
Twintig jaar geleden: dagboekfragment 27 maart 1996 (woensdag).
Sana’a – Tarim (Sana’a, Tarim, Wadi Hadramaut, drainagepatroon). (Satellietweergave en uitzoomen!)
Op 03.00 uur.
Douche.
Om 04.00 met een taxi naar de luchthaven. (De taxi kwam bij het hotel.) Een en ander kost 15 $. Sjouwers (twee) kosten elk 100 rial. In de vertrekhal is het een puinhoop met Italianen en Arabieren.
Driehonderd rial ben ik kwijt om twee jongens mijn spullen op de lopende band van het doorlichtapparaat te laten plaatsen.
In de vertrekhal is het rustig. [sic]
We vertrekken niet om 06.00 maar rond 06.20 uur. Tot 07.00 vliegen we richting Say’un en praten even met een leuke Canadese stewardess, die op deze vlucht werkt om de kwaliteit van de service te verbeteren. (Op meerdere vluchten.)
Een kwartier voor de landing horen we over een zware zandstorm in Say’un en het vliegtuig wijkt uit naar al-Mukalla, om daar anderhalf uur in de zon te blijven staan, met de motoren uit. (En dus de airco uit.) Dan vliegen we in twintig minuten naar Say’un.
Met een taxi voor 1.500 rial naar Tarim.
In het hotel Gasr al-goebba(1) is voor ons niets gereserveerd en we worden dus tijdelijk geplaatst. Morgenochtend moeten we naar een andere kamer verkassen.
We lopen de stad in en onderweg komen we de curator van de al-Ahgaaf-bibliotheek tegen, Sjeik AB. Hij informeert [onleesbaar] in het hotel waar iemand zijn hand kust.
–
Hij praat met de manager. Daarna gaan Nico en ik naar de bibliotheek. Onderweg drinken we wat.
In de bibliotheek constateren we dat er nieuwe vloerbedekking wordt gelegd. Later horen we dat dit een geschenk is van een Saoediër van Hadramitische oorsprong. (Tarim ligt in de Wadi Hadramaut.)
Al snel kom ik tot de conclusie dat al die geschenken te veel is. We presenteren nu de helft. Volgend jaar nog meer, dat is ‘overdone’. Ik bespreek mijn idee met Nico en we zijn het erover eens.
Al eerder, met MN (van de Nederlandse Ambassade), hadden we het erover gehad dat het Museum van Handschriften in Sana’a wel wat referentiewerken zou kunnen gebruiken. MN stelde toen voor om vijftienduizend gulden zogenaamde ‘Kleine Projecten’ in Sana’a te besteden voor meubilair.
Wij denken nu dat een ‘ombuiging’ van het geld van Tarim naar Sana’a zeker te prefereren is, temeer daar, zoals ons donderdag (28 maart) bekend werd, de bibliotheek bijna geen bezoekers(2) meer ontvangt wegens de fundamentalistische praktijken van sjeik AB. (Hij houdt toespraken in de bibliotheek. Als hij er niet is zijn alle boekenkasten afgesloten: dus zonder sleutel.)
Na een tijdje bezoeken we een ‘cafeetje’. (Nico en ik.) We wandelen door de stad.
Meer nog dan in Sana’a heb ik hier het gevoel in de middeleeuwen te zijn beland. Er zijn auto’s en veel motorfietsen. Er zijn gemotoriseerde waterpompen en er is elektrisch licht. Op een enkel dak staat een schotelantenne. In de stad brandt sporadisch een lamp. Na zonsondergang (circa 18.00 uur) is alles donker.
Vrijwel alle vrouwen zijn in het zwart. De boerinnen dragen over hun gesluierd hoofd strooien hoeden(3). Slechts een enkele laat haar gezicht zien. Kinderen en vrouwen stuiven weg als je hen nadert. (Sommige niet.) Mannen (veel zien er uit als Indonesiërs(4), sommige zijn donkerbruin) dragen tulbanden en sarongs. Veel mannen zijn exotisch mooi. In lange rijen zitten ze op de stoep, voor de moskee, op de gebedstijd te wachten, in het halfdonker.
Overal ligt afval en op de meeste straten ligt een dikke laag stuifzand.(5)
Negenennegentig procent van de huizen is van modder, ‘mudbrick'(6), gebouwd. Er is veel verval. Veel huizen hebben waterschade, sommige zijn gedeeltelijk ingestort. Veel paleizen(7) zijn onbewoond.
In het hotel komt een personeelslid van de bibliotheek informatie verstrekken en om geld bedelen. (Beide ongevraagd.)
Warm eten in het hotel. Nico vertelt (en ik luister) met Jemenieten.
Bed tegen 23.00 uur.
Moe.
Weer: heet, heet, heet.
–
(Arabische Singaporezen, Arabische Indonesiërs, mudbrick, Communistisch Zuid-Jemen)
(1) Het hotel heet in het Hadramitisch Arabisch Gasr al-goebba (Het koepelpaleis), maar in het Arabische schrift wordt die naam geschreven met de Qaaf: de ‘q’ dus, als Qasr al-qoebba. Dit geldt ook voor ons reisdoel in Tarim: al-Ahgaaf-bibliotheek, geschreven staat er al-Ahqaaf. Ik hou mij in mijn verslag aan de lokale uitspraak van de woorden.
(2) Door de fundamentalistische toespraken van de curator, sjeik AB, kwamen er maar weinig lokale bewoners, maar de bibliotheek was wel een trekpleister voor toeristen van alle nationaliteiten. Er kwamen in de tijd dat ik er was relatief veel toeristen.
(3) De hoeden van de boerinnen zijn een soort hoge puntmutsen en een brede rand.
(4) De Hadarim (meervoud van Hadrami: een mannelijke bewoner van de Hadramaut) zijn van oudsher handelslieden. Zij dreven handel met Singapore en Indonesië, velen van hen gingen daar ook wonen en trouwden met lokale schoonheden. Een van die mannen vertelde mij dat hij als kind zijn oma niet kon verstaan, want die sprak gebrekkig Arabisch, omdat ze een Indonesische was.
(5) In een brief naar Nederland schreef ik toentertijd dat het lijkt alsof je in een sneeuwstorm terecht bent gekomen, wanneer je ’s avonds, in het donker, door Tarim loopt. In het lamplicht van de auto’s hangt het stuifzand als een bijna ondoorzichtige waas in de straten. Tarim ligt in het midden van de woestijn en stuifzand is er altijd. Als je een weeklang een tafelblad niet schoon zou maken ligt er al gauw een halve centimeter, of meer, stof op.
(6) Alle traditionele huizen zijn van mudbrick gebouwd. Een huis ziet er voor een toerist aan de buitenkant romantisch en groot uit, maar de buitenmuren zijn zo’n 80 centimeter dik en binnen staan massieve pilaren om de bovenverdiepingen te dragen, waardoor er binnen maar een beperkte ruimte is. Verder bestaat het gevaar dat na een stevige regenbui (het regent niet veel in de Hadramaut) een pand gedeeltelijk, of helemaal, kan instorten. Vandaar dat tegenwoordig beton favoriet is. Dat scheelt handen vol geld voor het onderhoud. (Bovendien: over honderd jaar is beton ook ‘traditioneel’.)
(7) Omdat veel Hadarim erg rijk waren geworden met hun handel op zuid-oost Azië en zij hun oude dag in hun geboortestreek wilden doorbrengen, stopten ze veel geld in de bouw van paleizen (ook van mudbrick gebouwd). De ‘hele’ Wadi Hadramaut staat vol met in suikertaartkleuren opschilderde machtig grote paleizen, met een architectuur die aan India doet denken. De paleizen staan leeg en vervallen dus, omdat alle rijke lieden na de communistische machtsovername in 1970 zijn gevlucht of verdreven.
Dit is het einde van dag 11 (van 93 dagen totaal) van mijn verblijf in Jemen in 1996. Naar dag 1. (Naar alle gepubliceerde dagen.)
Door op de twee eerste letters van een link te klikken, wordt in een nieuw tabblad de geografische locatie van de plaats in Google Maps weergegeven. Wanneer u op de derde en volgende letters klikt wordt u in een nieuw tabblad verbonden met de Wikipediapagina over deze locatie. Bij begrippen wordt alleen Wikipedia geopend.