat is in Ma­rok­ko gewoonte en hij zingt als er niets ge­zegd wordt, dat is ook ge­woon­te, hebben we ge­merkt. Wij zou­den dat in Ne­der­land niet zo ac­cep­te­ren, want je denkt al gauw dat ie­mand zich ver­veelt en weg wil.)
Als we hem vra­gen iets fris te drin­ken zegt hij dat hij dat niet kan ac­cep­te­ren, want een ech­te vriend drinkt niet op kos­ten van zijn vrien­den. (We had­den hem gis­te­ren al ge­zegd hem als een vriend te be­schou­wen, want me­nig­een loopt met je mee: “Vriend hier, vriend daar” en ach­ter­af wil die dan geld heb­ben. Wij, zo zei­den wij, von­den het fijn dat hij dat niet deed.)
Bij het bes­tel­len van Oran­gi­na [si­naas­ap­pel­li­mo­na­de], kij­ken wij hem zo­da­nig aan dat hij van twee djoez [stuks] toch tletta [drie] maakt en dus zelf mee­drinkt.
Zo lang als hij over de kof­fie doet, zo snel heeft hij de Oran­gi­na op (ook gis­te­ren, de coke.)
We ne­men hem mee naar het ho­tel. On­der­weg komt hij een goe­de be­ken­de te­gen en die kust hem op bei­de wan­gen.
Hij loopt het ho­tel bin­nen zon­der te vra­gen en de ei­ge­naar, die al­leen iets kan le­zen als hij het pa­pier te­gen zijn neus houdt, zegt niets.
Op on­ze ka­mer ma­ken we een ze­ven­tal fo­to’s. Van hem, van hem en een van ons en hij met de te­le­foon­hoorn aan zijn oor.
We ver­tel­len nog wat. Dan klaagt Cees over buik­pijn.
Ik be­ge­leid Mo­ham­med naar bui­ten en mor­gen zal hij bij het ho­tel zijn om ons uit­ge­lei­de te doen: “en ver­geet als­je­blieft niet de fo­to’s.”
Bed tegen 21.30 uur.
Weer: smoor­heet, te­gen de 40°C.

Index

In­dex van ter­men:
.
In­dex van per­so­nen:
Cees.
In­dex van lo­ca­ties:

Me­nuBe­ginHoofd­index Over­zicht 1972-1990Ma­rok­ko 1976 (over­zicht).

5 oktober 1976

Mohammed
De drie jon­ge­man­nen die we in Mek­nes ont­moet­ten. Cees zit in het mid­den, he­le­maal rechts staat Driss. Van de jon­gen links weet ik de naam niet. De per­soon naast Cees is Mo­ham­med. (De fo­to is on­scherp en he­laas ook nog over­be­licht.)

Dagboek 1976

(Dag 1711) Cees en ik zijn sa­men op va­kan­tie in Ma­rok­ko. We zijn in de stad Fez en pro­be­ren daar ver­geefs een au­to te hu­ren. – We gaan van­daag te­rug naar Mek­nes, waar we ver­le­den week ook al een paar da­gen wa­ren. – In de loop van de dag ma­ken we ken­nis met en­ke­le Ma­rok­kaan­se jon­ge­lui.

Naar de index en het einde.

Dinsdag, 5 oktober 1976.
Op 7.00 uur.
We gaan naar de au­to­ver­huur­der [Hertz]. Er was geen au­to. Dat was gis­te­ren ook be­kend, maar in het ho­tel was men ver­ge­ten dat te­gen ons te zeg­gen.*
We betalen het ho­tel 117 Dir­ham (Dh) en la­ten on­ze ba­ga­ge ach­ter.
Enkele pun­ten in Fez moest ik nog met de zoom­lens ne­men en dat doe ik dan ook. We gaan met een ta­xi te­rug naar het ho­tel en la­ten de chauf­feur wach­ten, ne­men de ba­ga­ge en rij­den met hem naar het sta­tion. Ik be­taal de ta­xi met een rui­me fooi, to­taal 6 Dh. De trein kost 9,40 Dh (2 per­so­nen.)
In Mek­nes gaan we naar Ho­tel Tou­ring in Rue Al­lal ben Abd Al­lah. Ver­vol­gens gaan we naar het post­kan­toor. Cees heeft twee brie­ven Pos­te Res­tan­te van [zijn vrien­din] JM en ouders. Ik een van Pa en Ma.
Als ik die ge­le­zen heb, blijkt dat de mooie boys, die ik eerst bui­ten ge­zien had, nu bin­nen zit­ten. Een jon­gen kijkt naar mij en aan zijn blik zie ik dat hij be­lang­stel­ling voor mij heeft. Ik doe of ik hem nau­we­lijks zie, want het zal wel weer over hasj gaan. Hij vraagt of ik lu­ci­fers heb en die heb ik niet.
Even la­ter: waar ko­men jul­lie van­daan?
“Hoelanda.”
Nou, hij is op 1 ok­to­ber te­rug­ge­ko­men uit Ne­der­land en Duits­land, waar hij twee maan­den is ge­weest en ver­telt er­over in goed Duits. Zijn twee vrien­den ko­men er­bij zit­ten en spre­ken slechts Frans. Hij laat zijn fo­to­toes­tel zien en we be­slui­ten fo­to’s van el­kaar te ma­ken.
Ik haal mijn fo­to­toes­tel en hij wil de Blitz ge­brui­ken in dag­licht. Ik gun hem dat ple­zier, maar zijn toes­tel is ge­maakt voor een an­de­re Blitzer [flit­ser] dan mijn ca­me­ra. Ik maak dia’s van hen en de Duits­spre­ken­de wil mijn ad­res heb­ben en ik krijg het zij­ne.
Driss A.: Av. De F.A.R. 00; Mek­nes, Ma­roc.
Zijn vriend wil ook zijn ad­res ge­ven, maar Driss vindt dat niet no­dig. Toch doet hij dat. (Ge­luk­kig.)
Mo­ham­mad R.: Qua­tier XX; Mek­nes, Ma­roc.
Driss is een blits man­net­je, wil op­val­len en loopt met zijn toes­tel open en bloot op de borst. In mos­lim­sta­ten niet een nor­maal ver­schijn­sel, daar [het ma­ken van] af­beel­din­gen van mens en dier in de ko­ran ver­bo­den is. (Hoe­wel er in de Me­di­na en er­bui­ten tal­lo­ze fo­to­za­ken zijn.)
Driss is in Duits­land wel tien­tal­len ke­ren dron­ken ge­weest en is er trots op.
We maken een af­spraak voor van­avond acht uur om naar een dis­co­theek te gaan.
Driss loopt ach­ter jon­ge meis­jes aan, zo­als hij in Duits­land heeft ge­leerd en dat daar kon doen.
Mohammed zegt dat er een pro­bleem is: Ma­rok­kanen mo­gen van de po­li­tie niet met toe­ris­ten sa­men lo­pen. Ik kom er­ach­ter dat dit voor de ‘be­scher­ming’ van de toe­rist is, om­dat mees­te Ma­rok­kanen geld­zeur­ders en hasj­ver­ko­pers zijn. De me­ning van de toe­rist schijnt voor de po­li­tie niet in­te­res­sant te zijn.
We gaan via het ho­tel naar de Me­di­na. Mo­ham­med had te­gen Cees ge­zegd dat zij (zij drie­ën) erg te­vre­den wa­ren over de ken­nis­ma­king met ons. Cees had dit niet ver­staan. Ik was mijn ad­res aan het op­schrij­ven, maar hoor­de het wel.
Cees en ik eten in de Me­di­na ve­ge­ta­risch, drin­ken een kop thee en gaan te­rug naar het ho­tel. We lig­gen een tijd­je op bed.
Mohammed is de enige van de drie die komt op­da­gen. Met moei­te mag hij het ho­tel bin­nen en dat dan nog maar voor een kwar­tier.
Driss is in­tern (hij stu­deert in Mek­nes, maar woont in Tet­ouan) en mag na 19.00 uur niet meer de straat op.
Met Mohammed wan­de­len we naar een rus­ti­ge plaats, pra­ten wat. Een drie­tal ka­me­ra­den van hem ko­men er­bij zit­ten. Mo­ham­med rookt hasj, maar heeft die an­de­ren niet graag in de buurt en we gaan weg.
We heb­ben een nieuw woord ge­leerd Sha Al­lah ‘Als god het wil’
In een res­tau­rant pra­ten we en drin­ken qah­wa ha­lib, dit is ‘ca­fé au lait’. (Kof­fie ver­keerd.)
Als we over straat lo­pen neemt Mo­ham­med plot­se­ling af­scheid: “De po­li­tie, we gaan uit el­kaar, loop me na, dan tref­fen we el­kaar weer.”
En ja hoor, de po­li­tie. Mo­ham­med loopt weg en even ver­der spre­ken we el­kaar weer. Iets dat in on­ze ogen on­ge­loof­lijk is. We staan ver­steld. Niet te ge­lo­ven. Wat een land. Ik ben blij dat het niet het mij­ne is.
We gaan te­gen 10.00 uur uit el­kaar en spre­ken voor mor­gen­avond 6.00 uur af.
Cees en ik gaan het ho­tel. Daar ver­telt hij dat [zijn vrien­din] JM zich on­ge­rust maakt over hem en hij wil haar ver­haal als zijn­de be­la­che­lijk aan mij ver­tel­len.
Ik zeg hem dat als het hem op het hart ligt, hij het best aan mij mag ver­tel­len, dat het ech­ter niet zo moet zijn dat wat JM aan hem schrijft en dus voor hem be­doeld is (en dus fei­te­lijk ge­heim is voor an­de­ren), dat hij dat aan mij gaat ver­tel­len. Hij moet haar res­pec­te­ren.
Hij kan dat met moei­te be­grij­pen.
Tegen 23.00 uur in bed.
Mo­ham­med loopt over van com­pli­men­ten. Hij wil niet dat we don­der­dag al weg­gaan. Ik vind Mo­ham­med een fij­ne en sym­pa­thie­ke jon­ge­man. Ik ga liever met hem om dan met Driss.
Weer: smoor­heet, on­danks de lich­te be­wol­king.

*
Voor zo­ver ik mij nog her­in­ner was Hertz Au­to­ver­huur in Fez niet erg coö­pe­ra­tief, om­dat wij geen cre­dit­card kon­den over­leg­gen.
In sha allah. ’in šā’a llāhu (ﺇﻥ ﺷﺎﺀ ﷲ): als Al­lah (het) wil, of Deo vo­lente.
Klik hier voor het over­zicht van de tran­scrip­tie in Ara­bische woor­den.
De re­gel dat Ma­rok­ka­nen en bui­ten­lan­ders niet sa­men over straat moch­ten, bleek la­ter, bij ver­ve­len­de jon­get­jes, toch wel han­dig.

Index

In­dex van ter­men:
In­dex van per­so­nen:
Cees.
In­dex van lo­ca­ties:

Me­nuBe­ginHoofd­index Over­zicht 1972-1990Ma­rok­ko 1976 (over­zicht).

4 oktober 1976

Leerlooierij
De leer­looi­e­rij­en van Fez.

Dagboek 1976

(Dag 1710) Cees en ik zijn sa­men op va­kan­tie in Ma­rok­ko. We zijn in de stad Fez en pro­be­ren daar te­ver­geefs een au­to te hu­ren. We be­zoe­ken een rom­mel­markt, met let­ter­lijk ‘rom­mel’ en daarna de groot­ste be­ziens­waar­dig­heid van Fez: de leer­looi­e­rij­en, waar het leer nog op de­zelf­de ma­nier be­han­deld wordt als eeu­wen ge­le­den, na­me­lijk in uri­ne.

MenuIndex en het einde.

Maandag, 4 oktober 1976.
Het is Wereld­die­ren­dag. Ezels wor­den be­la­den, zo­da­nig dat ze bij­na door de po­ten zak­ken. De last steekt hen tot bloe­dens toe in de huid en op hun kont zit­ten open en bloe­den­de won­den, waar hun baas iede­re keer met de stok steekt om het beest te ver­ma­nen en snel­ler te la­ten lo­pen.
Wereld­die­ren­dag is (nog) niet aan de or­de in Ma­rok­ko, een land waar de mens nog niet eens mee­telt.
’s Nachts had ik mie­ze­rige dro­men en last van diar­ree. Nacht­mer­ries en een droom waar­in een mooie naak­te boy voor­kwam.
We gaan naar Hertz en pro­be­ren een au­to te krij­gen: “Kom om 10.00 uur te­rug en te­gen 12.00 uur heb je er een.”
We zeg­gen dat we van­daag het ho­tel ver­la­ten. Na 10.30 uur ho­ren we dat we om 18.30 uur moe­ten te­rug­ko­men om de au­to te halen. We zul­len nog een nacht in het ho­tel moe­ten blij­ven. Het eni­ge ho­tel in on­ze va­kan­tie waar we lan­ger dan twee nach­ten blij­ven.
We lopen half om de won­der­mooie stad Fez heen en fo­to­gra­fe­ren. We han­gen de toe­rist uit. Ik met het fo­to­toes­tel.
We kij­ken op een rom­mel­markt, waar je al­les en dan ook let­ter­lijk al­les ziet lig­gen en din­gen die in Ne­der­land wor­den weg­ge­gooid. Hal­ve mes­sen, ka­pot­te slo­ten, ge­bro­ken sleu­tels, da­tum­stem­pels met inkt­pot, plas­tic rin­ge­tjes, ka­pot­te ra­dio­con­den­sa­to­ren, schroef­jes, moer­tjes, ka­pot­te van dit en ka­pot­te van dat. Bot­te mes­sen, af­ge­sle­ten steek­sleu­tels. On­waar­schijn­lijk, maar er ligt al­les, al­les, al­les en van al­les dat je niet ver­wacht.
We lopen van Baab Ftouh [stads­poort] tot aan de an­de­re kant van de Me­di­na en om­dat ik gisteren geen fototoestel bij me had en nu wel, fo­to­gra­feer ik veel, ook de leer­looi­e­rij­en waar lum­mels, al­leen om­dat ze ach­ter ons aan­lie­pen, zich nu gids noe­men en geld wil­len heb­ben. Ik geef twee Dir­ham aan hen en ze moe­ten zelf maar ru­zie ma­ken hoe ze die ver­de­len. Eén krijgt niets en loopt ons ach­ter­na voor één Dir­ham, maar laat ons na ver­loop van tijd met rust.
We lopen, lo­pen, lo­pen de Me­di­na wel vier of vijf keer op en neer, tot aan de Ka­ra­oui­yine mos­kee* Er is zelfs een vol­was­sen ou­de­re man, circa 45 jaar, die zich als gids aan­biedt in het Duits en na lan­ge tijd krij­gen we hem dui­de­lijk ge­maakt dat we al­leen op pad wil­len en hij biedt zijn ex­cu­ses aan.
Ik koop voor Opa een as­bak, 4 Dh en voor me­zelf een muts­je van kant en een van ge­wo­ne stof.
Naar de au­to­ver­huur­der: die is ge­slo­ten.
We eten brood in het ho­tel.
In de stad doen we in­ko­pen voor Cees. Tussen 21.30 en 22.00 uur gaan de win­kelt­jes dicht. Dat zijn we niet ge­wend. In Ra­bat en Tan­ger ble­ven die lan­ger open, maar ja, toen was er een Ra­ma­dan-dag voor­bij en kwam er le­ven in de ‘brou­we­rij’.
Tegen 23.00 uur op bed.
Weer: weer zomers warm.

*
Kara­oui­yine mos­kee: Mas­ǧid al-Qara­wi­yīn. (ﻣﺴﺠﺪ ﺍﻟﻘﺮﻭﻳﻴﻦ) Wi. De Kara­oui­yine mos­kee is een on­der­deel van de re­li­gi­euze Kara­oui­yine Uni­ver­si­teit in Fez.

Klik hier voor het over­zicht van de tran­scrip­tie in Ara­bische woor­den.

Index

In­dex van ter­men:
In­dex van per­so­nen:
Cees.
In­dex van lo­ca­ties:

Me­nuBe­ginHoofd­in­dex Over­zicht 1972-1990Ma­rok­ko 1976 (over­zicht).

3 oktober 1976

Fez
Fez: Baab Bou Dje­loud. De Bou Dje­loud-poort.

Dagboek 1976

(Dag 1709) Cees en ik zijn sa­men op va­kan­tie in Ma­rok­ko. We zijn sinds gis­te­ren in Fez. Onze stu­dent-gids leidt ons naar het kwar­tier van de am­bachts­lie­den en daar be­gin­nen de ein­de­loze ver­koop­praat­jes weer.

MenuIndex en het einde.

Zondag, 3 ooktober 1976.
Op tegen 8.40 uur.
Vierde brief naar Pa, Ma en Opa schrij­ven.
Om 11.00 uur komt onze stu­dent-gids Ra­shid, wat ‘slim’ be­te­kent, vol­gens het woor­den­boek Ara­bisch – Duits. We gaan met de bus naar de Baab Ftouh. Een kor­te wan­de­ling. Zijn vriend Max komt er­bij. (Max’ va­der schijnt een Ame­ri­kaan te zijn die tot de is­lam be­keerd is.) We zien een Ma­dras­sa van bin­nen, maar we lo­pen al gauw bij een ta­pijt­kno­per bin­nen. (Kin­der­ar­beid.) Dan be­gint het ge­zeur: “Ta­pijt­je ko­pen, groot, klein, klei­ner, stu­den­ten­ta­pijt­jes, stu­den­ten­prijs­jes. Sjou­wen? Geen be­zwaar, aan­be­ta­len en thuis de rest be­ta­len. Wij stu­ren het ta­pijt dan.” En of je nu zegt dat je niets wil ko­pen of niet, het helpt niets.
“Je hoeft niets te ko­pen. Kom, je krijgt in­for­ma­tie en je hoeft niet te ko­pen, wij blij­ven vrien­den, voel de kwa­li­teit en ze zijn erg mooi.” (In­der­daad, ze zijn mooi.) “Niet duur. Hoe­veel denk je? 900 Dir­ham (Dh). Te duur? Wat is jouw prijs? Geen ta­pijt? Dan toch ze­ker wel een de­ken. Nee, nee, nee, je hoeft niet te ko­pen, maar wat geef je er­voor? Waar ko­men jul­lie van­daan?”
Ik: “Kij­ken, kij­ken en niet ko­pen.”
“Hol­lan­de, dus. Stu­dent? Kijk eens wat goed­koop…” Zo gaat het maar door.
We staan op en lo­pen weg. En weer een vol­gen­de de­ken­ma­ker. Cees koopt hier na lang zeu­ren een hemd voor 26 Dh en een kop munt­thee.
Een ko­per­sla­ger, een ta­pijt­ver­ko­per en dan ook nog even de leer­looi­e­rij­en.
Rashid heeft hon­ger en wil weg. We ge­ven hem de af­ge­spro­ken 10 Dh en gaan onze ei­gen weg. Ik koop ba­bou­ches [schoen­tjes]: 25 Dh (f. 15,00) Een mooie beurs / por­te­feuil­le voor 10 Dh. De­ze ver­ko­per is de eni­ge die je rus­tig laat zoe­ken zon­der je aan je kop te zeu­ren. Hij blijft in de ko­ran le­zen. Ik ding niet af op de beurs. Een beurs voor Ma: 10 Dh.
Een boe­ken­kaft voor Pa: 9 Dh.
Een mooie djel­la­ba voor 120 Dh, af­ge­don­gen van 180 Dh. Een wit muts­je voor 4 Dh.
We kopen in de stad een milk­sha­ke en ik zie de ke­rel er ijs in doen. Nu is ijs toch al­tijd al iets van zo, zo, ze­ker in de­ze lan­den. Ik voel dat het slecht is deze op te drin­ken en dat ik ook be­ter de mee­ge­brach­te koek niet kan op­eten. Ik doe het toch en de vol­gen­de nacht en mor­gen heb ik di­ar­ree. (Vol­gens Cees psy­cho­lo­gisch, om­dat ik de milk­sha­ke wan­trouw­de.)
Tegen 20.00 uur met de ta­xi naar het ho­tel.
’s Avonds naar Fez al-Dja­did. [Nieuw-Fez.]
Weer: erg warm, zo­mers. ’s Avonds fris­ser: trui.

Index

In­dex van ter­men:
In­dex van per­so­nen:
Cees.
In­dex van lo­ca­ties:

Me­nuBe­ginHoofd­in­dexOver­zicht 1972-1990Ma­rok­ko 1976 (over­zicht).

2 oktober 1976

Paleis
On­der­ge­te­ken­de zit­tend op een muur­tje voor een van de poor­ten van het ko­nink­lijk pa­leis in Fez.

Dagboek 1976

(Dag 1708) Cees en ik zijn sa­men op va­kan­tie in Ma­rok­ko. We zijn in Mek­nes en wil­len daar een au­to hu­ren, maar men ver­telt ons dat dat al­leen in Fez kan. We gaan dus naar Fez, met de trein.

MenuIndex en het einde.

Zaterdag, 2 oktober 1976.
Op 8.50 uur.
Naar Hertz Au­to­ver­huur. Er wor­den al­leen in Fez au­to’s ver­huurd.
Hotel: eten en be­ta­len: 50 Dir­ham (Dh).
Met de trein van 11.55 uur naar Fez, 60 ki­lo­me­ter voor 4,75 Dh per per­soon.
In de trein zit een zich be­zat­ten­de mooie jon­ge­man die me aan Pe­ter R. her­in­nert, voor­al wat zijn ge­dra­gin­gen be­treft.
In Fez brengt ons een stu­dent naar Hertz, maar die is ge­slo­ten. We ma­ken een afspraak met hem dat hij ons zon­dag voor 10 Dh in de stad zal rond­lei­den. Hij brengt ons naar Ho­tel Splen­did, 31 Dh per nacht, 3 ster­ren B. Op de ka­mer lig­gen we bij te ko­men.
Tegen 15.30 uur gaan we de stad in, tot 21.30 uur, soep eten, thee drin­ken. We wor­den be­ge­leid door een hum­mel, die goed Ame­ri­kaans en Frans spreekt en een beet­je Duits.
Ik koop een ouder­wets scheer­mes, 15 Dh, een snij­mes (made in W. Germany) 4 Dh. Een le­de­ren leg­ger met een op­druk van een mos­kee­poort: 27 Dh.
Op de kamer eten we drui­ven.
Alleen maar door de ge­zel­lige Me­di­na lo­pen. We ko­men tot aan de Grote of Kara­oui­yine mos­kee.*
Het is een gro­te én ge­zel­lige Me­di­na.
Weer: aan­van­ke­lijk erg warm, maar naar­ma­te de tijd vor­der­de werd het fris­ser en kwam er meer be­wol­king.

*
Kara­oui­yine mos­kee: Mas­ǧid al-Qara­wi­yīn. (ﻣﺴﺠﺪ ﺍﻟﻘﺮﻭﻳﻴﻦ) Wi. De Kara­oui­yine (Qa­ra­wi­yi­ne) mos­kee is een on­der­deel van de re­li­gi­euze Kara­oui­yi­ne Uni­ver­si­teit in Fez.

Klik hier voor het over­zicht van de tran­scrip­tie in Ara­bische woor­den.

Index

In­dex van ter­men:
In­dex van per­so­nen:
Cees.
In­dex van lo­ca­ties:

Me­nuBe­ginHoofd­in­dex Over­zicht 1972-1990Ma­rok­ko 1976 (over­zicht).

1 oktober 1976

Mansourpoort
Baab Man­sour (Man­sour­poort) in Mek­nes.

Dagboek 1976

(Dag 1707) Cees en ik zijn sa­men op va­kan­tie in Ma­rok­ko. We zijn sinds gis­te­ren in Mek­nes. – Ik ven­ti­leer hier een frus­tra­tie over Cees, om­dat die al­tijd aan­we­zig is, dag en nacht, niet al­leen in per­soon, maar ook ‘dwin­gend’. Hij kent al­leen maar Ne­der­lands, daar­om kan hij er niet al­leen op uit, zelfs niet een paar uurt­jes. – Een jon­ge­man pro­beert mij te ver­lei­den en ik raak daar­door noga­l op­ge­won­den.

MenuIndex en het einde.

Vrijdag, 1 oktober 1976.
Op 9.00 uur. Eten.
We lopen en zoe­ken de Rue de Ni­ce, die nie­mand weet en vra­gen in ga­ra­ges of ze au­to’s ver­hu­ren. “Nee, maar wel dat reis­bu­reau.” We gaan er­naar toe.
“Een Renault? Ja­ze­ker, maar die moet uit Ra­bat ko­men en u moet die 140 km be­ta­len.” Nou, dat wil­len we niet.
Onder een oude stads­muur zoe­ken we een plaat­sje om eten te ko­ken.
Een stoned Ma­rok­kaan en zijn vriend­je komt op ons af. Eerst wil­len ze ro­ken, ver­vol­gens bie­den ze een ver­se vijg aan, die ik niet wil heb­ben. Bei­den zien er goor uit. Dan wil hij mijn hor­lo­ge zien en wil het van mijn pols ha­len. Ik trek mijn arm te­rug. We lo­pen weg, maar hij wil geld heb­ben. Ik geef hem, op ad­vies van Cees, niets en we gaan er van­door. Zij gaan ook.
We lo­pen de Me­di­na in, waar niet veel te be­le­ven is: vrij­dag, dit is de is­la­mi­tische ‘zon­dag’. We zien en­ke­le mooie par­ken en al gauw ben ik fut­loos. Cees er­vaart het­zelf­de.
Op een ter­ras­je ben ik leeg. Drink twee kof­fie en aan­schouw de mooie boys die langs lopen en el­kaar lief aai­en of kus­sen.
In het ho­tel: Cees kookt op de ka­mer een pot­je gaar. De pri­mus staat op het ‘bal­kon’ tus­sen de V-vor­mig ge­open­de deu­ren. De ka­mer­deur is op slot en we heb­ben de bed­den­sprei­en voor de deur ge­han­gen om even­tu­ele geurt­jes naar de gang te­gen te gaan.
Ik sta ook op het bal­kon te fo­to­gra­feren. Twee jon­gens ko­men hand in hand aan­ge­wan­deld en ik wil hen fo­to­gra­fe­ren om­dat er een sexy boy bij is, maar om­dat Cees bij ie­de­re fo­to die ik neem vraagt wat en waar­om ik fo­to­gra­feer doe ik het niet, om­dat ik niet wil lie­gen, maar ook niet wil zeg­gen “een dik­ke lul”. Dui­de­lijk is dat ik door zijn aan­we­zig­heid ge­remd word.
Een van de jon­gens merkt na een poos­je dat ik naar hem kijk en hij maakt het sexy stuk daar­op at­tent. Ik sta op de der­de ver­die­ping en kan niet ver­staan wat hij zegt, maar na een poos­je maakt hij neuk­ge­ba­ren door een vin­ger van zijn lin­ker­hand in een tot een hol­te ge­vor­mde rech­ter­hand heen en weer te be­we­gen. Hij wil naar bo­ven ko­men en houdt zijn lul vast.
Hij blijft schuin on­der mij staan en ik draai me ge­re­geld om en dan maakt hij weer die ge­ba­ren.
Als hij zijn vriend­je op de bus heeft ge­zet, gaat hij weg en kijkt nog een keer om. Ik ver­wacht dat hij te­rug zal komen, maar dat is niet het ge­val.
Hij kan mij ook voor een griet heb­ben aan­ge­zien, dat ook in de Me­di­na door kin­de­ren veel ge­beurt. Als ze groe­ten: mon­si­eur voor Cees en ma­da­me voor mij. Niet zo leuk en toch ook wel han­dig, want Cees wordt veel va­ker dan ik las­tig ge­val­len om hasj of door lie­den die gids wil­len zijn of geld wil­len heb­ben.
Als ik later aan het stuk denk, wil Cees ook nog we­ten waar­aan ik denk. Ik zeg hem dat ik geen ant­woord wil ge­ven. Ik wil geen leu­gens ver­tel­len, maar ik wil mijn ge­dach­ten voor mij­zelf hou­den.
We eten een lek­ke­re maal­tijd en ik kijk vaak naar bui­ten, maar ik zie het sexy stuk niet meer.
Tegen 20.00 uur ga ik dou­chen. Met een dik­ke lul sta ik on­der de war­me straal en ik moet vaak aan de dik­ke lul en het lek­ker kont­je van die jon­gen, in een bei­ge broek, een blauw hemd­je, dat mooie zwar­te haar en zijn vrien­de­lij­ke ge­zicht den­ken.
Als we na het eten ’s avonds de stad ik gaan, zoek ik hem, maar zie hem niet meer. Hij is een mooie jon­ge­man, zo­als dui­zen­den Ma­rok­kanen.
We maken een vijf­tal men­sen ge­luk­kig in de nieuwe stad.
Een jongen be­delt voor 1 Dh “Om te eten”, zegt hij. We ko­pen voor 0,35 Dh een brood (idee van Cees) en ge­ven dat aan hem. Hij be­dankt har­te­lijk en be­gint me­teen te eten.
Een jongen ver­koopt voor 1 Dh vijf ou­de an­sich­ten, we ge­ven een hal­ve Dir­ham voor niets.
Een taxichauffeur loopt zijn au­to te du­wen, we hel­pen hem met het aan­du­wen van zijn wa­gen.
Een jongen ver­koopt nieuwe an­sicht­en en we ko­pen voor 2 Dh vijf stuks.
En weer een be­de­laart­je voor 1 Dh ge­ven we 0,40 Dh, zo­dat hij een brood kan ko­pen.
22.00 uur: ho­tel. Douche.
Het ero­tisch ‘avon­tuur’ heeft veel, heel veel in­druk op mij ge­maakt en ik ver­wacht een nat­te droom. Als ik al­leen was ge­weest was ik mis­schien wel op zijn aan­bod in­ge­gaan.
’s Nachts word ik wak­ker. Ik heb mijn on­der­broek in de slaap af­ge­stroopt. (Thuis slaap ik al­tijd naakt.) Ik lig met mijn lul te spe­len, ook al in mijn slaap. Ik wil sla­pen, maar eigen­lijk ook niet. Na en­ke­le, ei­gen­lijk te veel voor mijn op­ge­won­den toe­stand, ruk­be­we­gin­gen spuit het zaad tot op mijn borst. Na een pe­ri­o­de van drie we­ken kom ik heer­lijk klaar en blijf even zo lig­gen. Met het la­ken veeg ik me­zelf schoon en val weer in slaap.
Weer: warm tot zeer warm. ’s Avonds, zo­als ge­woon­lijk een trui aan.

Index

In­dex van ter­men:
In­dex van per­so­nen:
Cees.
In­dex van lo­ca­ties:

Me­nuBe­ginHoofd­in­dex Over­zicht 1972-1990Ma­rok­ko 1976 (over­zicht).