Reisverhalen-ontmoetingen-gebeurtenissen
Zomaar willekeurige, aardige of onaardige voorvallen
2017 – …
Ontmoetingen
Ondraaglijke leegheid
Kometen – Kunstenaar?
Tadzjieken – Hondje.
Menu – Begin – Ontmoetingen – Einde.
Sportvrouw
24 augustus 2018.
Eén of twee keer per week loop ik van thuis naar stad om in de Openbare Bibliotheek een Latte Macchiato te gaan drinken en een uurtje in Paris Match te lezen, de enige Franstalige publicatie die ze daar hebben. Met het relatief eenvoudige Frans van dit weekblad kan ik mijn gebrekkige taalkennis op peil houden en krijg ik ook een indruk van wat de gemiddelde Fransman / Française interesseert.
De Nederlandse intellectuelen kijken erop neer en halen hun neus ervoor op: “Je moet Le Monde lezen.”, krijg ik vaak te horen, als ik de naam van het tijdschrift noem.
Als ik naar huis wil gaan staat er in de hal van de bibliotheek een vrouw in regenpak en zegt: “Het giet!” Ik merk dat ze wel een praatje wil maken en ik ook met haar, maar, omdat het giet, besluit ik meteen om de bus naar huis te nemen, want ik ben voor regen niet gekleed.
Het giet… Dat blijkt wel mee te vallen, maar het is niet droog.
Bij de bushalte blijkt dat ik veel te vroeg ben. Ik moet meer dan een kwartier wachten. Er komt een mooie slanke jonge vrouw aangelopen, een brunette, die me vriendelijk groet. Ze gaat op het bankje zitten, zoekt wat in haar handtas en steekt een sigaret op. Ik sta in de rookpluim. Zij zit een hele tijd aandachtig over haar mobieltje gebogen. We blijven niet alleen. Er komt ook nog een moeder met haar volwassen zoon, maar hun bus komt al snel.
De brunette heeft haar mobieltje opgeborgen en kijkt naar het verlichte vertrektijdenscherm.
Ik vraag haar welke bus ze moet hebben. Zij vraagt aan mij welke ik moet hebben.
Ze zegt: “Die van u en die van mij komen altijd ongeveer gelijktijdig.”
“Ik hoor dat jij vaker met de bus gaat, als je dat weet.”
“Nee, alleen maar als het regent.”
“Ik loop altijd naar L., maar omdat het nu regent neem ik ook de bus.”
“Naar L.? Dat is wel heer ver!”
“Nee hoor, dat is maar drieënhalve kilometer.”
Ze blijft erbij dat het ver is.
“Ik loop per week tussen de twintig en dertig kilometer.” zeg ik. “Twee weken geleden heb ik er honderd gelopen.”
Ze weet niet wat ze hoort.
Ik zeg nog: “Dat zouden meer mensen moeten doen. Vooral jonge mensen, zoals jij.”
Ze zegt dat ze serveerster is in een restaurant en dat ze daar elke week wel net zoveel kilometers loopt. (…!)
Dan komt mijn bus en is helaas mijn conversatie met deze schoonheid afgelopen. We wensen elkaar een fijne avond toe.
Menu – Begin – Ontmoetingen – Einde.
Dubbelganger
20 juni 2018: aan boord van de veerboot van Travemünde naar Lübeck.
Om 16.15 uur vertrekt de Nordland weer uit Travemünde naar Lübeck. Ik zit nu weer aan bakboord, nu naast een raam, de laatste bank onder het afdak en kijk naar het hek / de achterzijde van de boot.
Aan stuurboord zit een man en een vrouw. De man lijkt als twee druppels water op mij. Hij heeft alleen iets aan zijn linker mondhoek en hij draagt een korte broek en een T-shirt. Ik draag een overhemd en een lange broek. Mijn armen en gezicht zijn in de felle zon verbrand.
Zij, blond, circa vijftig jaar, jurk die wijd uitstaat onder het middel, flinke borsten, stevig ingeklemd achter het bovenstuk van haar jurk, zit schaamteloos achter haar zwarte zonnebril naar mij te staren, of te flirten? (Is dat zo? Ik kan haar ogen niet zien, maar het heeft er wel alle schijn van). In eerste instantie voel ik me er ongemakkelijk bij, maar later staar ik gewoon terug.
Na een hele poos gaat ze weg en blijft zeker een half uur benedendeks. Dan gaat de man gaat haar halen.
Later loop ik in Lübeck, op de Willy-Brandt-Allee, nog een tijdje achter hen, op enige afstand, waarbij ik zie dat ze elkaar innig vasthouden. Aan boord was van wederzijdse affectie weinig te merken.
Menu – Begin – Ontmoetingen – Einde.
Ondraaglijke leegheid
20 juni 2018: aan boord van de veerboot van Lübeck naar Travemünde.
Om 09.00 uur ben ik bij de boot naar Travemünde. Könemann Schiffahrt (met twee keer een f in plaats van drie, die je zou verwachten): Kurzurlaub auf der Trave. (Een korte vakantie op de Trave). Voor € 20,50 kan ik heen en terug, een tocht van elk 105 minuten varen met min of meer geestig commentaar van de Familienvater. (Die als kapitein / stuurman dit samen met vrouw en dochter doet, kennelijk, want ik informeer er niet naar). (Volgens een YouTube video uit 2013 zijn er ook nog drie medewerkers*.)
Het schip Nordland vaart tweemaal daags naar Travemünde en terug. Het is tamelijk druk op het bovendek van het schip. Veel Duitsers, maar ook moslims: mooie vrouwen waarvan sommige met hoofddoek en een stel jongens, waarmee de Duitse begeleidsters zich voornamelijk mee bezighouden: vrouwen van middelbare leeftijd en (knappe) jongemannen!
In de ondraaglijke leegheid van het (moderne) bestaan zijn de vluchtelingen een prachtige (lijfelijke en geestelijke) aanvulling om de ‘lege’ uren mee op te vullen en het christelijk gevormde geweten gerust te stellen: goed doen en hopen op erkenning door deze verworpenen der aarde.
Een van de begeleidsters van deze jongemannen trekt mijn aandacht. Ze is slank, een uitzondering onder de Duitsers van haar leeftijd (circa achter in de dertig / begin veertig) en ‘zit’ in een ruim(e) bloes / overhemd, waarin kennelijk niets zit wat zij trots kan laten zien. Desalniettemin vind ik haar zeer aantrekkelijk en fantaseer dat ik haar van achteren vastgrijp en met mijn handen onder haar bloes over haar borstjes mag strijken.
Zat ze eerst voor me, maar naarmate steeds meer jongens (en meisjes) benedendeks gaan: onder elkaar, gaat zij bij een collega (ouder / dikker) achter mij zitten.
Ik zit aan bakboord, de eerste bank niet onder het afdak, naar voren kijkend, naast de reling. Aan mijn tafel (plaats voor 2x drie personen) zit nog een oudere vrouw en jongere man: beiden nogal dik, maar vermoedelijk geen Duitsers.
Na een poosje draai ik me om spreek mijn seksobject aan. Ik vraag haar of ze in het vluchtelingenwerk zit. Zij is zeer vriendelijk en we vertellen relatief veel. Zij is klassen- / onderwijsassistent en helpt dus het onderwijzend personeel. Oorspronkelijk komt ze uit Polen, maar ze woont al meer dan tien jaar in deze regio. In haar jeugd was ze au-pair in Nederland, niet in een stad, maar op het platteland. Ze kent echter geen Nederlands meer. Als we zwijgen en weer voor ons kijken, spreekt ze me na een poosje weer aan. In Lübeck moet ik beslist naar café-restaurant Niederegger gaan en er marsepein eten. Niederegger is (sinds 1806) hét adres voor marsepein. Ze is er zeer enthousiast over en ik vraag me kort af of ik haar moet uitnodigen met me mee te gaan, maar doe het niet, omdat ik verder geen aanwijzing heb dat ze iets dergelijks zou willen, want na deze tip blijft het ‘uit’ tussen ons.
Vlak voor dat ze van boord gaat, wens ik haar een aangenaam verblijf in Travemünde. De leerlingen van de school hebben allemaal wat gekookt en dat gaan zij nu op het strand verorberen. Dan vraag ik nog haar naam, die noemt ze, maar zij vraagt niet naar mijn naam. Desalniettemin ben ik enkele uren lang verliefd op haar.
Noot
Menu – Begin – Ontmoetingen – Einde.
Kometen
18 juni 2018: Hamburg.
Ik zit al enige tijd rustig op mijn gereserveerde plek in de trein die vanuit Amsterdam naar Berlijn gaat en kijk naar de mensen die hard rennen omdat ze denken dat ze laat zijn, terwijl het vertrek pas over tien minuten is, als er een jongeman naast me komt zitten. Ik zoek meteen contact en hij blijkt wel ‘in’ te zijn voor een praatje. Hij komt uit India en heeft net zijn vrouw naar Schiphol gebracht. Zij vliegt naar Bombay, terwijl hij voor zijn werk eerst een week in Berlijn moet zijn. Daarna gaat hij ook met vakantie in India. Hij werkt nu twee jaar in Nederland, maar kent nog geen Nederlands. Hij spreekt over India en over de tweeduizend jaar oude cultuur. Wat hij vertelt is erg interessant, maar zijn Indiase tongval zorgt ervoor dat ik telkens goed moet opletten wat hij zegt. Dat is me te vermoeiend en na een half uur laat ik het gesprek bewust verzanden.
In Osnabrück stap ik over in de trein naar Hamburg. Ik reserveerde een stoel bij een tafeltje, aan het raam. Er komen twee Engels sprekende jongens tegenover mij zitten en ik vraag meteen: “Who are you?”
Ze zijn verbouwereerd en weten even niet wat ze moeten zeggen, maar dan stellen zich netjes voor, dat doe ik ook en we schudden handen. Het zijn Gabriel en Andy. Later komt Johnny nog naast me zitten. Ze zijn Schotten en komen uit Glasgow, wat dan de mooiste stad van Schotland schijnt te zijn, hoewel Edinburgh er ook wel mee door kan. Ze zijn met twaalf jongens onderweg, oud-schoolkameraden, als Interrailers. Ze sliepen al vier nachten in een hostel in Amsterdam en zijn nu op weg naar Hamburg, dan gaan ze naar Berlijn, nog naar Polen, vervolgens naar Praag en hun eindbestemming is Budapest. Overal zullen ze in hostels slapen, op slaapzalen. (Zijn dit wel de ‘echte’ interrailers? Vijfentwintig jaar geleden ontmoette ik die ook in de trein. Die jongelui reisden altijd ’s nachts, zodat ze verblijfskosten bespaarden. Ze sliepen in de trein.)
Als Gabriel iets zegt over tv-shows, versta ik, of eigenlijk, ik wil verstaan: peepshows, en vraag daar naar. (Ik denk daarbij natuurlijk aan hun reisdoel: Hamburg. Daar is het wereldberoemde Hamburgse ‘Red Light District’, de Reeperbahn.)
Gabriel begint netjes uit te leggen wat hij wel zei, maar Andy gaat uitgebreid in op mijn opmerking en komt met een hele reeks oubollige mannengrapjes, terwijl hij nog maar net twintig is.
Gabriel is de meest serieuze van deze drie slungels. Hij presteerde het om in deze rit van bijna twee uur naar Hamburg zijn telefoon wel vijf minuten terzijde te leggen en even naar buiten te kijken, waar hij tot zijn verbazing ontdekte dat er dubbeldeks treinen bestaan. De twee andere jongens keken de hele rit niet van hun speeltje op.
In Hamburg moet ik weer overstappen op de trein naar Lübeck. De trein is er nog niet en ik sta tussen een groep mensen in gedachten verzonken voor me uit te staren. Er komt een oudere vrouw voor me staan. Ze heeft al grijs haar. “Een vijftiger,” denk ik. Ze draait zich om en lacht me vriendelijk toe. Ik knik goeiedag. Dan gaat ze naast me staan en zegt dat ze opzij gaat omdat ik duidelijk naar iets keek dat aan de overkant van het spoor te zien is en dat zij zomaar voor mij ging staan. Er staan daar wat reclameborden en ik zeg: “Ja, das ist interessant.”
Zij (we voeren het gesprek in het Duits): “Ik wilde uw blikveld niet verstoren met mijn brede rug.”
Ik: “Ihre Jacke ist doch schön.” (Uw jas is toch mooi.)
Daarop gaat ze weer lachend voor mij staan, kort maar. Ze gaat weer naast me staan en even voelt het aan alsof we getrouwd zijn, zij mijn vrouw is en ik haar man. Ik zeg dat echter niet.
Ik vraag of ze ook naar Lübeck gaat, maar ze komt uit Ahrensburg. Dat is het eerste station na Hamburg.
“Ik ga naar Lübeck omdat ik gehoord heb dat dat een mooie stad is en dat wil ik controleren.” Ze bevestigd dat Lübeck erg mooi is, maar zegt erbij dat ik ook naar Travemünde, aan de Oostzee, moet gaan.
Ik vraag of die afstand ook te lopen is. Ze kijkt naar beneden, naar mijn schoenen. Ik draag wandelschoenen. Ze denkt dat dat een beetje te ver is, maar, zegt ze, ik kan in het centrum van Lübeck, aan de oever van de Trave, de boot naar Travemünde nemen en dan teruglopen. Terwijl de trein binnenrolt, een dubbeldekker, bedank ik haar voor die tip en zeg dat ik dat zeker zal doen. Daar scheiden zich onze wegen. Zij gaat naar boven en ik naar beneden. Als ik goed en wel zit ontdek ik dat ik verliefd ben!
De ontmoeting met die Indiase man was min of meer een moetje. Ik wil niet de hele reis, meer dan drie uur, zwijgend naast elkaar zitten alsof er op de hele wereld niets is waarover we kunnen praten. Het gesprek met die Schotse jongelui werd door mij afgedwongen. Zij zouden nooit uit zichzelf met mij een gesprek zijn begonnen. Hun mobieltje was immers veel belangrijker.
Het pareltje was het gesprek van slechts een paar minuten met die vriendelijke vrouw op het perron. Daar doe ik het voor, dat treinreizen, voor die onverwachte prachtige momenten. Die mensen zijn als kometen, ze komen en gaan en je mag even van hun schitterende licht genieten. Daarna zie je ze nooit meer. Van zulke ontmoetingen word ik zeer gelukkig.
Menu – Begin – Ontmoetingen – Einde.
Kunstenaar?
Kunstenaar?
Bij een sloot, niet zo ver van mijn huis, halen twee jongetjes ijsschotsen uit het water.
Desgevraagd zegt de kleinste (en de schranderste) dat ze er iets heel moois van gaan maken. Hij vraagt of ik een stukje ijs wil hebben.
Ik zeg dat ik ijs in de koelkast heb, maar hij biedt me toch een blokje aan terwijl hij zegt: “Dit is heel bijzonder, moet u maar eens voelen,” en hij strijkt met zijn vlakke hand over de bovenkant. Inderdaad, het blokje ziet bijzonder uit: tientallen bevroren golfjes.
Ik zeg: “Dat komt door de wind.”
Hij reageert blij verrast: een nieuwe ontdekking in zijn leven! Hoe oud zouden beiden zijn, vijf, zes jaar?
Menu – Begin – Ontmoetingen – Einde.
Tadzjieken
2 augustus 2017: in de trein van Roermond naar Utrecht.
Bijna acht uur ’s avonds stap ik in Roermond in de trein. Ik ben op weg naar Leiden. Ik ga in dubbeldekkers, als het mogelijk is, altijd op de begane grond zitten, dus niet in de kelder en niet op zolder.
Op de begane grond zit je bij de deuren en bij de afdeling waar de fietsen gestald kunnen worden. Dat is een plaats waar je af en toe nog frisse lucht kunt ademen, wanneer de deuren op een station opengaan en als dat niet gebeurt en ik zit er alleen, dan doe ik die open.
In Eindhoven stappen twee licht getinte mannen in. Er staan geen fietsen en zij gaan op de klapstoeltjes zitten. Ik maak een gebaar, van hier is plaats genoeg op deze banken, kom bij mij zitten. Eén doet dat direct, maar de oudste (41 jaar, blijkt later) van de twee blijft op zijn klapstoeltje zitten.
De jongste (Muhammad, 35 jaar) toont mij een papier waarop kleine kleurenfoto’s staan van NS-treinrijtuigen. Er bij staan namen van Nederlandse steden: Eindhoven, Utrecht, Zwolle, Emmen. Bij Emmen staat een afbeelding van een bus. Boven aan het papier staat het adres waar ze heen moeten: AZC Ter Apel. Achter op het velletje heeft iemand een schets van Nederland getekend en daarop de genoemde steden als bolletjes weergegeven, maar zonder namen erbij.
Muhammad vraagt in gebroken Engels of dit de trein naar Utrecht is. Natuurlijk zegt hij niet Utrecht, maar ik begrijp wat hij bedoelt, bovendien toont hij mij het A4-tje.
Beide mannen kwamen vandaag in Nederland aan en komen uit Tadzjikistan. Ik ben waarschijnlijk de eerste Nederlander die geen functionaris is (Douane, Politie, NS) die met hen praat. Hun landstaal is Russisch, gemengd met scheuten Farsi. (Perzisch.)
De oudste man spreekt alleen maar die taal. Muhammad kent een handvol Engelse woorden, begrijpt een minimaal beetje Arabisch (want ze zijn moslim en het ‘Latijn’ van hun godsdienst is natuurlijk Arabisch.)
Ik spreek een handvol Perzische woorden (Farsi).
Zo komen we een heel eind.
Beide mannen zijn getrouwd. De oudste heeft twee kinderen en Muhammad heeft twee zonen en een dochter. Hij is advocaat, zijn broer doet iets in ‘bankmanagement’.
Ik leer dat naam van hun hoofdstad, Dushanbe, ‘maandag’ betekent. Het duurt even voordat hij begrijpt dat ik naar de naam van ‘dinsdag’ vraag.
Het blijkt eenvoudig te zijn, want, omdat ik weet dat du / do in het Farsi ‘twee’ betekent, betekent maandag dus iets als ‘tweede dag’ (naar analogie met het Arabisch, dat ik studeerde, waar de weekdagen op dezelfde wijze worden aangeduid.)
Zaterdag heet in het Tadzjieks: Shanbe, zondag is yekshanbe, dus een-shanbe, maandag is dus dushanbe, dus twee-shanbe, enzovoorts tot en met donderdag.
Vrijdag heet in de hele islamitische wereld, en dus ook in Tadzjikistan: djum’a, wat ongeveer ‘samenkomst’ betekent, namelijk, samenkomen in de moskee om te bidden.
De conversatie verloopt moeizaam, omdat zijn Engels zo slecht is, maar na enige tijd laat hij mij op zijn Smart Phone zien hoe mooi de vrouwen in Tadzjikistan zijn. Tientallen stukken vliegen langs en, inderdaad, de dames zijn zeer aantrekkelijk, maar zoals dat altijd gaat met vrouwen op foto’s, waar ook ter wereld, ze zijn zeer timide, zeggen nooit wat terug en glimlachen voortdurend geheimzinnig. Je krijgt nooit een onvertogen woord te horen en waar je ze ook aanraakt, je hoeft niet bang te zijn voor een draai om je oren. De vrouw van Muhammad, van wie hij ook een foto toont, valt niet in de categorie die hij mij aanprijst als ‘schoonheid’, maar ze zal ongetwijfeld zeer lief zijn.
Na verloop van tijd wil ik ook wel eens beelden zien van wat er nog meer voor schoons te zien is in zijn land. Uiteindelijk krijg ik een monument te zien van een of andere held uit een ver verleden, als achtergrond bij een foto van … twee mooie Tadzjiekse dames. Een Tadzjiekse met een split in haar jurk, waardoor een deel van haar been te zien is, keurt hij af: schandaleus.
Ik heb bij mijn reizen door het Midden-Oosten al heel vaak gemerkt dat als je met mannen praat, dat die het alleen maar over vrouwen hebben. (Daarop zijn deze twee geen uitzondering). Praat je echter met vrouwen, dan hebben die het over het algemeen over praktische zaken waarmee je het leven kunt vergemakkelijken, hoe je ergens heen moet reizen of over de opvoeding van kinderen.
Muhammad probeert me over te halen om toch vooral naar Tadzjikistan te reizen.
Ik vraag hem, waarom hij zijn land ontvlucht: Er zijn daar, zo zegt hij, alleen maar problemen.
Waarom zou ik er naar toe zou moeten omdat het daar zo geweldig en mooi zou zijn. Dan had hij net zo goed thuis kunnen blijven, maar helaas, door het taalprobleem is deze vraag te moeilijk voor hem en ik kom het dus niet te weten.
In Utrecht help ik hen met het vinden van de juiste verbinding. Ze missen de trein naar Zwolle, nipt, die overigens al vijf minuten te laat vertrok. De volgende gaat naar Groningen, maar als je net een paar uur in Nederland bent ligt het niet voor de hand dat je weet dat die trein Zwolle zal passeren.
Ik betwijfel of zij vannacht nog in Ter Apel zijn geraakt, of zou er vanuit Emmen een nachtbus daarheen rijden?.
Menu – Begin – Ontmoetingen – Einde.
Hondje
2 augustus 2017: Roermond.
Een keer per week ga ik met de trein op en neer, vanuit Leiden naar Roermond, om mijn moeder te bezoeken. Behalve de treinreis loop ik nog 15 km en zit nog eens 15 km in de bus.
Ik ben een kwartier te vroeg voor mijn bus op het busstation in Roermond. Er is een wachtruimte voor de reizigers. Langs een wand staat in ‘L’-vorm een aantal banken opgesteld. Ik zit op het korte stuk van de ‘L’, bijna in de hoek en kijk dus voor een deel tegen de zijkant van mijn mede-wachtenden aan.
Midden in het lange stuk zit een familie, die volgens haar fysionomie wel eens uit Syrië zou kunnen komen. (Ik was daar verscheidene keren: ik ben een Syrië-ganger avant la lettre). Ik weet natuurlijk niet of deze mensen werkelijk uit dat land komen. Zij spreken wel Arabisch.
Er is een moeder met een hoofddoek en een jonge jongen van een jaar of vijf die op haar schoot zit. Naast haar zit een meisje, dat ik ongeveer negen of tien jaar oud schat, dat met een roze pop speelt, een soort elfje, maar met zeer lange oren. Verder zijn er nog twee jongens, waarvan er een jaar of vijftien, zestien zal zijn. De oudste zoon zal ongeveer twintig jaar zijn en treedt op als een soort pater familias. De beide jongens lopen rond totdat er naast hun moeder plaats genoeg vrijkomt om te gaan zitten.
Even later gaat er naast hen een Nederlandse vrouw zitten met een hondje.
Beide jongens strelen de hond en de Nederlandse zegt: “Hij bijt niet.”
Terwijl de jongens het hondje strelen, springt het meisje overeind en gaat naar het hondje staan kijken. Zij geeft haar roze pop aan haar jongere broertje die deze gretig aanneemt en er mee gaat spelen. (Die wordt natuurlijk genderneutraal opgevoed.)
Schoorvoetend gaat het meisje steeds dichter naar het hondje toe, totdat ze naast hem staat. Ze wil hem aanraken, maar durft niet. Haar oudste broer pakt haar hand en brengt die naar de rug van het beestje. Even raakt ze hem aan, maar trekt haar hand weer snel terug. Uiteindelijk is ze moedig genoeg om de hond te aaien. Hoewel zij met haar rug naar mij toe zit en ik haar gezichtsuitdrukking niet kan zien, zie ik dat de hele familie van haar vreugde geniet en ook de eigenaresse van het hondje kijkt stralend.
Het is niet koud, maar het miezert wel een beetje. De regendruppels tikken zacht op het dak waaronder de bankjes staan, waarop wij allen zitten.
Plotseling komt er een grote donkere wolk opzetten in de vorm van een zeer corpulente man op korte benen. Ik weet onmiddellijk wat hij komt doen en waar dit op uit zal draaien. De familie schenkt geen aandacht aan hem. Zij zijn met het hondje bezig.
De man, laat ik hem een Maghrebijn noemen, want hij kan uit Tunesië, Algerije, of Marokko komen, maar hij kan net zo goed een Egyptenaar zijn, loopt voor de familie langs terwijl hij hen bekijkt, loopt weer terug, zonder hen uit het oog te verliezen, loopt weer voor hen langs en weer terug. Dat doet hij net zolang totdat er naast de moeder plaats vrijkomt en hij ploft meteen naast haar neer.
Dat is opmerkelijk en hij is nu in overtreding met de regels / voorschriften van zijn godsdienst. Een moslim (man) mag niet zomaar naast een vrouw gaan zitten als zij niet een nauwe bloedverwant van hem is of als hij niet met haar getrouwd is. Maar hij zal gedacht hebben: “Het doel heiligt de middelen.”
Hij begint meteen met preken en wijst daarbij ook naar de Nederlandse vrouw.
Het is namelijk zo, dat in de islam geldt dat een hond onrein is en als je sterft op het moment dat je een hond aanraakt ga je rechtstreeks naar de hel.
Het meisje is zo geschrokken van de man dat ze zich vastklampt aan haar oudste broer en zich achter hem verschuilt. De tiener lacht een beetje schaapachtig voor zich uit en kijkt af en toe naar Maghrebijn met een uitdrukking van: “Wat heb ik nu aan mijn fiets hangen.”
Ik kan de moeder niet meer zien door de omvang van die dikke kerel. Ik zie nog slechts de beentjes van haar jongste die nog steeds met de roze pop lijkt te spelen.
De pater familias lijkt geschrokken en geeft de Maghrebijn telkens antwoord op diens vragen.
De Nederlandse weet niet wat ze moet zeggen en kijkt ook verschrikt. Ze kan de conversatie, in het Arabisch, natuurlijk niet verstaan, maar ziet wel hoe de familie reageert op bewegingen en woorden van de Maghrebijn.
Zo komt het dus dat een enkele persoon (die in zijn vaderland ongetwijfeld lief en charmant, zachtaardig zal zijn voor Nederlandse toeristes) vier (bijna) volwassen mensen kan intimideren met slechts het woord als machtsmiddel.
Menu – Begin – Ontmoetingen – Einde.
De auteur dezes kan niet garanderen dat alle links naar externe websites (dus die van derde partijen) altijd zullen blijven bestaan. Foto’s in Google Maps, bijvoorbeeld, kunnen verdwijnen wanneer de eigenaar ze weghaalt. Ook aan andere links kan een einde komen, of kunnen in ongebruik raken.
Wanneer u een niet werkende link constateert kunt u dat melden in het reactieveld. Bij voorbaat dank.