Jemen, 8 mei 1996

Timmerman in Tarim.
Een lokale timmerman aan het werk. Let op de sarong (foe­tah) van de man achter de timmer­man, die op een speciale ma­nier gewikkeld is. Dit is de gecompliceerde methode. Er is ook een een­vou­di­ge methode.

Athaaf al-Nadiem AR en NL

Twintig jaar geleden: dagboekfragment 8 mei 1996 (woensdag).

Tarim (Tarim, soefisme, sarong).
Op 6.15 uur.
Rond 7.15 ga ik de stad in om in rust enkele sta­len deuren te fotograferen. Als ik in de (ach­ter­lijke) binnenstad een moskee in de ‘loop’ neem, belagen kinderen me met stenen. Ze zijn wel bang: als ik in hun richting stap dein­zen ze ach­ter­uit.
In de bibliotheek: het opzetten van een stalen rek met de medewerkers. Op de kop, ach­ter­ste­vo­ren, schuin, scheef en verbogen. Het maakt allemaal niets uit. Zij weten hoe het moet, want zij zijn ‘moehandis bidoen shihada‘ (in­ge­nieur zonder diploma), dat is het verwijt aan mijn adres, als ik een paar keer moet zeggen dat ik het niet weet of een vergissing maak.(1)
Ik probeer een fax te versturen, maar dat lukt weer niet. (Eergisteren(?) ook al niet.)
De bibliotheek neemt twee nieuwe medewerkers aan. Twee jonge jongens die hun werk meteen serieus aanpakken.
Er van uitgaande dat Abd al-Rahmaan A. met zijn auto hier is en me dus met zijn auto naar het hotel kan brengen, werk ik langer door, maar hij blijkt met de taxi te zijn gekomen en ik moet dus lopen.(2) Onderweg komen we Hus­sain (leraar Engels) tegen. Hij heeft al vijftien jaar experiance als leraar Engels, schrijft hij ach­ter zijn adres. Hij vertelde wel tien keer dat hij een vriend van Abd al-Rahmaan is.
Hij begeleidt een vage Canadees: Andrew R., die naar Tarim reisde omdat ie­mand hem in Ca­na­da, in een winkel, vertelde dat in Tarim soefi-ordes zijn. Zonder enige achtergrond­ken­nis, zonder één woord Arabisch te spreken, kwam hij naar hier. Hij geeft me twee visitekaartjes, want hij is directeur in twee be­drij­ven. Dat wat ik hem vertel is het niveau van een VWO-er, of HAVO-er. Ik bedoel: dat had hij zelf ook kunnen uitvinden. Hij zuigt deze basisinformatie op als een schooljongen. Ik leer hem het beginsel van wijsheid: bibliotheek­bezoek. (In zijn vaderland.)
Overal kom ik hem tegen. (Hij was enkele dagen geleden al in de al-Ahgaaf-bi­blio­theek.) In het zwem­bad, in het restaurant, op het terras.
(Ik at in het restaurant: patat en kip.)
In het zwembad is een Arabische familie. Dertien kinderen. De vader is een vriend van Hussain al-A. (van het hotel), zijn vrouw, met een klein kind in de arm en alweer een dikke buik(?) heeft een doorzichtige sluier. De twee (of drie?) grote dochters een ondoorzichtige sluier. Hij heeft een mooie zoon en beeld­scho­ne jonge dochters, nog ongesluierd.
Ik drink een glaasje met Tiem (Seven-up) ver­dun­de rum en stort, doodmoe, in.
Bed 22.30 uur.
Benauwd, wegens bewolking.

Dit is het einde van de tekst in mijn dagboek.

Na het vertrek van Nico op 24 april jl. maakte ik dagelijks een verslag van de za­­kelijke kant van het project. In dat verslag staat op sommige da­gen interessante informatie, die niet in mijn dag­boek voorkomt. Hier volgt een deel uit die tekst.

Fragment uit het verslag van 8 mei.(Islah-partij, imama, koefiyya, Taarbih.)
Abd al-Rahmaan heeft telefonisch contact gehad met zijn chef in Sana’a. Hij vroeg hem voor Sjeik AB een goede baan te reserveren, maar zijn baas liet weten dat hij de zaken zou regelen zoals hij dat wilde en dat Abd al-Rahmaan zich daar maar beter niet mee kon bemoeien. Op een dergelijke wijze zal ook de vi­ce­gou­ver­neur van al-Mukalla aangepakt worden, die de benoeming van Abd al-Rah­maan tegenwerkt. Abd al-Rahmaan zou zelf het liefste in Say’un werken, in het museum. Hoewel hij geschiedenis in Aden studeerde, werk­te hij meer dan tien jaar als archeoloog en daar ligt ook zijn hart. Niettemin heeft hij er veel voor over om het bibliotheekproject tot een suc­ces te maken, zelfs het verhuizen naar Tarim, hoe­wel zijn vrouw er niet wil wonen.

[…]

Vandaag werden twee jongemannen in de bi­blio­theek aangenomen die zich se­rieus willen inzetten voor het werk. Eentje met een baard, dus religieus, maar geen extremist van de ‘Islah‘-partij. Hij heet Hussain HB.
Ik leer dat er verschil is tussen baard en baard, maar ik weet nog niet waar dat verschil aan te zien is.
Later hoor ik van Abd al-Rahmaan dat dit ver­schil te zien is aan de wijze waarop hij zijn ‘i­ma­ma‘ (tulband) draagt. Als je oudere mannen met een tulband op een bepaalde manier gewonden ziet, betekent dat niets. Als je jongeren zo ziet, betekent dat heel veel, vooral op godsdienstig gebied.
Ik raad hem aan hier een kort artikel over te schrijven. Voor die kennis is in het westen wel belangstelling, denk ik. (Wat wij ‘koefiyya‘ noe­men, heet in de Hadramaut o­ve­ri­gens ook ‘i­ma­ma‘.)

[…]

Hussain HB werd in werd in de eerste helft van de jaren zeventig in Tarim ge­boren en heeft drie jaar in een (kantoor)boekhandel gewerkt.
De andere, zonder baard, met bril, werkte een maand met de computer. Hij voer­de in Mekka een telefoongids in de computer in en moest die gegevens ook uitprinten. Dat betekent toch wat: in deze stofhoop is er een persoon die al eens met een computer gewerkt heeft. Hij heet Ali ZB en werd eveneens in de eerste helft van de jaren zeventig geboren, ook in Tarim.
Ik laat Abd al-Rahmaan aan hem uitleggen dat wij een spreekwoord hebben: ‘In het land der blin­den is eenoog koning.’
Zolang ze nog niet in vaste dienst benoemd zijn, moet ik voor de sa­la­ris­be­taling zorgdragen.
Ze kunnen meteen aan het werk.
Ik laat ze de kaartcatalogus opnieuw al­fa­be­ti­se­ren. Een enorme massa hand­schrif­ten is op­ge­bor­gen onder het lemma ‘risala‘ (brief). Ik vind dat dit anders moet. Als het woord ‘risala‘ geen deel uitmaakt van de titel, moeten de kaartjes opgeborgen worden onder de naam van het ma­nus­cript.
Nog diezelfde dag vinden ze verschillende fou­ten in de kaartcatalogus.

[…]

De schilder van de houten scheidingswand in de bibliotheek komt zijn loon ophalen: 1.650 rial. (21,45 gulden!)

[…]

In de stad ontmoet ik een zekere Hussain die leraar Engels is. Hij is met een ‘Ken­nedy’ (Ca­na­dees) onderweg.
Hij gaat met mee naar het hotel, want hij wil met me praten.
Hij wil meubels uit het project hebben, niet voor hemzelf, maar voor de club waarvan hij voor­zit­ter is, in het dorp Taarbih. Die club verzorgt ac­ti­vi­tei­ten voor de dorpelingen en zit in een loods zon­der dak.
Kennelijk om zijn verzoek meer gewicht te ge­ven vertelt hij me dat zijn club graag een bi­blio­theek wil inrichten, in die oude loods, om kin­de­ren het lezen en schrijven bij te brengen. Bovendien willen ze graag een dak uit Ne­der­land heb­ben.
‘Als Nederland geld over heeft voor die oude pa­pie­rhoop’, zal hij gedacht heb­ben, ‘dan hebben ze zeker geld over voor nieuw papier.’
Ik zeg hem dat hij nergens op hoeft te rekenen. Ik kan hem nog geen rial geven. Ik adviseer hem wat meer geld van de leden te vragen en met ei­gen mankracht de loods van een dak te voorzien. Hij blijft echter doorzeuren. Dan adviseer ik hem een verzoekschrift te richten aan meerdere am­bas­sa­des.

Dit is het einde van het verslag van 8 mei.

(1) In de Arabische wereld dient de ingenieur of de leraar altijd het antwoord te weten. (Dat weet ik dus ook uit eigen ervaring.) Wanneer een do­cent of on­der­wij­zer zou zeggen: “Dat weet ik niet, dat moet ik opzoeken.”, tekent hij of zij zijn / haar eigen ‘doodvonnis’.
Toegeven dat je iets niet weet of kunt is het ul­tieme bewijs van zwakte, van domheid. Dat be­te­kent dat een vader /moeder, docent, een chef of een minister, altijd een antwoord heeft op welke vraag dan ook. Dat antwoord wordt dan ter plekke verzonnen als de betreffende persoon het even niet weet. Vaak leidt dat (uiteraard) tot de meest absurde verklaringen, maar een ant­woord is er altijd.

(2) Langer doorwerken betekende dat er dan geen taxi’s meer beschikbaar wa­ren tegen de tijd dat je stopte met werken. Dan moest ik de hele weg naar het hotel lopen. ’s Ochtends was dat tot begin mei nog te doen, maar na de middag helemaal niet meer. Dan is het smoorheet. Het water in het plastic flesje uit de koelkast van de bibliotheek, was lauw als ik bij het hotel aankwam, na circa twintig of vijfentwintig minuten lopen.

Dit is het einde van dag 53 (van 93 dagen totaal) van mijn verblijf in Jemen in 1996. Naar dag 1. (Naar alle gepubliceerde dagen.)

Top

Door op de twee eerste letters van een link te klik­ken, opent een nieuw tab­­blad waarin de geo­gra­fische locatie van de plaats in Google Maps wordt getoond.
Wanneer u op de derde en volgende letters klikt komt u in een nieuw tab­­blad bij Wi­ki­pe­dia­pa­gi­na terecht met informatie over deze locatie.
Bij begrippen wordt alleen Wikipedia geopend.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.