(Dag 9429) Ik ben in Ṣanaᶜā’, de hoofdstad van Jemen en ik logeer in het Gasmi-hotel. – In Leiden, mijn woonplaats, ga ik op vrijdagavond altijd dansen in het Leids Vrijetijdscentrum (LVC). Daar zag ik een paar keer een mooie jonge vrouw, wier naam ik niet weet en daarom ‘Ennefea’ heb genoemd. Ik denk deze nacht aan haar en het LVC. – Het tijdsverschil met Nederland is (in ‘onze’ winter) twee uur. – Mijn verslag, op mijn laptop geschreven, bevat meer (achtergrond)informatie dan mijn dagboekverslag. – De munteenheid in Jemen is de Rial (YER). (1 rial = f. 0,015 (anderhalve cent), dus 100 rial = f. 1,50.)
Zaterdag, 22 november 1997.
Sana’a: 4/44.
Ik word al om 4.00 uur wakker. Het LVC loopt leeg (02.00 uur), maar dat is niet de reden dat ik wakker word. Het zijn de diverse gebedsoproepen die mijn slaap verstoren. Dit duurt tot circa 05.30 uur.
Ik slaap niet meer, maar dagdroom over Ennefea.
Op 7.30 uur.
Ontbijt van het hotel. Yemenia. Ambassade. UPS. Hotel. Ambassade: DK.: een stuk! Yemenia. Hotel. Yemenia. Koffer. Hotel. Taj Sheba: diner.
Hotel circa 21.30.
Deze dag verschillende malen naar Yemenia in Hadda Street. Uiteindelijk krijg ik een ticket naar Say’ūn voor US-dollar 127, dezelfde prijs als in 1996.
Ik kocht een koffer voor 6.500 rial (circa f. 95,00), redelijk stevig, maar het nummerslot werkt niet, blijkt in het hotel.
Ik was twee keer in de [Nederlandse] Ambassade. DK. (Eerste secretaris) was er pas rond 13.00 uur. Wat een mooie, leuke, jonge vrouw en vlot! Ik bleef er anderhalf uur.
Ik ontmoette ook de ambassadeur Alex …?
Hij blijkt een voorstander van het scannen van de manuscripten van Tarīm. (Ik namelijk ook. In het najaar van 1995 probeerde ik dat er voor dit project al door te drukken.)
Ik lunchte in het hotel: patat en kip. Wat een vreselijk smakende kip!
Diner in Taj Sheba. De taxichauffeur vroeg 400 rial. Na een paar weigeringen betaalde ik. Een rit van Bāb al-Yemen naar Taj Sheba kost niet meer dan 100 rial. (f. 1,50) Mijn minimumbedrag is echter 200 rial. Ik vind 100 YER wel erg weinig.
Bed rond 21.30 uur, moe, maar ik kan niet slapen.
Ik kocht voor US-dollar 257 een UPS voor de Ahgāf-bibliotheek van 500 AV. Daarmee kan na een spanningsuitval nog even doorgewerkt worden. (Computer.) UPS = Uninterruptible Power Supply, voor de computer. [of ook: Uninterruptible Power Source.]
De eerste drie weken van dit verblijf in Jemen hield ik op mijn laptopcomputer ook een verslag bij, waarin soms dingen staan die niet in mijn dagboek voorkomen.
Hier volgt een uittreksel daarvan.
Ik werd al om kwart over vier wakker en luisterde tot ongeveer zes uur naar allerlei uitingen van god-prijzen en gebedsoproepen [elke van de vele moskeeën een oproep]. Komende nacht zal ik weer geluidsopnames maken, zoals ik ook anderhalf jaar geleden deed. Ik geloof dat er niet zoveel veranderd is in de wijze van nachtelijk lawaai maken.
Na het ontbijt ga ik de stad in en probeer een vlucht naar Say’ūn te boeken. Dat lukt niet, omdat het computergestuurd boekingssysteem nog steeds buiten dienst is. Al minstens sinds donderdag. Ik overweeg een reis door de woestijn te maken, met mijn zware spullen, in plaats van bij de luchtvaartmaatschappij weer overgewicht te moeten betalen.
DK. is niet op de ambassade maar ik maak een afspraak via PD. Ik zal om 13.00 uur terugkomen.
Bij twee bedrijven bekijk ik de UPS’en. Power supply bij spanningsuitval voor computers. Op een plaats kost 500 VA (volt/ampere) 500 US$, op een andere plaats 257 US$. Ik koop er een voor 250 US$ en 927 YER (= 7 US$). Elf kilo gewicht erbij. Nu meer dan 60 kg bij me!
Om het Gasmi-hotel ook een keer de eer te gunnen, neem ik de lunch hier. Ik bestel een halve kip met patat. Dat zal ik dus niet meer doen. Een halfzwarte kip, gebarbecued, halfgare kip, van onduidelijke makelij en waarschijnlijk al lang over de uiterste datum heen krijg ik voorgezet. (Van een verdere beschrijving zie ik af).
Over het algemeen lunch ik hier niet. Ik eet uit Nederland meegebrachte verantwoorde koeken als ik na de middag honger krijg. In Tarīm zal ik, als geschikt eten tenminste verkrijgbaar is, weer middagmaaltijden ‘scoren’.
Rond 13.00 uur betreed ik het Nederlands grondgebied in den vreemde voor de tweede maal vandaag. Ik word ontvangen door de uiterst charmante DK., met wie ik de stand van zaken doorspreek. Via haar bemiddeling en iemand in de ambassade kan ik een vlucht naar Say’ūn boeken op maandag 24 november.
Ik ontmoet de ambassadeur die met belangstelling informeert naar de stand van zaken van het Tarīm-project. Ook hij denkt, net als ik, dat het interessanter is om alle handschriften te scannen in plaats van te microfilmen. In het najaar van 1995 deed ik al research naar de mogelijkheden op dat gebied, maar een en ander struikelde over de kosten van de apparatuur. Gedigitaliseerde manuscripten / handschriften kunnen als plaatjes op internet gezet worden.
Transcriptie van de klinkers in Arabische woorden.
A / a klinkt als ‘a’ in ‘pan’, I / i klinkt als ‘i’ in ‘pin’, U / u klinkt als ‘oe’ in ‘poen’.
Ā / ā klinkt als ‘a’ in ‘ma’, Ī / ī klinkt als ‘i’ in ‘mi’, Ū / ū klinkt als ‘oe’ in ‘moe’.
Klik hier voor het overzicht van de transcriptie in Arabische woorden.
De auteur dezes kan niet garanderen dat alle links naar externe websites (dus die van derde partijen) altijd zullen blijven bestaan. Foto’s in Google Maps, bijvoorbeeld, kunnen verdwijnen wanneer de eigenaar ze weghaalt. Ook aan andere links kan een einde komen, of kunnen in ongebruik raken. Wanneer u een niet werkende link constateert kunt u dat melden in het reactieveld. Bij voorbaat dank.
Traditionele hoge huizen in Sana’a, de hoofdstad van Jemen.
Het Tarīm-project 1997
1997 – 2017: twintig jaar geleden
Tarīm: Hadramaut, Jemen
Dagboek 1997
(Dag 9428) Ik arriveerde eergisteren in Sana’a, de hoofdstad van Jemen en ik logeer in het Gasmi-hotel. – Mijn verslag, op mijn laptop geschreven, bevat meer (achtergrond)informatie dan mijn dagboekverslag. – De munteenheid in Jemen is de Rial (YER). (1 rial = f. 0,015 (anderhalve cent), dus 100 rial = f. 1,50.)
Vrijdag, 21 november 1997.
Sana’a: 3/45.
Ik kan de slaap slecht vatten, maar als het dan ook lukt, slaap ik een gat in de dag. Om 10.45 sta ik op.
Ontbijt: het laatste brood uit Nederland.
Beneden: databaseboeken bestuderen.
De Irakees, die me nog kende van de vorige keer [1996], bood me kamer 501 aan, vreselijk hoog, maar erg rustig en twee ramen.*(1)
Lopen naar Baab al-Yemen.
Eten in Taj Sheba. (Buffet: 2.300 YER, plus 300 YER fooi.)
Terug via Bab al-Yemen.
Thuis [hotel]: verslag schrijven [op mijn laptop] en een stukje brief voor de mensen thuis.
Nu 00.00 uur.
Het begint nu pas langzaam tot me door te dringen dat ik niet meer thuis ben, maar in de middeleeuwen in de hoofdstad van Jemen: Sana’a.
Temperatuur op mijn kamer: circa 21°C, buiten, op circa 20 meter hoog, 17°C.
De eerste drie weken van dit verblijf in Jemen hield ik op mijn laptopcomputer ook een verslag bij, waarin soms dingen staan die niet in mijn dagboek voorkomen.
Hier volgt een uittreksel daarvan.
Ik ging gisterenavond rond middernacht naar bed en sliep tot ongeveer 11 uur. Gisteren overdag sliep ik ook al drie uur. Waar komt die vermoeidheid vandaan? Komt het door het zuurstofgebrek? Sana’a ligt namelijk 2.200 meter hoog in de bergen. Hoewel de stad in de tropen ligt, kan het hier ’s winters wel vriezen. Soms valt er sneeuw. Op de bergtoppen die de stad omgeven ligt ’s winters soms langere tijd sneeuw.
De buitentemperatuur zakte afgelopen nacht naar 14,5°C, maar is nu 23°C. In mijn kamer is het onveranderlijk 20,5°C.
Overdag lekker weer, met een beetje zon. ‘s Avonds zag ik een keer een bliksemschicht maar het bleef droog. Temperatuur rond 23.00 uur: binnen 20,9°C, buiten: 16,9°C.
Het duurt weer even voordat ik in de gaten heb hoe het waterkranensysteem hier in elkaar zit. Ik vreesde weer een koude douche, zoals gisteren in het Taj Sheba-hotel. Maar na een poosje wist ik het weer. Ik had in dit hotel al eerder gelogeerd, in 1996.
De rode kraan kan de warme zijn, maar ook de koude. Ik begrijp niet waarom hier in de ene douche de rode kraan de warmwaterkraan is en in de douche vlak ernaast de koudwaterkraan. Daarnaast zit in de ene douche de rode kraan links en in de andere douche rechts. Arabische logica? Misschien zijn we in het overgereguleerde Nederland wel te zeer verwend.
Wat ik ook niet begrijp is waarom in Noord-Jemen, dat nooit onder Europees koloniaal bestuur heeft gestaan, de stopcontacten allemaal van het Engelse model zijn en in Zuid-Jemen, dat jarenlang onder Engels bestuur stond, alle stopcontacten Europees zijn.
Verleden jaar liepen Nico en ik vele malen door smalle straten en stegen van de oude stad Sana’a, maar we kletsten dan veel en hadden geen oog voor de omgeving. Toen is me in ieder geval niet opgevallen wat me nu wel opvalt als ik ’s avonds alleen door de onverlichte straten van de oude binnenstad loop, op weg naar de Baab al-Yemen. Daar neem ik dan een taxi naar een restaurant. Ook op de terugweg loop ik vanaf deze poort naar het hotel, hoewel de taxi best bereid is me voor de deur van het hotel af te leveren, voor 1,50 gulden. Ik geniet van de bijzondere sfeer die in deze bijzondere stad hangt.
De oude binnenstad van Sana’a is een stad in de middeleeuwen. Dit deel wordt omgeven door een lemen stadswal, die momenteel met geld van de UNESCO weer geheel gerestaureerd wordt.
De hoofdingang van de oude stad is de Baab al-Yemen, de Poort van Jemen. Dit is het symbolische centrum van het land. Op het plein voor en binnen de poort is het een drukte van belang. Duizenden mensen bieden van alles te koop aan. Hier kun je de Jemenieten bestuderen. De Sana’ani mannen en vrouwen zijn tenger, mager en klein van stuk. Niet groter dan 1,50 m of 1,60 m. Zeker komt dat voor een deel door de slechte voeding, maar ook de verslaving aan gaat*(2) speelt een rol.
Wat binnen de poort direct opvalt is de honderden verkopers van colbertjasjes. Alle Noord-Jemenieten dragen over hun dishdasha*(3) (een lange “jurk”) een colbertjasje. Alle mannen dragen bovendien een djambia*(4) op hun buik, een grote kromme dolk. Met mannen bedoel ik ook kinderen vanaf een jaar of veertien.
De huizen van Sana’a zijn van steen. De begane grond en de eerste verdieping zijn van natuursteen gemaakt en hebben geen ramen, wel uitsparingen voor frisse lucht. Ze dienen als opslagplaats van goederen en in veel gevallen ook geiten.
Aan de straatzijde heeft de begane grond een of meer nissen, zoals in de hele Arabische wereld, van Marokko tot Syrië en dus ook Jemen. Hierin zijn winkels gevestigd. In die winkels kan van alles worden verkocht. Van de grootste rommel tot levensmiddelen of gereedschappen. Zoals ook in de hele Arabische wereld worden die nissen met een blauw geverfde stalen deur gesloten.
De tweede verdieping en hoger zijn van baksteen, met ramen. De huizen steken hoog boven de straten uit. Ze zien eruit als middeleeuwse vestingen. Door die hoge, soms ranke, huizen lijken de straten nog smaller dan ze al zijn. Soms zijn die huizen twintig meter breed.
De buitenwanden van vrijwel alle huizen in de binnenstad van Sana’a zijn prachtig versierd met witte kalk in mooie abstracte patronen. Soms staan er teksten uit de koran, in mooie calligrafische letters op de muren, eveneens met witte kalk geschreven. In het schaarse licht krijgt dit alles een sprookjesachtige sfeer, zoals op oude tekeningen van bijvoorbeeld bij [Duitse schilder] Albrecht Dürer. Of zoals op plaatjes die bij sommige 1001-nacht verhaaltjes staan. Misschien diende Sana’a wel als voorbeeld voor die tekeningen.
In deze middeleeuwse stad zitten, hangen of liggen middeleeuwse mannen in sjofele kleding in groepjes of alleen langs de muren van de huizen, voor zich uit starend vaak onder invloed van de gaat. Een versleten tulband (koefiyya/imama*(5)) op een verweerde kop, vaak een gele. (Beter gesitueerden dragen een rode). Een grijze baard of een ongeschoren gezicht. In de mond slechts enkele tanden. Het onvermijdelijke, maar smerige colbertjasje over hun eveneens reeds lang geleden gewassen dishdasha. De djambia manhaftig op de buik. Smerige voeten in met touwtjes aan elkaar gebonden stukjes leer dat een sandaal moet voorstellen. Ze schrapen hun keel en spuwen de laatste restjes gaat met een wijde boog op straat. De straatstenen glimmen er groenachtig van in het licht van de passerende auto’s.
Kinderen rennen op blote voeten spelend door de straten en springen over trappen en bergen rommel. Ook kleine meisjes doen mee. Oudere meisjes en vrouwen zie je na zonsondergang niet meer op straat.
In deze middeleeuwse donkere stegen gloeit hier en daar een oranje neonlamp of een TL-buis, soms wel tien meter boven het straatniveau. Zonder het licht van de auto’s zou het moeilijk zijn de weg naar huis te vinden. Hoewel de straten erg smal zijn komen overal auto’s. Auto’s hebben altijd en overal voorrang. Alles wat wielen heeft gaat voor dat wat geen wielen heeft.
De straten zijn geplaveid met grote vierkante natuurstenen, grote kinderkopjes die het lopen ernstig bemoeilijken. Hopen vuil versperren verder de weg. Overal is vuil, huishoudelijk afval, lege plastic waterflessen, papier en andere rommel. Gelukkig stinkt het niet. Honden zijn er bijna niet, maar wel veel broodmagere poezen. Ook veel geiten die zich tegoed doen aan het afval.
Als man alleen heb je hier ’s avonds in het donker niet veel te vrezen. Ik geloof echter niet dat het voor vrouwen alleen zo laat nog aangenaam is. Dit baseer ik op het feit dat er in het donker erg weinig vrouwen te zien zijn en ook herinner ik mij de woorden van de mooie Indiase receptioniste bij het Taj Sheba-hotel die het vooral vervelend vond dat je hier na zessen niet meer op straat kan komen. Na zessen betekent: na inval van de duisternis. Die valt hier zomer en winter altijd rond zes uur in.
In het moderne deel van Sana’a zie ik verschillende vrouwen ongesluierd. Het schijnt me toe dat het er veel meer zijn dan anderhalf jaar geleden. De door de mannen geplaatste stelling dat de Jemenitische vrouwen de mooiste ter wereld zijn lijkt mij sterk overdreven. Of lopen alleen die vrouwen ongesluierd die toch niet voor een schoonheidsprijs in aanmerking komen? Gasmi-hotel: ik kreeg een kamer op de vijfde verdieping aangeboden. Voor de klim, wegens zuurstofgebrek niet gewenst, wel voor de rust en de mogelijkheid tot het maken van bandopnames van nachtelijk Sana’a.
De Irakees kende mij nog van het voorjaar 1996 toen ik ook enkele keren in het Gasmi-hotel logeerde. De kamer ligt op de vijfde verdieping. Dat is in Sana’a vreselijk hoog in een hotel zonder lift. Dan moet je veel trappen klimmen. Bovendien ligt deze stad meer dan twee kilometer boven de zeespiegel, dus is er sprake van zuurstofgebrek. Elke kleine inspanning veroorzaakt dan ‘grote’ vermoeidheid.
De gaat / qat. (ﺍﻟﻗﺎﺕ) is een plant die in Jemen op grote schaal verbouwd wordt en waarvan op de blaadjes gekauwd worden voor een verdovend effect. Ik zal op 29 december 1997 bij een gaat-sessie met veel mannen meemaken en ook enkele blaadjes kauwen. In Wikipedia (Engels) wordt uitgebreid ingegaan op dit roesmiddel.
De dishdasha is de lange witte ‘jurk’ die mannen in de Arabische wereld dragen en heeft verschillende namen, die afhankelijk van de regio zijn. Zo wordt die dishdasha genoemd, of ook wel thawb. Bij Wikipedia worden verschillende namen opgesomd. (Engels)
De djambia is een kromme dolk die er vervaarlijk uitziet omdat de schede nogal groot is. Alle mannen, vanaf veertien jaar (alleen in Noord-Jemen) dragen deze dolk op hun buik. Zie Wikipedia voor meer informatie. (Engels.)
Een koefiyya / imama is de rood-wit of zwart-wit geblokte Arabische hoofddoek die met name in Saoedi-Arabië en de Golfstaten door mannen gedragen wordt. Soms met een zwarte band op het hoofd als een soort ‘plaatshouder’, die agaal heet. Zie Wikipedia voor meer informatie. (Engels.)
Transcriptie van de klinkers in Arabische woorden.
A / a klinkt als ‘a’ in ‘pan’, I / i klinkt als ‘i’ in ‘pin’, U / u klinkt als ‘oe’ in ‘poen’.
Ā / ā klinkt als ‘a’ in ‘ma’, Ī / ī klinkt als ‘i’ in ‘mi’, Ū / ū klinkt als ‘oe’ in ‘moe’.
Klik hier voor het overzicht van de transcriptie in Arabische woorden.
De auteur dezes kan niet garanderen dat alle links naar externe websites (dus die van derde partijen) altijd zullen blijven bestaan. Foto’s in Google Maps, bijvoorbeeld, kunnen verdwijnen wanneer de eigenaar ze weghaalt. Ook aan andere links kan een einde komen, of kunnen in ongebruik raken. Wanneer u een niet werkende link constateert kunt u dat melden in het reactieveld. Bij voorbaat dank.
(Dag 9427) Gisteren arriveerde ik in Sana’a en overnachtte in het dure Taj Sheba-hotel. – Vandaag verkas ik naar het goedkopere al-Gasmi-hotel in de oude stad van Sana’a, binnen de stadsmuren. – Mijn verslag, op mijn laptop geschreven, bevat meer (achtergrond)informatie dan mijn dagboekverslag. – De munteenheid in Jemen is de Rial. (1 rial = f. 0,015 (anderhalve cent), dus 100 rial = f. 1,50.)
Donderdag, 20 november 1997.
Sana’a: 2/46.
Op 7.00 uur. Ontbijt.
Dagboek bijwerken.
Nu 9.00 uur.
Eerst ga ik naar het Gasmi-hotel om een kamer te reserveren. Dan ga ik naar Dr. AS., hoofd van De Algemene Organisatie van Antiquiteiten, Musea en Handschriften*(1) die me kort ontvangt, want hij moet naar een vergadering. Daarna terug naar Taj Sheba-hotel en uitchecken.
Ik vertel wat met de mooie Indiase receptioniste die 25 november teruggaat naar haar woonplaats Bangalore, na anderhalf jaar Sana’a. Hier kan ze na zes uur ’s avonds niet meer alleen op straat verschijnen, daar kan ze gaan en staan waar ze wil en zelfs naar de disco gaan.
In Taj Sheba, dat tot een Indiase hotelketen behoort, werken veel Indiërs.
Er is geen taxi die mij naar het Gasmi-hotel wil brengen. Uiteindelijk wil iemand dat voor 500 rial doen. Bij het Gasmi vraagt hij 600 rial. Ik betaal zonder protest. (’s Avonds, na het diner in Taj Sheba wil hij me weer voor 600 rial brengen. Ik zeg hem dat ik niet meer dan 100 rial wil betalen. (De normale prijs.) Hij wil dan niet.
In het hotel val ik twee uur in slaap.
Ik probeer in diverse kantoren van Yemenia een vlucht naar Say’un te boeken, maar overal ligt de computer plat. De reden krijg ik alleen maar op twee kantoren te horen: er wordt nieuwe software geïnstalleerd.
Het Yemen Computer Center is gesloten. Ik wilde daar een UPS (en apparaat dat bij stroomuitval de spanning voldoende lang in stand houdt om een computer normaal af te sluiten) kopen.
Ik wissel 200 US-dollar voor 26.400 rial en ga telefoneren in straat nr. 36 naar Pa en Ma. Ik voel me verplicht ook XX. te bellen.
Circa 18.00 uur diner in Taj Sheba. Ik ben anderhalf uur te vroeg voor het buffet, dus eet ik à la carte, wat me slecht bekomt, dat wil zeggen: het is niet zo lekker en het kost toch 3.600 rial. f. 54,00. Niet goedkoop.
Ik loop naar het Gasmi-hotel en val op mijn kamer tussen 20.00 en 21.00 uur in slaap. Nu 22.00 uur.
Bed 00.00 uur.
Temperatuur: 17,4°C buiten en 20,5°C binnen.
De eerste drie weken van dit verblijf in Jemen hield ik op mijn laptopcomputer ook een verslag bij, waarin soms dingen staan die niet in mijn dagboek voorkomen.
Hier volgt een uittreksel daarvan.
In het Taj Sheba-hotel probeer ik een warme douche te nemen, maar er is in dit dure hotel geen warm water! Onbegrijpelijk. Een koude douche, letterlijk en figuurlijk. Later, na bestudering van de kraan ontdek ik dat, als je die opendraait er eerst koud water uitkomt. Als je die dan maar steeds verder opendraait komt er op een gegeven moment lauw water. In de uiterste stand ‘open’ komt er gloeiend heet water. Bijzonder.
De taxichauffeur, een jongeman, is een van de weinige Jemenieten die geen qat gebruikt. Hij is sportman en doet kennelijk aan hardlopen, want zo’n gebaar maakt hij er bij. (Wat is hardlopen in het Arabisch? Ik ben zoveel vergeten.) Taxichauffeurs zijn mijn oefenobjecten en moeten mijn kromme Arabisch maar aanhoren, totdat ik het weer een beetje onder de knie heb. Ik wil echter niet altijd maar praten.
Als ik een aantal kilometers terug naar het Gasmi-hotel loop, valt het me op dat er zoveel winkels gesloten zijn. Is dat het gevolg van de qatsessies? Of draait de Jemenitische economie zo goed, dat men zich een vrije zaterdagmiddag*(2) permitteren kan? Dat laatste kan niet het geval zijn. Jemen hoort toch bij de toptien van de armste landen ter wereld. Staat het niet op de vierde plaats, van onderen? Ik las gisteren in The Yemen Times dat de Minister van Financiën momenteel alle donorlanden afreist om uitstel van betaling van de schulden te vragen, want het land kan niets opbrengen.
Ergens vlak over de brug over de Sayla [rivier], in de richting van de nieuwe stad, aan de Zubayrstraat staat een groot huis waar vanaf het dak luidsprekers allerlei soort traditionele muziek knoerthard de straat in tetteren. Er zijn mensen die daar nog onder blijven zitten. Die zijn zeker al doof. Wat dat allemaal betekent weet ik niet. Op het gebouw hangt een Jemenitische vlag. Het pand ligt tegenover het Aviation en Meteorological Institute.
Deze Algemene Organisatie is de formele ontvanger van het geschenk van de Nederlandse regering. Dr. AS. is verantwoordelijk voor het beleid in de Hadramaut.
Het is vandaag donderdag, maar omdat in veel islamitische landen en ook Jemen, de vrijdag als ‘zondag’ (een vrije dag) geldt, spreek ik over donderdag als ‘zaterdag’, de dag vóór de vrije ‘zondag’.
Transcriptie van de klinkers in Arabische woorden.
A / a klinkt als ‘a’ in ‘pan’, I / i klinkt als ‘i’ in ‘pin’, U / u klinkt als ‘oe’ in ‘poen’.
Ā / ā klinkt als ‘a’ in ‘ma’, Ī / ī klinkt als ‘i’ in ‘mi’, Ū / ū klinkt als ‘oe’ in ‘moe’.
Klik hier voor het overzicht van de transcriptie in Arabische woorden.
De auteur dezes kan niet garanderen dat alle links naar externe websites (dus die van derde partijen) altijd zullen blijven bestaan. Foto’s in Google Maps, bijvoorbeeld, kunnen verdwijnen wanneer de eigenaar ze weghaalt. Ook aan andere links kan een einde komen, of kunnen in ongebruik raken. Wanneer u een niet werkende link constateert kunt u dat melden in het reactieveld. Bij voorbaat dank.
(Dag 9426) Ik vertrek vandaag naar Ṣanaᶜā’, de hoofdstad van Jemen, om later in de Ḥaḍramaut (Zuid-Jemen) in de plaats Tarīm te gaan werken. Ik zal 48 dagen van huis zijn. Dit is de tweede keer dat ik in Jemen ben voor werk. In het voorjaar van 1996 verbleef ik al drie maanden in Tarīm. – Mijn verslag, op mijn laptop geschreven, bevat meer (achtergrond)informatie dan mijn dagboekverslag. – De munteenheid in Jemen is de Rial (YER). (1 rial = f. 0,015 (anderhalve cent), dus 100 rial = f. 1,50.)
Woensdag, 19 november 1997.
Leiden – Sana’a: 1/47.
Op 5.00 uur.
Afspraak is dat de taxi 7.50 uur zal komen. [Ververstraat.]
Ik bel rond 8.00 uur. De taxi zou er zijn, maar mijn huisnummer niet kunnen vinden. Dat komt, zegt de chauffeur later terecht, omdat de straat aan het andere eind West-Havenstraat heet.
We halen XX. op. (Ik laat er een zak vuilnis achter, verpakt in een C&A-zak, om de taxichauffeur niet te ‘schofferen’.)
Trein
XX. gaat mee naar het Station. Als de trein van 8.31 uur (met vijf minuten vertraging) komt, blijkt de ingang naar het Eersteklas compartiment toch wel erg smal. (Smaller dan de Tweedeklas?) Ik kocht Eersteklas kaartjes voor ons beiden, maar het is druk en het portaal [balkon] staat ook vol met Tweedeklassers. Na enig gedoe, lukt het ons om in de bijna volle Eersteklas toch een krap plaatsje te vinden.
Inchecken in Schiphol kan direct. Ik zet 40,8 kg. op de weegschaal en beweer glashard dat de handbagage lichter is dan 10 kg. (Was ongeveer 15 kg.) Ik moet 792 gulden overgewicht betalen voor 15 kg. Ik doe dat met 420 US-dollar en 30 Nederlandse centen.
In afwachting van het vertrek in het dakrestaurant probeert XX. in een bijna niet aflatende woordenstroom haar kwaliteiten aan te prijzen en de kwaliteiten van alle andere bekende vrouwen te minimaliseren. Het liefst zou ik zwijgend en stil voor mij uit willen hebben staren, dromen en genieten van dat sexy kontje van dat blondje voor me in haar strakke zwarte broek. Slechts een expres uitgebreid toiletbezoek brengt de verlangde rust. Meteen als het tijd is ga ik instappen en ga bijna aan boord van het vliegtuig naar Montreal, Gate F. 8, terwijl ik bij Gate F. 7 moet zijn. Ik was al door de metaaldetector.
Mijn stoel is 34 A, bij een raam, niet roken, niet boven een vleugel en aan de linkerkant. (Vanwege de zon.)
Naast mij komt niemand. Het vliegtuig is bij lange na niet vol.
Er zijn halfnaakte moslims op weg naar Mekka, in staat van Ihraam*(1), met hun witte doeken om. (Hoe heet dat ook al weer?)
Verder zijn er veel ‘olieboeren’ van Yemen Hunt*(2) en met een van hen begin ik een gesprek, tijdens de tussenstop in Djeddah [Saoedi-Arabië].
Hij en een ander werken offshore in de Rode Zee op een terminal waar tankers de in de woestijn gevonden olie laden. De rest van die mannen werkt daar, in de woestijn.
Hij werkt al drieënhalf jaar in Jemen. 28 dagen op zijn metalen eiland en 28 dagen bij zijn vrouw in Engeland. (Het betaalt niet veel, maar hij heeft dus per jaar een half jaar vrij.) Het moet uit de lengte of de breedte komen.) Van Jemen zag hij niet meer dan Baab al-Yemen en (vanuit de helikopter die hem vanuit Sana’a naar zijn eiland brengt) en het berglandschap met de terrascultuur.
Boven de Nijl maakte ik dia’s van het Nijldal. Een van de Rode Zee.
Ik verbaas me over de zee van licht in het enorm grote uitgestrekte Jedda. Ik maak enkele dia’s.
Ik verbaas me over de zee van duisternis van Sana’a, anderhalf uur na het vertrek uit Jeddah.
In no time sta ik buiten de luchthaven en neem voor twintig dollar een taxi naar het Taj Sheba hotel waar ik voor 160 US-dollar plus 12% belasting (20 US-dollar) voor één nacht een kamer huur.
Na enige rust overvalt mij de slaap en ik ga rond 00.00 uur naar bed.
Weer in Sana’a: droog na een regenbui.
De eerste drie weken van dit verblijf in Jemen hield ik op mijn laptopcomputer ook een verslag bij, waarin soms dingen staan die niet in mijn dagboek voorkomen.
Hier volgt een uittreksel daarvan.
We vliegen een stuk over / langs de Nijl. Ik maak enkele dia’s. Ook een van de Rode Zee en verschillende van het in een zee van licht badende Jedda. Een enorm grote stad. Vanuit de lucht zie ik verschillende luna parks. Dat verbaast me. De Syrische chirurg uit al-Riyaad had me verleden jaar in het vliegtuig uit Amman toch verteld dat er in Saoedi-Arabië geen ander plezier is dan winkelen. Nu blijkt er nog meer plezier te zijn. Kermissen. Wat een losbandigheid. Welk genot zal er in dat land nog meer te genieten zijn?
Een van de passagiers van het KLM-vliegtuig is een mecanicien op een olieterminal in de Rode Zee. Hij vertelde me dat hij in de buurt van Dahran had gewerkt, in Saoedi-Arabië, vanaf november 1990. Vast personeel vluchtte toen weg uit angst voor Irak (invasie in Koeweit). Hij, van de Engelse oostkust, had geen ervaring in de olie-industrie en sprak ook alleen maar Engels, maar werd tocht aangenomen. Het werk betaalde goed, maar het strenge religieuze klimaat had hem verdreven. Nu werkt hij voor Yemen Hunt Oil Company. Veel minder verdiensten, dat wel, maar 28 dagen op en 28 dagen af. Dat wil zeggen dat hij per jaar een half jaar vrij had. (Dat verschil zat in zijn beduidend lagere loon).
Hoewel hij al meer dan drieënhalf jaar in Jemen werkte had hij van het land niet meer gezien dan Bab al-Yemen in Sana’a en dat deel van het land dat onder de helikopter doorgleed, tussen Sana’a en zijn grote, tientallen meters hoge en een kwart mijl lange metalen eiland in de Rode Zee, als hij erheen gebracht werd of er vanaf gehaald werd. Hij vertelde dat het landschap erg mooi is. Hoge bergen, waar mensen op de rand van de rotsen in stenen huizen leven en waar het land bewerkt was met terrasbouw.
Het vliegtuig was al niet vol. In Djedda stapten ook nog veel mensen uit. Ook moslims in staat van Ihram, met de doeken om hun naakte lichaam. Er kwamen geen nieuwe passagiers bij. De vlucht naar Djedda duurde 5 uur en een kwartier. De vlucht van Djedda naar Sana’a 1 uur en 25 minuten.
Uitstappen en bagage ophalen, douane en taxi. Alles ging veel sneller dan in maart 1996, toen ik hier voor het eerst kwam. Het is allemaal in een kwartier gebeurd. Voor 20 US $ word ik in de stad afgeleverd bij het Taj Sheba hotel.
Het Taj Sheba heeft nog kamers vrij. 160US$ per stuk en daarbij komt nog 12% belasting. Ik besluit maar één nacht te blijven.
Op de kamer eten (brood uit Nederland) en een artikel lezen van Sheikh AB. in The Yemen Times. Het artikel gaat over de administratieve opdeling van de Hadramaut, waarvan de Sheikh een tegenstander is. Hij is hoofd van de Islah-partij*(3) van de Hadramaut. [Sheikh AB. was de vorige directeur van de handschriftenbibliotheek in Tariem, mijn reisdoel.]
Ik herkende zijn gezicht op de foto direct. Hij ziet er waardig uit. Een echt geleerd iemand. Een echte Sheikh.
Ihraam / Iḥrām. (ﺇﺣﺮﺍﻡ)
Wanneer moslims / moslima’s op pelgrimstocht naar Mekka gaan, moeten ze op een bepaalde manier gekleed zijn en ook op een bepaalde manier ritueel rein zijn. Dit heet Iḥrām.
(Wikipedia: Ihram.)
Islah-partij. (De islaah: al-Iṣlāḥ (ﺍﻟﺈﺻﻠﺎﺡ) betekent ‘de hervorming’, in de zin van ‘verbetering’.) De Islah-partij is een partij met een conservatieve / fundamentalistische agenda, gelieerd aan / ondersteund door Saoedi-Arabië.
(Wikipedia: al-Islah (Yemen).
Transcriptie van de klinkers in Arabische woorden.
A / a klinkt als ‘a’ in ‘pan’, I / i klinkt als ‘i’ in ‘pin’, U / u klinkt als ‘oe’ in ‘poen’.
Ā / ā klinkt als ‘a’ in ‘ma’, Ī / ī klinkt als ‘i’ in ‘mi’, Ū / ū klinkt als ‘oe’ in ‘moe’.
Klik hier voor het overzicht van de transcriptie in Arabische woorden.
De auteur dezes kan niet garanderen dat alle links naar externe websites (dus die van derde partijen) altijd zullen blijven bestaan. Foto’s in Google Maps, bijvoorbeeld, kunnen verdwijnen wanneer de eigenaar ze weghaalt. Ook aan andere links kan een einde komen, of kunnen in ongebruik raken. Wanneer u een niet werkende link constateert kunt u dat melden in het reactieveld. Bij voorbaat dank.
Onderweg naar de archeologische site van Raybūn in Wādī Duᶜan, waar rond het begin van onze jaartelling een tempel stond voor het aanbidden van de maangod(in) Sīn. Ik bleef het landschap van de Wādī omringd door de tafelbergen fascinerend vinden en ik kon er geen genoeg van krijgen. Mysterieus mooi vond ik het.
Twintig jaar geleden: dagboekfragment 17 juni 1996 (maandag).
Ṣanaᶜā’ – Leiden.
Een half uur eerder dan gepland komt ᶜAbd al-Raḥmān A. met de bevriende taxichauffeur die me naar de luchthaven brengt. Onderweg begint het te regenen: pijpenstelen!
Ik betaal 2.000 riyāl aan ᶜAbd al-Raḥmān voor de taxi.
Als ik ingecheckt ben en mijn 32 kg zware koffer als 20 kg is geboekt ga ik even terug naar ᶜAbd al-Raḥmān en geef hem 6.000 riyāl (die ik apart gehouden had, als ik misschien moest bijbetalen voor overgewicht.) Hij had 6.000 riyāl schade geleden door slechte afspraken, tijdens het bezoek van de mensen van het Institut du Monde Arabe uit Parijs. Ik geef het geld hiervoor. Hij wil het niet hebben, maar ik dring aan. Natuurlijk neemt hij het op den duur aan. Ik wil dat hij het neemt.
Ik heb nu nog 326 dollar en 800 riyāl over.
We nemen afscheid en we gaan ieder onze weg.
In afwachting van de vertrektijd bestudeer ik de veiligheidsmaatregelen op de luchthaven. Die zijn er, maar zo lek als een mandje.
Dat weet de Jordaanse luchtvaartmaatschappij Royal Jordanian ook, want iedereen die aan boord komt wordt gefouilleerd. (Vrouwen ook?)
Mijn speciaal gevraagde plaats is bezet. De jongen wijst naar de vrije stoel langs het gangpad. Ik insisteer en hij staat met een lang gezicht op.
Ik zit tijdens de terugreis naar Nederland lang naast het raam. Mekka en Medina gaan schuil onder een dikke wolkenlaag.
De vrouw van de jongen is er ook, maar hij zit naast zijn vader. Hij draagt de gebruikelijke zilveren trouwring. (Voor islamitische mannen zijn gouden sieraden verboden.) Zijn moeder en stralend mooie zusje in schitterend versierde kleren, zitten in de buurt. Zijn vrouw (als het zijn zus is, waarom draagt hij dan een trouwring?) en moeder zijn helemaal in het zwart met gezichtssluier: niqāb. Ze gaan op vakantie naar Jordanië. Welke Jemeniet kan dat betalen? Qāt-boeren alleen maar!
Op de luchthaven van Amman, Jordanië, waar ik op mijn volgende vlucht moet wachten, breng ik de tijd door met het lezen van het geprinte rapport van het Tarīm-project en met het kijken naar mooie vrouwen.
In Tarīm zullen vandaag de dadels rijp zijn.
Aan boord van het vliegtuig van Amman naar Amsterdam kom ik naast een sexy meid te zitten, maar ik merk meteen dat die niet ‘in’ is voor een praatje.
Een oudere Palestijnse (?), die alleen reist, wordt naast een man geplaatst, maar daar wil ze niet gaan zitten. Die plaats is naast het raam en ik zie mijn kans schoon. Ik had een plaats aan een raam gevraagd, maar die was er niet.
De oude Palestijnse en een andere vrouw zijn mij zeer dankbaar dat ik met haar wil ruilen. Zij naast de mooie, maar zwijgende, vrouw en ik naast het raam.
Tot mijn grote verbazing vliegen we over de Dode Zee en Jeruzalem. De koepel van de Qubbat al-ṣaḵra (de Rotskoepelmoskee) in de ḥaram al-šarīf (het Edele Heiligdom, de Tempelberg) staat er glinsterend bij.
De stad is mooi, maar doet me niet veel. We vliegen over de landingsstrip van Ramallah en dus over het huis van Zakī D.(?) Over de Bir Zeit Universiteit, waar wellicht NvB verblijft. (En komende vrijdag weggaat.)
Mijn buurman op deze vlucht is een 33-jarige Syrische chirurg die in de Saoedische ‘Tuin’ (al-Riyāḍ = de tuin) werkt en eens per jaar 45 dagen in Chicago van de westerse vrijheid gaat genieten. (Zijn vrouw ging naar haar familie in Syrië.)
In al-Riyāḍ bestaat het uitgaansleven uit winkelen. Verder is er niets. Geen bioscopen, niets, helemaal niets. Verder geen gebrek aan luxe. Zijn ziekenhuis heeft alle noodzakelijke apparatuur.
Hij laat zich graag voorlichten over Jemen, want hij had eens overwogen om daar te werken, maar verkoos al-Riyāḍ.
De film: “Gold diggers” is een flauwe film, maar de (jonge) actrices zijn sexy en dat is het enige waar ik op let.
–
Jan Just Witkam haalt me op Schiphol op en brengt me thuis. (Volgens afspraak.)
In Leiden doe ik boodschappen. De Winkelsluitingswet is gewijzigd en winkels mogen tot 8.00 uur ’s avonds open blijven.
–
Eten: brood met witte bonen in tomatensaus.
Bed circa 20.00 uur: uitgeput.
–
In het zuiden van Jemen werd ik vooral dikker, geheel tegen de verwachting in. Mijn kakibroeken waren te nauw toen ik vertrok, maar ik verwachte dat ze me gauw zouden afglijden. Het leven vol inertie en het vette eten, met veel kip, veroorzaakte het tegenovergestelde.
–
Seks met vrouwen behoort in Jemen vrijwel tot de onmogelijkheden. Met mannen durfde ik het, voor mijn reputatie, niet aan. Er zijn bovendien maar weinig echt aantrekkelijke mannen. Veel zijn vreselijk mager.
Van de toeristen waren er maar een paar die ik nu (in de overvloed van Nederland) echt aantrekkelijk zou vinden. Geen enkele was zonder man.
Dit is het einde van de tekst in mijn dagboek.
Vanaf 24 april jl. maakte ik dagelijks een verslag van de zakelijke kant van het project. In dat verslag staat op sommige dagen interessante informatie, die niet in mijn dagboek voorkomt. Hier volgt een deel uit die tekst.
Fragment uit het verslag van 17 juni.
In het Qaṣr al-Qubba-hotel in Tarīm vertelde men mij verschillende keren dat de dadels over zoveel dagen rijp zouden zijn. Als ik ‘zoveel dagen’ uitrekende kwam ik iedere keer op maandag 17 juni uit, de dag van mijn thuisreis. (Nu blijkt dat er rond 17 juni ernstige overstromingen in Tarīm zijn. Voor dadels zullen de mensen geen tijd hebben. Hoe vergaat het Ḥusayn, de jonge jongen die de dadelboerderij van zijn vader bestiert, die zelf ergens ver weg werkt?)
[…]
De familie die in het vliegtuig naast mij zit gaat op vakantie in Jordanië. Welke Jemeniet kan een reis naar het buitenland betalen? De man zal ongetwijfeld zijn geld verdienen met het verbouwen van qāt.
Gisteren vroeg ik aan Ǧamāl hoe het zat met de qāt-boeren. Zijn dat nu criminelen of niet? Hij vertelde dat ze vroeger, tien jaar geleden, wel als criminelen werden gezien, maar nu er zoveel verslaafden zijn is hun positie aanmerkelijk verbeterd. De afhankelijken zien hun verstrekkers waarschijnlijk niet als een crimineel, maar als een goed mens.
[…]
Mijn Syrische buurman in het vliegtuig, na Amman, Mazen, is chirurg in al-Riyāḍ. In zijn ziekenhuis werken alleen maar buitenlandse verpleegsters, voornamelijk uit de Filippijnen. De voertaal is derhalve Engels. Voor de overwegend Arabische cliënten zijn er enkele vertalers in dienst. Het ontbreekt in die ziekenhuizen aan niets, wat apparatuur betreft.
Dat is in Jemen wel anders. Ik begreep al van een Nederlandse verpleegster, die in Tarīm op bezoek was, dat er geen ziekenhuizen zijn waar vrouwen opgenomen kunnen worden.
[…]
Mazen vertelt ook dat hij in zijn jonge jaren zich voor manuscripten (handschriften) geïnteresseerd had, maar nadat hij begrepen had dat het lezen daarvan geen eenvoudige klus was, was zijn belangstelling snel verdwenen.
Hij vertelt dat in Aleppo de belangrijkste verzameling microfilms van heel Syrië te vinden is, met microfilms uit de hele Arabische wereld.
[…]
Leiden is een ‘culture shock’. De zon schijnt een beetje. Waarom lopen de mensen allemaal half bloot over straat?
Hedenochtend nog zag ik vrouwen waarvan ik alleen de ogen kon zien, omdat hun lichaam verscholen ging achter zwarte doeken. Nu zie ik vrouwen waarvan ik alleen de ogen niet kan zien, omdat die verscholen gaan achter zwarte Ray Bans.
Dit is het einde van het verslag van 17 juni.
Index van termen: Bir Zeit Universiteit, Gold diggers, Institut du Monde Arabe, niqaab, Qasr al-qubba-hotel, qat, Ray Ban, Rotskoepelmoskee, Royal Jordanian, Winkelsluitingswet,
Transcriptie van de klinkers in Arabische woorden.
A / a klinkt als ‘a’ in ‘pan’, I / i klinkt als ‘i’ in ‘pin’, U / u klinkt als ‘oe’ in ‘poen’.
Ā / ā klinkt als ‘a’ in ‘ma’, Ī / ī klinkt als ‘i’ in ‘mi’, Ū / ū klinkt als ‘oe’ in ‘moe’.
Klik hier voor het overzicht van de transcriptie in Arabische woorden.
Qaṣr al-Qubba-hotel in Tarīm. V.l.n.r.: Manṣūr van de cafetaria, de bewaker, ondergetekende, Sālim al-T., receptionist (hij is ook leraar Engels). Een onbekende lange bezoeker, zeker uit het Noorden, gezien zijn lange witte dišdāša (ṯawb). Op de achtergrond het zwembad voor Jemenitische mannen.
Twintig jaar geleden: dagboekfragment 16 juni 1996 (zondag).
Ṣanaᶜā’.
Wakker van de aḏān al-faǧr om ongeveer 04.15 uur. Ik kan niet goed meer slapen en sta om 04.50 op.
Ik denk aan de woorden van Nico: dat hij in het kasboek privézaken en taxi nooit bij elkaar zette, anders zou een deel van de taxikosten als privé kunnen worden aangemerkt. Nu hielden we en hield ik alle taxikosten als projectkosten aan, maar ik hield de taxi niet altijd uit de buurt van de privékosten. Ik besluit het kasboek te herschrijven en werk eraan van circa 05.00 tot 09.00 uur.
Ik ga naar de Algemene Organisatie etc., waar ik mijn paspoort aan Ǧamāl geef, die naar de paspoortautoriteiten gaat.
ᶜAbd al-Raḥmān A. en ik worden ontvangen door dr. Aḥmad al-Š. voor een informeel gesprek.
Sprekend over de lawaaierige aḏān blijkt dat hij niet uitmunt in geloof. (Hij vindt ze ook te lawaaierig, maar dat mag je niet hardop zeggen, want dan wordt je beschuldigd van blasfemie, waarop de doodstraf staat.)
Met ᶜAbd al-Raḥmān bezoek ik de met een kwart ton gerestaureerde al-Nūba? toren in Ṣanaᶜā’. (Ongeveer tachtig jaar oud.) Wel ja, het geld, de ene helft van het geschenk aan Jemen, moest op. De al-Aḥqāf-bibliotheek kreeg de andere helft. (Tweehonderdvijftigduizend gulden.)
Bij de Algemene Organisatie bewonder ik de ogen van enkele dames die in het zwart gekleed gaan en ga naar het hotel om te rusten, zodra ik mijn paspoort via Ǧamāl terug heb.
Op aanraden van ᶜAbd al-Raḥmān (gisterenavond) nodig ik Ǧamāl ook uit voor etentje in het restaurant van het Taj Sheba hotel, alles en iedereen op mijn kosten.
–
Bed, circa anderhalf uur.
Financiën: verbeterd kasboek gereed maken.
Nu 17.30 uur.
Weer: fris, in de zon, af en toe aanwezig, warm.
–
Ik ruim mijn spullen goed op en ben rond 19.00 in het Taj Sheba hotel. ᶜAbd al-Raḥmān, die er rond 19.00 uur zou zijn om zijn vriend Ǧamāl te ontmoeten, komt pas circa 19.30 en zijn vriend tegen 19.50 uur. Dan komt ook CR, van de Nederlandse Ambassade.
Het is een gezellige avond, die pas laat op gang komt, want ik weet niet goed wat ik met Ǧamāl moet bespreken, want ik ken hem nog maar kort.
–
Ik ben rond 22.45 uur in het al-Qāsmī-hotel en heb nu serieus last van diarree. Eergisteren, na de eerste pizza deden zich al problemen voor. Na de tweede pizza weer, en nu, na de derde westerse maaltijd is het probleem ernstig. Ik moet lang zoeken tussen de meegebrachte medicijnen, maar uiteindelijk vind ik toch de antidiarree pillen.
Ik wil niet meer gaan slapen, want ik vertrouw de wekker niet en vrees bovendien dat ik me zal verslapen, zoals bij het vorig bezoek aan Ṣanaᶜā’ (15 mei) ook gebeurde.
Ik schrijf het dag-verslag op de computer en als ik de woorden van Ǧamāl van deze avond neerschrijf valt het kwartje, een zeer belangrijk kwartje.
Dit is het einde van de tekst in mijn dagboek.
Vanaf 24 april jl. maakte ik dagelijks een verslag van de zakelijke kant van het project. In dat verslag staat op sommige dagen interessante informatie, die niet in mijn dagboek voorkomt. Hier volgt een deel uit die tekst.
Fragment uit het verslag van 16 juni.
Ik krijg via Ǧamāl mijn uitreisvisum.
[…]
Van ᶜAbd al-Raḥmān hoor ik dat er in het Zuiden overstromingen zijn. De weg tussen Tarīm en Say’ūn is geblokkeerd.
(Van Pa en Ma hoor ik op 19 juni dat er in hun krant stond dat er in Oost-Jemen veel mensen verdronken zijn na overstromingen en dat veel huizen ingestort zijn.)
[…]
Na het gezellige etentje in restaurant Bilquis van het Taj Sheba Hotel (Ali ᶜAbdul-Moghni Street in Ṣanaᶜā’) typ ik in mijn computer het verslag van deze dag en noteer daarbij ook wat Ǧamāl mij over zijn leven vertelde.
Al schrijvend (typend) wordt mij plotseling duidelijk dat zijn verhaal de sleutel is tot de oplossing van een, voor mij tot nu toe, onbegrijpelijke legpuzzel.
Ik schreef in brieven naar vrienden en vriendinnen in Nederland:
[…] de andere medewerkers doen […] niets. Als ze na een halve dag voor zich uitstaren, op de klok zien dat het half twee is, trekken ze zich terug om te gaan rusten. […] Er ontstond enige paniek toen bleek dat wij door willen werken, zodra de container met het materiaal aankomt.
Dan zouden ze na de middag ook nog gedwongen worden voor zich uit te staren, zonder dat ze aan rusten zouden toekomen. (Einde citaat.)
Ik begreep niet goed waarom ᶜAbd al-Raḥmān een vergoeding uit het project wilde hebben. Was dat gewoon hebzucht? Dat extra werk dat hij claimde te doen, daarvoor werd hij toch betaald door zijn werkgever. Je bent directeur of je bent het niet, toch?
Ǧamāl zegt 10.000 rial [f. 130,00] per maand te ontvangen van zijn baas, de Algemene Organisatie. Hij heeft echter 30.000 rial per maand nodig.
Ik vraag of hij qāt gebruikt. Dat doet hij twee dagen in de week, slechts op donderdag en vrijdag.
“Hoe kom ik aan 30.000 rial?” vraagt hij. (Ik vrees een verzoek tot bijdrage.)
’s Morgens werkt hij bij de Algemene Organisatie voor Archeologie, Musea en Handschriften als Public Relations Officer. In de namiddag werkt hij bij zijn oom in een meubelwinkel en krijgt daarvoor 9.000 rial. De andere 11.000 rial verdient hij door op de luchthaven de doorvoer van handelswaar te bespoedigen. (Fixer.)
Hij kent veel mensen in de handelsbranche, want zijn vader had ook een winkel (hier, naast het Taj Sheba hotel) en hij kent de wetten. Als goederen ingevoerd moeten worden blijven die soms een week bij de douane liggen. Ǧamāl kent wegen (zonder veel steekpenningen (rašwa) te betalen) om de termijn tot twee dagen te bekorten. Opdrachtgevers betalen voor deze diensten.
Zijn vrouw is een sociologe, die nu in verwachting is van hun tweede kind. Zij verdient bij een particulier instituut 12.000 rial per maand. De overheid betaalt voor hetzelfde werk slechts 8.000 rial.
Als ik weer in het hotel ben duurt het nog een hele tijd voordat het kwartje valt. Dat gebeurt wanneer ik de woorden van Ǧamāl in de computer intik. Dan wordt plotseling ‘alles’ duidelijk voor mij.
De medewerkers van de al-Aḥqāf-bibliotheek, die in paniek raakten bij het woord ‘overwerk’ en zeiden dat zoiets dagen van te voren aangevraagd moest worden, waren niet te lui om te werken. Integendeel, zij zijn harde werkers. Na de middag en in de avond moeten ze natuurlijk hard aan slag om het resterende bedrag voor hun levensonderhoud bij te verdienen.
Abd al-Qādir, bijvoorbeeld, heeft een eigen bedrijf waar hij samen met Sjeik AB. ᶜUqūd-zaken (huwelijkscontracten) behandelt.
Van de anderen weet ik hun neveninkomsten niet. Ik vroeg er niet naar, want ik dacht dat ze lui waren.
De taxichauffeur die me gisterenavond naar het hotel bracht, werkt ’s ochtends bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en ’s middags als taxichauffeur.
Sālim al-T. in het Qaṣr al-Qubba-hotel werkt ’s ochtends als leraar Engels en ’s middags en ’s avonds als receptionist.
De vrouw van Hussain al-A., de andere receptionist van het Qaṣr al-Qubba-hotel werkt als gymnastieklerares in de school voor meisjes.
Een verhelderende avond. Anderhalf uur voor mijn vertrek naar de luchthaven en een paar uur voordat ik Jemen verlaat, heeft Ǧamāl een groot licht laten schijnen op de aldoor omfloerste opmerkingen over geld. Nooit werd me rechtstreeks verteld hoe de vork in de steel zit, in welke geldnood men verkeert, wat men allemaal moet doen om normaal te kunnen leven.
ᶜAbd al-Raḥmān vertelde enige weken geleden dat sommige ambtenaren niet op hun werkplek verschijnen, of slechts tweemaal per dag. ’s Ochtends om hun aanwezigheidshandtekening te zetten en ’s middags om te tekenen dat ze naar huis gaan. In die tussentijd doen ze andere werkzaamheden, bij andere werkgevers of als zelfstandige. Ik heb dat verhaal gehoord, maar nooit een link gelegd naar noodzaak, ik achtte dit pure diefstal waartegen niet opgetreden werd.
Ambtenaren die bij het elektriciteitsbedrijf werken, zo vertelde ᶜAbd al-Raḥmān, krijgen gratis elektriciteit, ambtenaren bij het telefoonbedrijf krijgen gratis telefoon, maar wat krijgen ambtenaren die in een museum werken?
“Gratis toegang,” stelde ik, tot hilariteit van ᶜAbd al-Raḥmān. (De toegangsprijs is vijf rial per persoon (f. 0,07), dat hebben ze dan toch mooi verdiend, iedere dag!)
In elk geval is duidelijk, wil het Tarīm-project volgend jaar ook slagen, dat er dan voldoende geld gereserveerd moeten worden om inkomstenderving van de medewerkers op te vangen.
Dit is het einde van het verslag van 16 juni.
Uit mijn herinneringen:
In Jemen ontving ik brieven van vrienden en vriendinnen uit Nederland. Een van hen sprak in haar brief over de ‘Gekkekoeienziekte’. Dat speelde kennelijk in het nieuws. Ik kon aan haar verhaal geen touw vastknopen. Ik had geen idee waar ze het over had. In Jemen hoorde ik niets van wat er in de wereld gebeurde.
Nog moet ik vermelden dat ik bij bezoeken aan allerlei landen in de Arabische wereld steeds weer ontdekte dat mensen daar niet kunnen kaartlezen. Ze waren zelfs niet in staat op de stadsplattegrond de straat aan te wijzen waarin ze zelf woonden, of een gebouw te vinden, waar we op dat moment voor stonden. In Zuid-Jemen, daarentegen, was kaartlezen geen enkel probleem. Alle mensen die ik een landkaart of plattegrond toonde, konden daarmee overweg. Het communistisch onderwijs was dan toch nog ergens goed voor geweest.
Transcriptie van de klinkers in Arabische woorden.
A / a klinkt als ‘a’ in ‘pan’, I / i klinkt als ‘i’ in ‘pin’, U / u klinkt als ‘oe’ in ‘poen’.
Ā / ā klinkt als ‘a’ in ‘ma’, Ī / ī klinkt als ‘i’ in ‘mi’, Ū / ū klinkt als ‘oe’ in ‘moe’.
Klik hier voor het overzicht van de transcriptie in Arabische woorden.
Ṣanaᶜā’.
De hele nacht en ook ’s ochtends nog regent het pijpenstelen.
Tegen de ochtend ben ik licht ziek.
Ontbijt.
–
Ik loop naar de Algemene Organisatie … etc., en laat me door Ǧamāl een exit-visum voorbereiden, maar dat duurt weer bureaucratisch lang en daarna zou ik ook nog naar het migratiekantoor moeten. Eerst moet dr. Yūsuf MA. dit formulier tekenen, maar die is er niet. Het heeft hard geregend en alle straten staan onder water, dus het kan nog wel eens een hele tijd duren voordat hij komt.
Mijn geduld is op en ik zeg dat ik morgen terugkom.
Ik ga naar de Nederlandse Ambassade en hoor daar dat een uitreisvisum nodig is.
–
Ik ga naar het Yemen Computer Centre waar ik naar Arabische software en een beschrijving vraag voor de Hewlett Packard laserprinter 5P/MP. Vanavond kan ik terugkomen voor de betreffende kopieën.
–
In het al-Qāsmī-hotel werk ik mijn financiën bij en maak het verslag van deze dag tot nu toe, op mijn computer.
–
De Wādī al-Sayla staat vol water en stroomt wild. Het is volksvermaak nummer één, hier in Ṣanaᶜā’.
–
Tegen 16.45 is ᶜAbd al-Raḥmān A. hier en we gaan naar het Centrum voor Moderne Kunst in de oude stad. Dat is vlakbij. Er is niet erg veel bijzonders te zien. Een beroemde Jemeniet doet niets anders dan Picasso imiteren. (Ṭufayl, of zo, heet hij.) Hij schijnt er rijk van te worden. Het enige werk dat me een beetje aanspreekt is van ene Yāsīn. Zijn mooiste kost 80 dollar. Ik laat het werk hangen.
In een galerie, Gallery no 1 in de Khartoem Street, zitten de door de regering gesponsorde rijke kunstenaars hun non-werk te verkopen.
We bezoeken ook een bibliotheek van al-ᶜAfīf, waar ook schilderijen te zien zijn. De oude al-ᶜAfīf voert een oorlog tegen de qāt-gebruikers en qāt-verbouwers.
–
Het Yemen Computer Centre kreeg geen medewerking van Hewlett Packard om software en beschrijving te mogen kopiëren. Een vriend van de technicus heeft dezelfde printer en ᶜAbd al-Raḥmān kan over enkele dagen terugkomen om het gevraagde gratis op te halen.
–
Ik ga alleen eten in het restaurant van gisteren. ᶜAbd al-Raḥmān gaat terug naar zijn vrienden in Gallery no 1, in Khartoem Street.
In het restaurant is me geen rust gegund. Drie snaken nodigen me aan tafel. Een spreekt maar Engels en de conversatie loopt via hem. Als binnenkomer verwijt hij westerlingen koel te zijn en prijst de Arabieren om hun warmbloedige aard.
Het leven van de Arabieren is zonder problemen (…). Als wijze raad geeft deze lummel me het advies me in het vervolg onder Arabieren te mengen en niet zo afstandelijk te zijn. Onafwendbaar begint ook weer het gezeur over hun en mijn godsdienst. Als ik zeg dat hem dat niks aangaat, is hij bijna beledigd: “Er kan toch over gepraat worden.” Enzovoorts.
Zijn vader schijnt rijk te zijn: qāt-verbouwer.
Hij wil neuken, maar er is geen geschikt lichaam beschikbaar. Hij zal waarschijnlijk met zijn nicht (bint al-ᶜamm) trouwen. Hij zag haar gezicht voor het laatst toen ze jonger dan vijftien jaar was. Hij wil haar en heeft het gevoel dat zij hem ook wil.
Hij kauwt geen qāt en zou ook niet willen dat zijn aanstaande dat zou doen. Zijn vader en jongere broer kauwen wel.
–
Met de taxi naar het hotel: de chauffeur werkt voor 10.000 rial per maand bij het ministerie van Binnenlandse zaken. (’s Ochtends.) Daarna rijdt hij taxi. Hij zal achter in de twintig zijn, is getrouwd en heeft een kind.
Dit is het einde van de tekst in mijn dagboek.
Vanaf 24 april jl. maakte ik dagelijks een verslag van de zakelijke kant van het project. In dat verslag staat op sommige dagen interessante informatie, die niet in mijn dagboek voorkomt. Hier volgt een deel uit die tekst.
Fragment uit het verslag van 15 juni.
In de Nederlandse Ambassade ontmoet ik CR. Zij vertelt over de qāt-sessies voor vrouwen, die zij bijwoonde. Daar zijn de vrouwen in doorzichtige kleding gekleed en spreken luid en agressief over de meest intieme details, zonder schaamte, over de omgang met hun echtgenoot. Ze zijn dan veel vrijer dan enige seksueel bevrijde Nederlandse of Nederlander, volgens CR.
CR heeft de indruk dat de vrouwen hier in Jemen zich in een minder onderworpen positie bevinden dan de vrouwen in Syrië, waar zij ook studeerde.
[…]
Op de markt koopt ᶜAbd al-Raḥmān stof voor zijn vrouw. Bijzonder is dat deze per kilo wordt verkocht.
[…]
In het al-Qāsmī-hotel betaal ik de overwerkvergoeding aan ᶜAbd al-Raḥmān. Een bedrag overeenkomstig met drie maandsalarissen van zijn werkgever.
[…]
De echtgenote van de plaatsvervangend ‘Chef de Poste’ van de Nederlandse Ambassade had me gezegd dat de kunst van ᶜAbd al-Raḥmān (autodidact) niet boven de rest uitkwam, nadat ze zijn Šibām-poster had gezien. De rest van de kunstenaars stelde volgens haar niet veel voor. Ik was toen een beetje teleurgesteld over haar kwalificatie, maar op grond van wat ik nu in de kunstgalerieën zag, moet ik haar gelijk geven.
Transcriptie van de klinkers in Arabische woorden.
A / a klinkt als ‘a’ in ‘pan’, I / i klinkt als ‘i’ in ‘pin’, U / u klinkt als ‘oe’ in ‘poen’.
Ā / ā klinkt als ‘a’ in ‘ma’, Ī / ī klinkt als ‘i’ in ‘mi’, Ū / ū klinkt als ‘oe’ in ‘moe’.
In Ḥurayḍa (Wādī ᶜAmd) fotografeerde ik dit opvallende ‘raam’ boven de toegangsdeur van een moskee. Het lijkt sterk op een symbool van de katholieke kerk. Twee bladzijden van een boek (de tien geboden?) opengeslagen, met een soort van kelk in het midden met daarboven het stralende “alziend oog” van God. Ook de koepel boven de deur is elegant vormgegeven.
Twintig jaar geleden: dagboekfragment 14 juni 1996 (vrijdag).
Ṣanaᶜā’.
Op 7.00 uur.
Ontbijt.
Het regent pijpenstelen.
Dagboek bijwerken.
–
Ik werk tot rond 14.00 aan het verslag op mijn computer.
Financiën.
Computer: spelletjes.
Tegen 16.45 uur komt ᶜAbd al-Raḥmān A. en handelen we de nog lopende financiële zaken af.
Ik geef hem een groot bedrag in dollars, bestemd om de openstaande rekeningen, veroorzaakt door het Nederlandse geschenk aan de al-Aḥqāf-bibliotheek, te betalen.
Daarna ga ik op de markt geld wisselen.
De koers is 118,5 rial. Gisteren was de koers 117 rial.
We gaan in Ḥadda Street dure winkels bekijken, want computerwinkels zijn gesloten. Daarna eten we een pizza, ergens: lekker.
Naar mijn kamer in al-Qāsmī-hotel, circa 22.00 uur.
Financiën.
Bed 23.00 uur.
Vanmiddag op mijn kamer had ik koude voeten!
Rond het ontbijt regende het pijpenstelen.
Vanmiddag gaf ik ᶜAbd al-Raḥmān een geschenk van 10.000 rial (f. 130,00) uit eigen beurs, als dank voor de vriendschap. Geld is het enige dat de mensen hier in Jemen kunnen gebruiken.
Dit is het einde van de tekst in mijn dagboek.
Vanaf 24 april jl. maakte ik dagelijks een verslag van de zakelijke kant van het project. In dat verslag staat op sommige dagen interessante informatie, die niet in mijn dagboek voorkomt. Hier volgt een deel uit die tekst.
Fragment uit het verslag van 14 juni.
ᶜAbd al-Raḥmān wil graag dat Sjeik AB. in de bibliotheek terugkeert. Hij is nodig wegens zijn grote kennis van en over de bibliotheek.
[…]
ᶜAbd al-Raḥmān vertelt over de politieke richting van Sjeik AB. Veel mensen kennen hem, maar zijn niet bekend met de politieke richting die deze man aanhangt. Op dat gebied is de Sjeik een onbekende voor hen. Er zijn er die beweren dat hij tot de Wahhābiyya behoort, anderen beweren dat hij een Ṣūfī is, weer anderen dichten hem nog een andere richting toe. Er was zelfs iemand die de Sjeik als een socialist omschreef.
Feit is dat de Sjeik, als voorzitter van al-Iṣlāḥ-partij, aan het begin van de burgeroorlog (1994) is opgepakt en twee maanden in de gevangenis heeft doorgebracht. Dat lot trof alle leiders van de socialisten onwelgevallige partijen. Dus leiders van de Congrespartij en de Iṣlāḥ-partij. De leiders van de al-Rābiṭa-partij, die streefde voor een onafhankelijk zuiden en die in de communistische tijd een soort getolereerd ondergronds bestaan leidde, werden niet opgepakt. Leden van die partij waren mensen met veel geld.
Na de oorlog liepen veel leden van de Rābiṭa-partij over naar de Congrespartij en de Iṣlāḥ-partij.
De president van Jemen wilde de Rābiṭa-partij opheffen omdat die te weinig leden zou hebben. Die partij publiceerde toen in een grote landelijke krant de namen van alle leden. Een van die mensen was Sjeik AB.
De Sjeik beweerde toen dat het iemand anders moest zijn, maar het probleem is dat er in Jemen niet veel mensen met zo’n naam zijn. In het Noorden zeker niet, want in Ṣanaᶜā’ en omgeving wordt zijn tweede voornaam (feitelijk de voornaam van zijn vader) alleen door joden gebruikt. In het Zuiden is dat niet het geval.
[…]
Sprekend over Sjeik Aḥmad Zakī al-Yamānī komt de terrorist Carlos ter sprake. Die zou jarenlang in Zuid-Jemen gewoond hebben en een rood paspoort hebben gehad: een diplomatenpaspoort. Voor de gewone Jemeniet is er alleen het zwarte paspoort, waarmee die voortdurend moeilijkheden ontmoet, als hij ermee reist.
Het Noorden verstrekte toentertijd vrij eenvoudig blauwe (nationale) paspoorten aan mensen die het Zuiden verlieten. Hiermee lagen de wereldgrenzen open. Een dergelijke opstelling bevorderde de unificatie, toen die aan de orde was.
De unificatie kwam omdat veel mensen genoeg hadden van het socialistisch systeeem en de regering vreesde in een soort burgeroorlog weggeveegd te worden. Met de belofte van het Noorden dat de zittende president mocht blijven zitten (liefde voor het pluche?) ging het Zuiden akkoord met de unificatie. Daarna ontstond er in het Zuiden onenigheid over de te volgen lijn en wilden de zuiderlingen weer aan de macht. Dat veroorzaakte instabiliteit, wat leidde tot de burgeroorlog van 1994.
[…]
Voordat Nico en ik uit Nederland vertrokken had hij (Nico), die Jemen al eens eerder bezocht, me verteld dat er in Jemen bijna geen criminaliteit voorkwam en dat gevangenissen leeg stonden.
Bij alle stoplichten in Ṣanaᶜā’ verkopen kinderen stuursloten voor auto’s. Ik vond dat vreemd, en alle Jemenieten die ik erover sprak vonden het vreemd dat ik dat vreemd vond. Nu las ik in The Yemen Times dat de gevangenis van al-Mukallā uitpuilde en, zo werd me verteld, dat was met alle gevangenissen het geval.
Verder is er nog een vorm van officiële criminaliteit, waarbij de geheime dienst tegenstanders van het regime intimideert en daarbij geweld en moord niet schuwt.
A / a klinkt als ‘a’ in ‘pan’, I / i klinkt als ‘i’ in ‘pin’, U / u klinkt als ‘oe’ in ‘poen’.
Ā / ā klinkt als ‘a’ in ‘ma’, Ī / ī klinkt als ‘ie’ in ‘mie’, Ū / ū klinkt als ‘oe’ in ‘moe’.
Een impressie uit Wadi Do’an, die ik op 7 juni jl. bezocht. Daniël van der Meulen fotografeerde (in de jaren dertig) onderweg diverse gebouwen. Abd al-Rahmaan heeft fotokopieën van die foto’s. Wij fotograferen dat wat Van der Meulen ook al fotografeerde. Het blijkt dat er sindsdien nogal wat veranderd is. Een enorm kasteel (toentertijd) was nu ‘ineengeschrompeld’ tot de afmetingen van een normaal Zuid-Jemenitisch huis. Alle gebouwen zijn van mudbrick (madar) gebouwd. Links op de voorgrond liggen nog enkele bouwstenen op gestapeld
Twintig jaar geleden: dagboekfragment 13 juni 1996 (donderdag).
Sana’a.
Gewekt door de salaat al-fadjr.
Op 05.45 uur.
Dagboek bijwerken.
Nu 7.30 uur.
–
Na het ontbijt ga ik naar het moderne telefoonkantoor, waar ik op 15 mei ook was tussen Zubayri street en Qasr street (Straat nr. 36?) om daar weer op een ‘ouderwetse’ manier (met telefoonkaarten) te bellen. Telecommunicatie en Jemen, dat gaat niet goed samen. Het moderne systeem, waar ik een maand geleden versteld van stond en waar iedereen bij stond te glunderen, werkt niet meer: “Fout in de software,” heet het, ‘maar je kunt me nog meer vertellen, dat geloof ik niet,’ denk ik.
Ik bel met Jan Just Witkam en met Pa en Ma. Alles ik o.k.
–
Ik koop The Yemen Times en lees in een kantoor van de Algemene Organisatie van Archeologie, Musea en Handschriften, waar ik nog voor Abd al-Rahmaan A. arriveer, alles over de achtergrond van het nog steeds voortdurende oproer in al-Moekalla. Een politieofficier van het bureau Zeden en Openbaar Goed Gedrag verkrachtte daar een vijftienjarig meisje en zijn baas en verdediger beschreef alle vrouwen van de Hadramaut als hoeren. De man is een Noorderling en wekte met zijn uitspraak de ressentimenten van de zuiderlingen op, waarna de vlam in de pan sloeg, met als gevolg een nu al ongeveer één week durend oproer.
–
In diverse andere kantoren de Algemene Organisatie maak ik kennis met het als bureaucratisch (…) omschreven systeem van de Organisatie.
Veel geld zou gespendeerd worden aan administratie, terwijl er voor onderzoek niets overblijft.
Volgens mij echter, wordt er ook vrijwel niets aan administratie uitgegeven, maar slechts aan lonen, gezien de talloze volkomen lege bureaus waarachter enkele mensen zitten te thee lurken en te kletsen. De directeur van het hoofdkantoor is zelfs voor niemand aanspreekbaar, hoewel talloze mensen dat doen, al dan niet tegelijkertijd en over wisselende onderwerpen.
De directeur zit voortdurend te glimlachen, kijkt wazig rond, moet zich bij iedere vraag vermannen en antwoord met een afwezige glimlach. Hij heeft wel wat op zijn bureau liggen, netjes opgestapeld, alsof er maandenlang niemand meer aan is geweest.
We, Abd al-Rahmaan en ik, wachten op een gesprek met het hoofd van de Organisatie, dr. Yoesoef A., die echter voorlopig geen tijd voor ons heeft en vele gasten ontvangt, onder andere dr. Hans-Caspar Graf von Bothmer van de Universiteit van Tübingen, die onderzoek doet naar illuminaties (verluchtingen) in handschriften in het Daar al-Machtoetaat (het Museum van Handschriften), zo vertelt dr. AM. (de directeur van dat museum) mij, naast wie ik op de bank zit en met wie ik pas binnengekomen handschriften bekijk.
Eerst nog even naar het kantoor van al-oestaaz Moehammad al-S, die naast ons ook nog twee of drie anderen ontvangt, waar hij zich mee bezighoudt. Dit is natuurlijk de reden dat hier absoluut niets gebeurt, niet alleen hier, maar overal in de Arabische wereld. Nog voordat je uitgesproken bent met de ene, ben je, vaak zonder adempauze, al weer in gesprek met een ander, over een totaal verschillend onderwerp, die nauwelijks zijn zaak aangekaart heeft, alweer overstemd wordt door een derde. Enzovoorts. Er is geen gelegenheid om over dingen na te denken en wellicht wil men dat ook niet, gewoon lekker kletsen en verder niets.
–
Dr. Yoesoef A, uiteindelijk, wil details van de inhoud van de gift, maar gesterkt door de fax van Jan Just Witkam, zeg ik nogal brutaal tegen hem, dat hij blij moet zijn met het cadeau en als hij details wil hebben moet hij maar zelf gaan tellen.
Hij is in zijn wiek geschoten, maar wil niet weten welke boutjes en schroeven er zijn, alleen welke boeken er zijn en welk meubilair. Daar heeft Abd al-Rahmaan lijsten van.
Dr. Yoesoef blijft goed gehumeurd en wil me zaterdag of zondag voor de lunch uitnodigen, maar ik zeg dat ik al een afspraak heb. (Ik wil nu vooral afkicken van het zware, vermoeiende leven in de Hadramaut en geen gekrakeel en geklets aan mijn oren.)
Hij wil weten wat ik in de namiddag doe en ik zeg hem dat Abd al-Rahmaan en ik naar een rustige plaats gaan (zonder voortdurende storende personen) om het programma voor de nabije toekomst uit te werken.
Desgevraagd zeg ik hem dat er voor deze fase van het project geen geld meer over is.
Dat is waar en niet waar. Mijn beurs zit vol dollars, maar dat geld moet nog gedeeltelijk betaald worden aan mensen voor geleverde diensten en de rest is bestemd voor noodzakelijke vervolgoperaties om het geleverde te kunnen gebruiken.
Abd al-Rahmaan en ik nemen een ‘zakenlunch’ (zo boek ik die) in een Palestijns restaurant al-Bostani, wat een mooi restaurant is en niet duur.
De hele verdere middag werken we aan de evaluatie van het project op korte termijn.
We vragen de koers van de dollar en trekken er één rial vanaf, wegens het koersverschil in Say’oen en komen aldus op een koers van 116 rial per dollar.
–
’s Avonds eet ik alleen: een vieze kip, maar wellicht kwam dat omdat ik bachoer (wierook) had gegeten. (Dat zou goed zijn voor het denkvermogen.) De smaak was nog in mijn mond.
Hotel om 22.00 uur.
Financiën tot 00.30 uur.
Bed 01.00 uur.
Dit is het einde van de tekst in mijn dagboek.
Vanaf 24 april jl. maakte ik dagelijks een verslag van de zakelijke kant van het project. In dat verslag staat op sommige dagen interessante informatie, die niet in mijn dagboek voorkomt. Hier volgt een deel uit die tekst.
Fragment uit het verslag van 13 juni.
Bij de Algemene Organisatie van Archeologie, Musea en Handschriften schijnt enig tijd geleden ophef te zijn ontstaan door een voormalig medewerkster van die organisatie, die al langer weg wilde en nu een positie bij het Institut du Monde Arabe in Parijs aangeboden heeft gekregen. Zij klaagt in het interview over het feit dat bij de Organisatie de geldstroom voornamelijk in de richting van de adminstratie vloeit en niet naar het onderzoek. (Volgens Abd al-Rahmaan is dat ook een klacht van dr. Yoesoef A.)
Ik denk echter dat er niets naar de adminstratie vloeit, maar slechts naar de salarissen. Administratie wordt er volgens mij niet bedreven, gezien de vele lege bureaus.
[…]
Dr. Yoesoef vertelt ook dat Sjeik AB. bij de minister-president ging protesteren omdat hij zijn functie in de al-Ahgaaf-bibliotheek in Tariem zou verliezen. Hij zou strijden tegen de ‘seperatisten’.
Abd al-Rahmaan vertelt later dat de minister-president dr. Yoesoef verweet een probleem te creëren. Dr. Yoesoef zou geantwoord hebben dat slechts het belang van de bibliotheek in Tariem in het geding was en dat de minister-president met Sjeik AB. kon doen wat hij wilde.
Een zelfde soort gesprek vond plaats met de vicegouverneur in al-Moekalla, die met dr. Ahmad al-Sh. sprak, na diens bezoek aan de Hadramaut tijdens het verblijf van de Nederlandse Ambassadeur, medio mei jl.,
Deze vicegouverneur, lid van de al-Islah-partij (waar ook sjeik AB. lid van is) wilde dr. Ahmad onder vier ogen spreken over de directiewisseling bij de al-Ahgaaf-bibliotheek in Tariem. Hij wilde weten wat er achter deze wisseling zat en waarom juist Abd al-Rahmaan gekozen was, terwijl er zoveel belangrijke mensen in Tariem waren. Ook dr. Ahmad wees op het belang van de bibliotheek en de capaciteiten van Abd al-Rahmaan op dit gebied.
In alle gevallen wordt de ‘u‘ als een Nederlandse ‘oe’ uitgesproken.
De ‘g‘ zoals die in deze tekst voorkomt is in het Modern Standaard Arabisch de ‘q‘ (qaaf: ﻕ) en wordt in het Arabisch van Jemen en in het bijzonder het Arabisch van de Hadramaut als de Engelse ‘g’, zoals in ‘good, goal, garlic’, uitgesproken.
De ‘ch’ klinkt zoals in het Nederlands de ‘ch’ in ‘chaos’ wordt uitgesproken.
Say’oen – Sana’a.
Ik lig nog rustig te lezen in “They dare to speak out” van Paul Findley, als Abd al-Rahmaan A. me komt vertellen dat het 6.10 uur is. Op mijn wekker is het nog geen vijf uur.
Ik kleed me snel aan en we laden onze spullen in de auto van Hamid B., die nu weer op tijd was.
Uit het Gasr al-goebba-hotel in Tariem kwam een telefonisch bericht (hoe is dat mogelijk? Er is immers geen telefooncentrale) dat ik de sleutel vergat in te leveren. Hamid zal hem terugbrengen. Ik betaal hem 2.000 rial hiervoor.
We vliegen weer met de Havilland Dash 7, maar ik kan slechts wazige foto’s van de Yool maken, omdat het bewolkt is.(1)
In het vliegtuig begint Abd al-Rahmaan weer over het voorval met Hoesein B., gisteren en ik vertel hem dat ik ongelovig ben. Geheel volgens het boekje (maar dat had ik niet verwacht) valt dat bij hem ook niet goed. Hij is zeer gelovig, maar geen fanaticus.
In Sana’a ga ik eerst naar het al-Gasmi-hotel in de wijk al-Gasmi van de oude stad (ik was er twee keer eerder) en dan naar de Nederlandse Ambassade, waar ik bijna drieduizend dollar contant uitbetaald krijg en waar CR van schoonheid staat te schitteren.
“Wat zie je er goed uit,” zeg ik. Ze was een weekje in Indonesië geweest.
Ze had een poging ondernomen om naar Tariem te gaan, maar de tocht was op de dag van het vertrek afgezegd.
Ik kijk naar haar mooie figuur en maak een afspraak voor zaterdag in de Ambassade en zondagavond in het Taj Sheba-restaurant.
Abd al-Rahmaan en ik worden door Ambassadeur Pijpers ontvangen. We evolueren het bezoek aan de Hadramaut en bespreken de lethargie van de Jemenitische autoriteiten bij het oplossen van de elektriciteitsproblemen.
Ik word verliefd op CR en kan urenlang niet anders dan aan haar denken.
Er is een fax van Jan Just Witkam voor mij.
Ik heb het gevoel: de directeur achter zijn bureau in een koele kamer beslist wat vijfduizend kilometer verderop moet gebeuren.
Hotel: financiën en slapen.
Ik wissel 200 dollar voor 117 rial per dollar.
Eten in het Taj Sheba hotel. Anders was ik in een half uur klaar, nu neem ik de tijd en doe een uur over de maaltijd.
Hotel rond 21.30 uur.
Spoedig daarna (circa 22.30) naar bed. Ik ben nog steeds verliefd op CR.
Dit is het einde van de tekst in mijn dagboek.
Vanaf 24 april jl. maakte ik dagelijks een verslag van de zakelijke kant van het project. In dat verslag staat op sommige dagen interessante informatie, die niet in mijn dagboek voorkomt. Hier volgt een deel uit die tekst.
Fragment uit het verslag van 12 juni.
Abd al-Rahmaan A. vertelt dat minder dan 1% van de vrouwen zou willen scheiden, als ze de kans zouden krijgen. Ik vraag hem of hij vrouwen ondervraagd heeft. Dat heeft hij niet.
Misschien willen inderdaad minder dan 1% scheiden, omdat de kans dat ooit nog een echtgenoot vinden, niet erg groot is. Vrouwen vinden hun lot (gisma) moeten dragen als ze niet gelukkig zijn. (Een dochter van Hamid B., de taxichauffeur in Say’oen, scheidde en hij nam haar terug in huis. Haar echtgenoot behandelde haar slecht.)
Voor in het huwelijk ongelukkige mannen ligt het lot toch anders. Als ze het zich kunnen veroorloven nemen ze een tweede vrouw, maar Salim al-T. van de receptie van het Gasr al-goebba-hotel in Tariem, was zeer gelukkig en wilde beslist geen andere, laat staan, een tweede. Ook Abd al-Rahmaan zegt dat hij gelukkig is met zijn echtgenote.
[…]
In de Hadramaut wordt veel werk, vooral op agrarisch vlak, door vrouwen gedaan.(2) Als de vrouwen niet zouden werken, zouden veel mannen van de honger omkomen. Mannen zitten vaak in grote drommen de hele dag bij elkaar te kletsen. Maar het zijn niet alleen de vrouwen die werken. Veel zwaar werk wordt door mannen gedaan. Het bouwen van huizen, bijvoorbeeld, is natuurlijk mannenwerk. Zij werken de hele ochtend tot de salaat al-zoehoer. Na de salaat al-asr gaat hun werk tot zonsondergang door.
[…]
’s Ochtends na onze aankomst in Sana’a gaat Abd al-Rahmaan mee naar hotel al-Gasmi. Onderweg zien we een troep geiten op een vuilnisbelt staan smullen. Verleden week, toen we in Wadi Do’an waren begon chauffeur Moehammad erover dat wij varkens eten. Ik zei toen dat dat gezond vlees is, want zie de Chinezen, die eten allemaal varkensvlees en er zijn meer dan een miljard Chinezen.
Abd al-Rahmaan zei toen dat een varken alles eet, ook afval. Nu, in Sana’a, wijs ik hem op de vuilnisbelt, vol met geiten. De geit als varken van het Midden-Oosten.
Hij zegt dat hij nooit geitenvlees eet. Een non-antwoord.
Ik nam me voor om, als een gastheer me ooit geitenvlees voorzet dat te weigeren en hem erop te wijzen dat een geit een onrein dier is, omdat dit dier zich te goed doet aan allerlei soorten afval.
[…]
Jan Just Witkam schrijft in zijn fax, die ik op de Nederlandse Ambassade ontvang, dat ik niet altijd het koersrisico van een lage dollar moet dragen, maar dat mensen ook maar dollars moeten accepteren. Dat blijft natuurlijk hetzelfde en verandert niets. Als iemand met een rekening bij mij komt wil hij geld. Als dat dollars zijn, moet dat volgens de koers van de dag. Dan maakt het niets uit of ik die dollars nu wissel, of de indiener van de rekening. Het bedrag in rial moet overeenkomen met de waarde van de dollar op de dag van betaling.(3)
Dit is het einde van het verslag van 12 juni.
(1) In het vliegtuig bleek een stoelleuning los te zitten. Een man die met de rug naar de piloot zat, pakte die op en deed alsof het een mitrailleur was, waarmee hij de andere passagiers doodschoot. Abd al-Rahmaan zei toen dat Jemenieten alleen maar aan wapens kunnen denken.
(2) Een van de nieuwe medewerkers van de bibliotheek vertelde mij dat vrouwen niet werken. Ik wees hem erop dat ik iedere ochtend, wanneer ik naar de bibliotheek loop, gepasseerd word door een kar met veel vrouwen erop en dat ik die even verder op het land zie werken, waarop hij, met minachting in zijn stem, zei: “Boerinnen!”
(3) Ik deed dat één keer, zoals Jan Just Witkam in zijn fax voorstelt, namelijk op 12 mei jl. toen ik in dollars uitbetaalde en dat leidde alleen maar tot een hoop gezeur, toen de ontvanger, elektricien Ahmad uit Say’oen, daar veel geld mee verloor en wilde dat ik zijn verlies vergoedde.
In alle gevallen wordt de ‘u‘ als een Nederlandse ‘oe’ uitgesproken.
De ‘g‘ zoals die in deze tekst voorkomt is in het Modern Standaard Arabisch de ‘q‘ (qaaf: ﻕ) en wordt in het Arabisch van Jemen en in het bijzonder het Arabisch van de Hadramaut als de Engelse ‘g’, zoals in ‘good, goal, garlic’, uitgesproken.
De ‘ch’ klinkt zoals in het Nederlands de ‘ch’ in ‘chaos’ wordt uitgesproken.