Dit is een foto die ik vanuit het vliegtuig nam vanuit Ṣanaᶜā’ op weg naar de luchthaven van Say’ūn. Te zien is het dendritisch drainagepatroon*(1) van het landschap van de zogenoemde Yool.*(2) De Yool is de bovenkant van de heuvels die zo kenmerkend zijn voor de Ḥaḍramaut.
Het Tarīm-project 1997
1997 – 2017: twintig jaar geleden
Tarīm: Hadramaut, Jemen
Dagboek 1997
(Dag 9431) Ik ben in Sana’a, de hoofdstad van Jemen en ik logeer in het Gasmi-hotel. – In Leiden, mijn woonplaats, in het uitgaanscircuit zag ik een paar keer een mooie jonge vrouw, wier naam ik niet weet en daarom ‘Ennefea’ heb genoemd. Ik denk deze nacht een tijdje aan haar. – Vandaag ga ik per vliegtuig naar Say’ūn in de Ḥaḍramaut (Zuid-Jemen) en vandaar naar mijn bestemming Tarīm. De komende weken zal ik daar logeren in het Gaṣr al-Goebba-hotel (Koepelpaleis-hotel) en er werken in de al-Aḥgāf-bibliotheek voor handschriften. – Ik heb veel contant geld bij me. Waar ik verleden jaar, met een nog veel groter bedrag aan baar geld, daar zorgeloos verbleef, ben ik vandaag uiterst bezorgd over mijn veiligheid. – Mijn verslag, op mijn laptop geschreven, bevat meer (achtergrond)informatie dan mijn dagboekverslag. – De munteenheid in Jemen is de Rial (YER). (1 rial = f. 0,015 (anderhalve cent), dus 100 rial = f. 1,50.)
Menu – Foto – Index en het einde – Transcriptie.
Huwelijksgeluk – Gaṣr al-Goebba-hotel.
Veiligheid.
Maandag, 24 november 1997.
Sana’a – Say’oen – Tariem: 6/42.
Ik sliep weer slecht. Ik fantaseerde weer over Ennefea.
Op 5.45 uur. Met de grootste moeite sleepte ik mijn zware nieuwe koffer met computerboeken en UPS (voor de spanningsverzorging van een computer, na uitval van het net) van de vijfde verdieping naar beneden.
Menu – Foto – Begin – Index en het einde – Transcriptie.
Taxi
De taxichauffeur komt met zijn vehikel*(3) om 7.00 uur.
Ik betaalde 15 US$ aan Ǧasm, de Irakees van het hotel, waarvan de taxichauffeur 10 US$ krijgt.
Eerst haalt hij op het plein achter / binnen de Baab al-Yemen koffie (boenn) in een conservenpotje. (Hij spreekt alleen maar Arabisch.)
Naast taxichauffeur is hij ook ‘kunstenaar’. Hij maakt prullaria, zoals hij mij laat zien. Hij vertelt ongehuwd te zijn, want een vrouw kost 400.000 rial. (3.000 US$ = 6.000 gulden.) Een nicht [als vrouw] is niet goed, zegt hij. Ik vergeet te vragen waarom een nicht niet deugt.
Menu – Foto – Begin – Index en het einde – Transcriptie.
Say’ūn
Het passeren van de security van de luchthaven is een fluitje van een cent, in tegenstelling met andere keren, toen het erg arbeidsintensief was.
Ik moet 67 US$ overgewicht betalen voor de 20 kg. (In Amsterdam 420 US$ voor 15 kg!)
In de wachthal zit een sexy / knappe jongeman. Ik meen hem ergens van te kennen. Hij ziet er goed verzorgd uit.
We vliegen in vijftig minuten naar Say’ūn. Ik zit naast / tussen dokters uit de Elzas, die naar al-Mukalla moeten voor een klein medisch congres.
Voordat we vertrekken zie ik dat alleen mijn koffers nog op de grond staan. Ik spreek de purser erover aan en hij stuurt iemand die mij vraagt mee naar buiten te komen. Dan worden mijn koffers ingeladen. Ik vroeg of ik voor die diensten moest betalen, maar die wees dat af. Toch stopte de bus, die ons als passagiers naar het vliegtuig had gebracht bij de laders en niet aan de andere zijde, bij de trap naar het vliegtuig. Er bleek naast mijn koffer ook nog een aantal rugzakken te liggen, waarvan de eigenaar onbekend was. (Alsof de laders de eigenaar moeten kennen.) Uiteindelijk kwam alles in Say’ūn aan.
Ik maakte een tiental dia’s van de Djool [Yool] van boven. Op sommige plaatsen leek het zand zo dichtbij dat het net was alsof je zou kunnen uitstappen en een stukje meelopen.
In Say’ūn duurde het even voordat ik mijn bagage ontving. Ondertussen was Abd al-Raḥmān al binnengekomen. De ontvangst was vriendelijk en aardig. Hij was niet veranderd.
Later stond ook Ḥaimid B. naast me. Hij had op het terras gestaan en had me zien lopen. Ik was als laatste uitgestapt.
Abd al-Raḥmān had hem deze ochtend geprobeerd te bereiken, maar hij was niet thuis. Nu maak ik gebruik van de diensten van een andere chauffeur: Aḥmad MB. Die na veel vijven en zessen ’s avonds uiteindelijk 4.000 rial voor zijn diensten durft te vragen.
Ik had hem via Abd al-Raḥmān gezegd dat hij het bedrag moest noemen als ik hem zou vragen hoe hoog de kosten zijn en dat hij niet moest zeggen: “Jij weet wel wat mijn diensten waard zijn.” (Ik weet het niet.)
Menu – Foto – Begin – Index en het einde – Transcriptie.
Abd al-Raḥmān
Ik bleef een tijdje op het kantoor van Abd al-Raḥmān [Museum Say’ūn] en probeerde hem de database uit te leggen.
Om met mij te kletsen stuurde hij iemand die alleen maar Arabisch sprak. Goed van hem, snel leerde ik bij wat ik vergeten was. (Of dat allemaal grammaticaal correct was, weet ik niet.)
Toen we [in het gesprek] bij echtgenotes uitkwamen vroeg ik hem naar zijn kinderen. Hij had er drie, twee meisjes en een jongen. De oudste, een meisje, heet Fayrūz.
Hij hield van de vrouwen van Ṣanaᶜā’.
Ik vroeg hem of hij van zijn vrouw hield en zij van hem. Hij antwoordde niet rechtstreeks, maar zei dat het nu, na zeven jaar huwelijk, wel ging tussen hen beiden.
Abd al-Raḥmān en een hulpje moeten het slot van een ruimte openbreken om bij mijn kist met ‘nagelaten’ spullen (uit 1996) te komen. De sleutel [van de ruimte] is bij Muḥammad al-H. en die is in al-Šiḥr [al-Shihr], een paar honderd kilometer van hier.
Daarna gaan we naar het huis van Abd al-Raḥmān, waar ook Ḥussain al-A. is, de receptionist van het Gaṣr al-Goebba-hotel. [in Tarīm: 1996.] Ik zag hem hedenochtend ook al op de luchthaven. Hij woont en werkt nu bij het Salama-hotel in Say’ūn, waar hij hetzelfde verdient, maar omdat het hotel van de staat is, heeft hij meer rechten dan in het in privébezit zijnde Gaṣr al-Goebba. Bovendien heeft hij nu recht op pensioen.
Ook hij spreekt alleen maar Arabisch.
Ik maak op dat hij nu een vier maanden oude baby heeft, zijn derde kind. Zijn vrouw is nog steeds onderwijzeres, maar leert nu zelf ook nog voor een diploma. (Hoe en wat, weet ik niet.)
In de afgelopen tijd overleed zijn vader, die ik eens in zijn huis ontmoette. Ḥussain doet er niet moeilijk over: het was zijn tijd.
Evenals verleden jaar is het eten bij Abd al-Raḥmān niet lekker (bij Ḥussain thuis wel), de vrouw van Abd al-Raḥmān kan er nog steeds niets van, van koken. (Op dinsdag hoor ik dat zijn vrouw (tijdelijk) niet meer bij hem woont en dat nu de vrouw van zijn broer, die in Canada woont, voor hem zorgt.)
Menu – Foto – Begin – Index en het einde – Transcriptie.
Tarīm
Aḥmad MB. brengt me voor 4.000 rial naar Tarīm. In het hotel word ik allerhartelijkst ontvangen, want er zijn, hoewel veel nieuw personeel, toch nog enkele oude bekenden.
Het hotel is helemaal opgeknapt. (En zal dus duurder zijn, maar ik weet niet hoeveel mijn kamer kost, nog niet eens op 26-11-97.) Het is geschilderd. Nieuwe bedden en gordijnen, nieuwe vloerbedekking, mooi, nieuw mannelijk personeel, allemaal ongeveer hetzelfde gekleed. Verleden jaar liep iedereen erbij zoals hij wilde, ongewassen en in smerige kleren, waarin men ook sliep. Nu zijn er een paar schone en sexy jongens, met wie ik wel eens zou willen ‘spelen’, ondanks mijn verliefdheid op Ennefea.
Menu – Foto – Begin – Index en het einde – Transcriptie.
Gevaar?
’s Avonds herinnerde ik me de berichten die ik van collega’s van Abd al-Raḥmān hoorde. Mensen worden op klaarlichte dag op straat (in de steden) overvallen en gedwongen hun geld af te geven, aan gewapende bandieten, die ook al iemand doodschoten. Op last van Abd al-Raḥmān is het Museum [Say’ūn] gesloten, omdat de meest waardevolle stukken op onverklaarbare wijze gestolen werden.
Abd al-Raḥmān verstopte de waardevolle manuscripten [handschriften] van de al-Aḥgāf-bibliotheek tussen de andere. Hij toont alleen foto’s. Hij vreest dat gewapende soldaten de bibliotheek gewapenderhand van die stukken zal ontdoen om ze voor veel geld te verkopen.
De bibliotheek krijgt een bewaker, een ongewapende. (Maar in mijn verslag en fax naar Nederland op 26 november schreef ik bewust: een gewapende bewaker om de dramatische van het geheel te verhogen en de ernst van de situatie hier te benadrukken.) Wat moet een ongewapende bewaker tegen bewapende soldaten? (Wat moet een bewapende bewaker tegen soldaten?)
Met een nog veel groter geldbedrag sliep ik hier verleden jaar 89 van de 90 nachten zonder angst. (Slechts eenmaal, toen Ḥussain al-A. zei dat ik hier al zeven maanden was, kregen Ali Baba’s (noorderlingen) belangstelling voor mijn geld.) Ik sliep de laatste weken zonder angst buiten.
Nu bekruipt me grote angst en ik wil van het geld af. Ik sluit me op in mijn kamer, alsof me dat zou helpen, achter deze bordkartonnen deuren, die niet of nauwelijks gesloten kunnen worden.
Op mijn kamer is het 28°C. Ik schakel de airco niet aan, want die maakt zoveel lawaai dat ik daar niet van slapen kan.
Bed 00.30 uur.
Menu – Foto – Begin – Index en het einde – Transcriptie.
Computerverslag
De eerste drie weken van dit verblijf in Jemen hield ik op mijn laptopcomputer ook een verslag bij, waarin soms dingen staan die niet in mijn dagboek voorkomen.
Hier volgt een uittreksel daarvan.
Steekpenningen?
Toen ik al lang en breed aan boord zat [vliegtuig] zag ik dat alle bagage ingeladen was behalve die van mij. Omdat ik me herinnerde de Abd ar-Raḥmān verleden jaar steekpenningen / fooi betaalde aan de laders, vroeg ik aan de purser of dat nu ook van mij verlangd werd. Ik werd naar buiten geleid en moest mijn bagage aanwijzen (er bleken nog enkele rugzakken te liggen). Alles werd netjes ingeladen. De purser en ander personeel ontkenden dat ik moest ‘schuiven’ dus deed ik het ook niet. (Maar dat iets dergelijks toch de bedoeling was bleek uit het feit dat de bus die de passagiers van de terminal naar het vliegtuig bracht niet bij de vliegtuigtrap stopte maar naar de andere kant van de machine reed waar de laders stonden te wachten op de betalende passagiers. Ik bedacht toen al dat Nico en ik verleden keer daar helemaal niet bij stilgestaan hadden en onze bagage toch aangekomen was). Uiteindelijk kwam alle bagage, ook de losliggende rugzakken, in Say’ūn aan.
Menu – Foto – Begin – Index en het einde – Transcriptie.
Layla Alwi
Vijftig minuten deed de Boeing 737 erover om van Ṣanaᶜā’ naar Say’ūn te vliegen. Ik maakte een tiental dia’s van het landschap onder mij, voornamelijk van de Yool en de omgeving van Say’ūn. Op sommige plaatsen leek het zand zo dichtbij dat ik dacht dat ik kon uitstappen en een stukje erin lopen. Het was alsof je in de benedenverdieping van een dubbeldekstrein zat.
In Say’ūn duurde het even voordat ik de bagage had. Ondertussen was Abd al-Raḥmān, de directeur van de al-Aḥgāf-bibliotheek in Tarīm, al binnengekomen. Hij was niet veranderd, niet in uiterlijk en niet in gedrag. Nog altijd even vriendelijk en aardig.
Evenals in Nederland maakte men ook hier veel opmerkingen over mijn gemillimeterde haar. Dat is hier dus kennelijk even ongewoon als in Nederland.
Even later stond ook Ḥaimid B. naast me. Hij had boven op het terras gestaan en had me uit het vliegtuig zien komen, zo vertelde hij tegen Abd al-Raḥmān. Ik stond erbij en luisterde ernaar. Ik was als laatste uit het vliegtuig gekomen en het was dus niet moeilijk voor hem om mij waar te nemen.
Abd al-Raḥmān had hem deze ochtend geprobeerd te bereiken, maar hij was niet thuis. Nu was er een andere chauffeur: Aḥmad MB. Wat mij betreft ga ik deze fase [van het project] in zee met deze Aḥmad. Hij beschikt niet alleen over een veel betere auto, een Landcruiser (maar geen Layla Alwi*(4), omdat dat een nieuwer en sterker model is), maar is ook veel rustiger en rijdt erg bedachtzaam, want hij wil zijn dure auto natuurlijk niet in de prak rijden. Ik kan hem echter niet altijd verstaan, niettemin doet hij zijn best om zich verstaanbaar te maken.
Ik beschouwde Ḥaimid B. toch al als een klein probleem. Hij eiste voor een taxirit van Say’ūn naar Tarīm 1.500 rial, terwijl het normale tarief 800 rial is. Ik vroeg mij af hoe ik verlost kon worden van deze Ḥaimid. Dat is dus nu opgelost. Hij had het nakijken en keek dan ook teleurgesteld.
Menu – Foto – Begin – Index en het einde – Transcriptie.
Huwelijksgeluk
Abd al-Raḥmān stuurde Sālim naar mij toe die alleen maar Arabisch spreekt, om met mij te kletsen. Wat goed van hem. Snel leerde ik weer veel woorden die ik vergeten was. Toen de man de vrouwen van Ṣanaᶜā’ prees, vroeg ik hem expliciet of hij van zijn vrouw hield en zij van hem. Hij deed een beetje moeilijk daarover, maar ze waren nu zeven jaar bij elkaar en ze begonnen wel aan elkaar te wennen. Daar betaal je dan als man een bijna niet op te brengen bedrag voor, om na zeven jaar tot de conclusie te komen dat je inmiddels wel aan elkaar begint te wennen.
Maar het kan ook anders. Sālim T., die als receptionist bij het Gaṣr al-Goebba-hotel in Tarīm werkt, vertelde me de vorige keer (1996) dat hij misschien bij een oliemaatschappij een baantje zou kunnen krijgen. Daar werd veel betaald. Hij rekende zich binnen vijf jaar miljonair (in Jemeni rials). Toen ik hem daarop zei dat hij dan genoeg geld had om een tweede vrouw te nemen, riep hij verontwaardigd: “Ik wil geen tweede vrouw, ik hou van mijn vrouw!” Hij had haar op school ontmoet, want hij is leraar Engels. (Het baantje bij de oliemaatschappij is niet doorgegaan, vertelt hij me desgevraagd enkele dagen later. Daarvoor had hij een kruiwagen nodig. Die had hij niet).
De Sālim van vanochtend had drie kinderen bij de vrouw waar hij niet van hield, twee meisjes en een jongen. Het oudste kind, een meisje heet Fayrūz, naar die Libanese zangeres*(5), die hij zeer bewonderde.
Ook hier [Tarīm] zijn de vrouwen duur, maar niet zo duur als in Ṣanaᶜā’, bleek mij.
Een jongeman, Abd Allāh, die in Bulgarije architectuur gestudeerd had wist het klappen van de zweep in Europa, nietemin kon hij voorlopig nog niet trouwen omdat hij nog geen geld genoeg had om de mahr, de bruidsprijs, te betalen voor een vrouw van de ‘Alawī, zijn familieclan, waartoe ook Abd al-Raḥmān blijkt te behoren. Sāda [Sayyid’s]*(6) dus.
Menu – Foto – Begin – Index en het einde – Transcriptie.
Gaṣr al-Goebba
Rond kwart over vier brengt de bedachtzaam rijdende Aḥmad MB. mij naar Tarīm. Ik voel het als een soort thuiskomst.
De ontvangst in het hotel is allerhartelijkst, hoewel er veel nieuwe mensen werken, maar die zijn ook allemaal vriendelijk, zoals alle Arabieren. Sālim, de leraar Engels, is er nog en de bawwāb [poortwachter], wiens naam ik niet meer weet. De directeur is er nog … al-Kāff. Hij stelt mij voor aan de eigenaar. Ook een al-Kāff. Van hem zie ik later een foto in de gang hangen, waarop deze bij een theesessie op één na naast de president van Jemen zit.
Aan Abd al-Raḥmān had ik de opdracht gegeven tegen Aḥmad MB., de chauffeur die mij naar Tarīm zou brengen, te zeggen dat als ik vraag: “kam?” [hoeveel?] ik niet zoiets horen wil als: “Je weet wel wat mijn diensten waard zijn”. Dat weet ik niet. Ik wil het bedrag horen dat hij van mij wil ontvangen. Ik ben Nederlander en zo gaat dat bij ons. Dat heeft nogal wat voeten in de aarde, Aḥmad wordt er verlegen van, maar uiteindelijk blijkt dat hij voor zijn diensten aan toeristen 5.000 rial vraagt. Hij vraagt nu 4.000 rial, want hij wil graag in de toekomst ook aan mij zijn diensten aanbieden. Ik wil wel van zijn diensten gebruik maken.
In het hotel pak ik de spullen uit de houten kist uit, die ik meenam uit Say’ūn. Er blijken nog ‘verrassingen’ in te zitten, zoals theedoeken, afwasmiddel en verlengsnoeren. Er is ook nog een echte gaslamp. Die gebruikten Nico en ik verleden jaar, maar nadat Nico vertrokken was kocht ik een elektrische lamp met twee TL-buizen en een ingebouwde accu. Die lamp doet het meteen als ik hem aanschakel. Na anderhalf jaar is de accu nog niet leeg.
In het restaurant van het hotel gebruik ik een ‘lichte’ maaltijd. Brood, gebakken ei en rauwe tomaat. Er zitten Nederlanders op het terras die uit een reisgids Arabisch leren. Ik maak geen contact. Ik ben nog niet lang genoeg hier om weer eens Nederlands te willen kletsen. Ik wil nu wel Arabisch praten, in tegenstelling met Ṣanaᶜā’, waar ik dat niet wilde.
Menu – Foto – Begin – Index en het einde – Transcriptie.
Veiligheid
Ik moest denken aan de berichten die ik vandaag hoorde over het gewelddadige klimaat hier in de Ḥaḍramaut. Overvallen op argeloze reizigers op klaarlichte dag, midden op straat in de steden, die gewapenderhand van al hun geld worden ontdaan. (Abd ar-Raḥmān vertelde op dinsdag 25 november van een dodelijk slachtoffer van zulk een overval.) Hoe groter de stilte rond het hotel, hoe onveiliger ik me voelde. Van de gemoedelijke rust die ik hier verleden jaar voelde was niets meer over. Ik zit hier in een hotel met groot geldbedrag in contanten in een kunststoffen koffer, met een simpel nummerslot, in een kamer waarvan het slot niet naar behoren werkt. De twee achterdeuren zijn voorzien van twee simpele schuifjes, als vergrendeling. Die achterdeuren zelf zijn nog net niet van bordkarton.
Het bedrag is groot genoeg om de directeur van de bibliotheek meer dan negen en een half jaar maandelijks van zijn reguliere salaris te voorzien. Een medewerker van het hotel kan ik met dit bedrag zelfs bijna zesentwintig jaar zijn maandelijkse salaris uitbetalen, vooropgesteld dat ik geen rente ontvang, hij geen loonsverhoging krijgt en de koers van de dollar op 132 rial blijft staan.
Verleden jaar sliep ik zorgeloos buiten, met een nog veel groter bedrag (negenendertig jaar salaris voor een hotelmedewerker, vijftien jaar voor de directeur,) in mijn koffer in dezelfde kamer met hetzelfde slechte slot, zonder me ook maar een moment onveilig te voelen. Ik wilde dit jaar weer buiten slapen, maar dat durfde ik plotseling niet meer. Ik sloot mij op (zover daar sprake van kon zijn in dit kaartenhuis) in mijn kamer. De gordijnen stijf dicht. Ik kroop snel onder de klamboe, als extra beveiliging, tegen de zwaar bewapende muggen.
Buiten slapen zou geen succes zijn geweest. De temperatuur zakte deze nacht tot 18°C, zo bleek dinsdag. Niet echt koud, maar toch ook niet erg aangenaam. Maar ook niet erg aangenaam was de temperatuur in mijn kamer. Ongeveer 28°C. De airco gebruik ik niet want die maakt een hels kabaal. Dan lig ik wakker van het lawaai.
Menu – Foto – Begin – Index en het einde – Transcriptie.
Noten
Wanneer het op de Yool regent ontstaat een dramatische situatie in de dalen, zoals hier te zien is in Wādī Doeᶜan in een (schokkerige, maar vooral schokkende amateur-) video op YouTube. Duidelijk is de vernietigende kracht van het water te zien en de schade die het aanricht in dit dal van de Ḥaḍramaut. Er zijn huizen van golfplaten die volledig ondergelopen zijn, maar in deze regio zijn heel veel huizen gebouwd van in de zon gebakken lemen tichels: (Mud brick). Die constructies kunnen zo’n zware regenbui nauwelijks aan en veel huizen storten er dan ook (gedeeltelijk) in. Wat een drama! Bovendien zijn die kleine dorpsgemeenschappen vaak op zichzelf aangewezen. Burenhulp is ontzettend belangrijk.
Menu – Foto – Begin – Index en het einde – Transcriptie.
Meer informatie.
Menu – Foto – Begin – Einde – Transcriptie.
Index
Menu – Foto – Begin – Hoofdindex.
Transcriptie van de klinkers in Arabische woorden.
A / a klinkt als ‘a’ in ‘pan’, I / i klinkt als ‘i’ in ‘pin’, U / u klinkt als ‘oe’ in ‘poen’.
Ā / ā klinkt als ‘a’ in ‘ma’, Ī / ī klinkt als ‘i’ in ‘mi’, Ū / ū klinkt als ‘oe’ in ‘moe’.
Klik hier voor het overzicht van de transcriptie in Arabische woorden.
Menu – Foto – Begin – Hoofdindex.
Jemen 1997
Jemen 1997 (beknopt overzicht).
Jemen 1997: de dagen in chronologische volgorde.
Jemen 1997: alle foto’s.
Jemen 1996
Jemen 1996 (beknopt overzicht).
Jemen 1996: de dagen in chronologische volgorde.
Jemen 1996: alle foto’s.