22 november 1997

Sana'a
Sfeer­beeld in de ou­de stad van Sa­na’a.

Het Tarīm-project 1997

1997 – 2017: twin­tig jaar ge­le­den

Tarīm: Hadramaut, Jemen

Dagboek 1997

(Dag 9429) Ik ben in Ṣanaᶜā’, de hoofd­stad van Je­men en ik lo­geer in het Gas­mi-ho­tel. – In Lei­den, mijn woon­plaats, ga ik op vrij­dag­avond al­tijd dan­sen in het Leids Vrije­tijds­cen­trum (LVC). Daar zag ik een paar keer een mooie jon­ge vrouw, wier naam ik niet weet en daar­om ‘Enne­fea’ heb ge­noemd. Ik denk de­ze nacht aan haar en het LVC. – Het tijds­ver­schil met Ne­der­land is (in ‘on­ze’ win­ter) twee uur. – Mijn ver­slag, op mijn lap­top ge­schre­ven, be­vat meer (ach­ter­grond)­in­for­ma­tie dan mijn dag­boek­ver­slag. – De munt­een­heid in Je­men is de Rial (YER). (1 rial = f. 0,015 (an­der­hal­ve cent), dus 100 rial = f. 1,50.)

MenuFo­toIndex en het eindeTrans­criptie.

 
 

Zaterdag, 22 november 1997.
Sana’a: 4/44.
Ik word al om 4.00 uur wakker. Het LVC loopt leeg (02.00 uur), maar dat is niet de re­den dat ik wak­ker word. Het zijn de di­ver­se ge­beds­op­roe­pen die mijn slaap ver­sto­ren. Dit duurt tot cir­ca 05.30 uur.
Ik slaap niet meer, maar dag­droom over Enne­fea.
Op 7.30 uur.
Ontbijt van het hotel.
Yemenia. Ambas­sade. UPS. Ho­tel. Am­bas­sa­de: DK.: een stuk! Ye­me­nia. Ho­tel. Ye­me­nia. Kof­fer. Ho­tel. Taj She­ba: di­ner.
Hotel circa 21.30.
Deze dag ver­schil­len­de ma­len naar Ye­me­nia in Had­da Street. Uit­ein­de­lijk krijg ik een tic­ket naar Say’ūn voor US-dol­lar 127, de­zelf­de prijs als in 1996.
Ik kocht een kof­fer voor 6.500 rial (circa f. 95,00), re­de­lijk ste­vig, maar het num­mer­slot werkt niet, blijkt in het ho­tel.
Ik was twee keer in de [Ne­der­land­se] Am­bas­sa­de. DK. (Eer­ste se­cre­ta­ris) was er pas rond 13.00 uur. Wat een mooie, leu­ke, jon­ge vrouw en vlot! Ik bleef er an­der­half uur.
Ik ontmoette ook de am­bas­sa­deur Alex …?
Hij blijkt een voor­stan­der van het scan­nen van de ma­nus­crip­ten van Tarīm. (Ik na­me­lijk ook. In het na­jaar van 1995 pro­beer­de ik dat er voor dit pro­ject al door te druk­ken.)
Ik lunchte in het ho­tel: pa­tat en kip. Wat een vre­se­lijk sma­ken­de kip!
Diner in Taj Sheba. De taxi­chauf­feur vroeg 400 rial. Na een paar wei­ge­rin­gen be­taal­de ik. Een rit van Bāb al-Ye­men naar Taj She­ba kost niet meer dan 100 rial. (f. 1,50) Mijn mi­ni­mum­be­drag is ech­ter 200 rial. Ik vind 100 YER wel erg wei­nig.
Bed rond 21.30 uur, moe, maar ik kan niet sla­pen.
Ik kocht voor US-dol­lar 257 een UPS voor de Ahgāf-bi­blio­theek van 500 AV. Daar­mee kan na een span­nings­uit­val nog even door­ge­werkt wor­den. (Com­pu­ter.) UPS = Un­inter­rup­tible Power Sup­ply, voor de com­pu­ter. [of ook: Un­inter­rup­tible Power Sour­ce.]

MenuFo­toBe­ginIndex en het eindeTrans­criptie.


Computerverslag

De eerste drie we­ken van dit ver­blijf in Je­men hield ik op mijn lap­top­com­pu­ter ook een ver­slag bij, waar­in soms din­gen staan die niet in mijn dag­boek voor­komen.
Hier volgt een uit­trek­sel daar­van.

Ik werd al om kwart over vier wak­ker en luis­ter­de tot on­ge­veer zes uur naar al­ler­lei ui­tin­gen van god-prij­zen en ge­beds­op­roe­pen [el­ke van de vele mos­kee­ën een op­roep]. Ko­men­de nacht zal ik weer ge­luids­op­na­mes ma­ken, zo­als ik ook an­der­half jaar ge­le­den deed. Ik ge­loof dat er niet zo­veel ver­an­derd is in de wij­ze van nach­te­lijk la­waai ma­ken.
Na het ontbijt ga ik de stad in en probeer een vlucht naar Say’ūn te boe­ken. Dat lukt niet, om­dat het com­pu­ter­ge­stuurd boe­kings­sys­teem nog steeds bui­ten dienst is. Al min­stens sinds don­der­dag. Ik over­weeg een reis door de woes­tijn te ma­ken, met mijn zwa­re spul­len, in plaats van bij de lucht­vaart­maat­schap­pij weer over­ge­wicht te moe­ten be­ta­len.
DK. is niet op de am­bas­sa­de maar ik maak een af­spraak via PD. Ik zal om 13.00 uur te­rug­ko­men.
Bij twee be­drij­ven be­kijk ik de UPS’en. Po­wer sup­ply bij span­nings­uit­val voor com­pu­ters. Op een plaats kost 500 VA (volt­/­ampere) 500 US$, op een an­de­re plaats 257 US$. Ik koop er een voor 250 US$ en 927 YER (= 7 US$). Elf ki­lo ge­wicht er­bij. Nu meer dan 60 kg bij me!
Om het Gasmi-ho­tel ook een keer de eer te gun­nen, neem ik de lunch hier. Ik be­stel een hal­ve kip met pa­tat. Dat zal ik dus niet meer doen. Een half­zwar­te kip, ge­bar­be­cu­ed, half­ga­re kip, van on­dui­de­lij­ke ma­ke­lij en waar­schijn­lijk al lang over de uiter­ste da­tum heen krijg ik voor­ge­zet. (Van een ver­de­re be­schrij­ving zie ik af).
Over het al­ge­meen lunch ik hier niet. Ik eet uit Ne­der­land mee­ge­brach­te ver­ant­woor­de koe­ken als ik na de mid­dag hon­ger krijg. In Tarīm zal ik, als ge­schikt eten ten­min­ste ver­krijg­baar is, weer mid­dag­maal­tij­den ‘sco­ren’.
Rond 13.00 uur be­treed ik het Ne­der­lands grond­ge­bied in den vreem­de voor de twee­de maal van­daag. Ik word ont­van­gen door de ui­terst char­man­te DK., met wie ik de stand van za­ken door­spreek. Via haar be­mid­de­ling en iemand in de am­bas­sa­de kan ik een vlucht naar Say’ūn boeken op maan­dag 24 no­vem­ber.
Ik ontmoet de am­bas­sa­deur die met be­lang­stel­ling in­for­meert naar de stand van za­ken van het Tarīm-pro­ject. Ook hij denkt, net als ik, dat het in­te­res­san­ter is om al­le hand­schrif­ten te scan­nen in plaats van te mi­cro­fil­men. In het najaar van 1995 deed ik al re­search naar de mo­ge­lijk­he­den op dat ge­bied, maar een en ander strui­kel­de over de kos­ten van de ap­pa­ra­tuur. Ge­di­gi­ta­li­seer­de ma­nus­crip­ten / hand­schrif­ten kun­nen als plaat­jes op in­ter­net ge­zet wor­den.


MenuFo­toBe­ginEindeTrans­criptie.

Index

Index van ter­men:
Index van per­so­nen:
.
Index van lo­ca­ties:

Me­nuFo­toBe­ginHoofd­in­dex.

Trans­crip­tie van de klin­kers in Ara­bische woor­den.

A / a klinkt als ‘a’ in ‘pan’, I / i klinkt als ‘i’ in ‘pin’, U / u klinkt als ‘oe’ in ‘poen’.
Ā / ā klinkt als ‘a’ in ‘ma’, Ī / ī klinkt als ‘i’ in ‘mi’, Ū / ū klinkt als ‘oe’ in ‘moe’.

Klik hier voor het over­zicht van de trans­crip­tie in Ara­bische woor­den.

Me­nuFo­toBe­ginHoofd­in­dex.


Jemen 1997
Jemen 1997 (be­knopt over­zicht).
Je­men 1997: de da­gen in chro­no­lo­gische volg­or­de.
Je­men 1997: al­le foto’s.


Jemen 1996
Jemen 1996 (be­knopt over­zicht).
Je­men 1996: de da­gen in chro­no­lo­gische volg­or­de.
Je­men 1996: al­le foto’s.


De au­teur de­zes kan niet ga­ran­de­ren dat al­le links naar ex­ter­ne web­si­tes (dus die van der­de par­tij­en) al­tijd zul­len blij­ven be­staan. Fo­to’s in Goog­le Maps, bij­voor­beeld, kun­nen ver­dwij­nen wan­neer de ei­ge­naar ze weg­haalt. Ook aan an­de­re links kan een ein­de ko­men, of kun­nen in on­ge­bruik ra­ken.
Wan­neer u een niet wer­ken­de link con­sta­teert kunt u dat mel­den in het re­ac­tie­veld. Bij voor­baat dank.

21 november 1997

Sana'a-huis
Tra­di­tio­ne­le ho­ge hui­zen in Sa­na’a, de hoofd­stad van Je­men.

Het Tarīm-project 1997

1997 – 2017: twin­tig jaar ge­le­den

Tarīm: Hadramaut, Jemen

Dagboek 1997

(Dag 9428) Ik ar­ri­veer­de eer­gis­te­ren in Sana’a, de hoofd­stad van Je­men en ik lo­geer in het Gas­mi-ho­tel. – Mijn ver­slag, op mijn lap­top ge­schre­ven, be­vat meer (ach­ter­grond)­in­for­ma­tie dan mijn dag­boek­ver­slag. – De munt­een­heid in Je­men is de Rial (YER). (1 rial = f. 0,015 (an­der­hal­ve cent), dus 100 rial = f. 1,50.)

MenuFo­toIndex en het eindeTrans­criptie.

 
 

Vrijdag, 21 november 1997.
Sana’a: 3/45.
Ik kan de slaap slecht vat­ten, maar als het dan ook lukt, slaap ik een gat in de dag. Om 10.45 sta ik op.
Ontbijt: het laatste brood uit Ne­der­land.
Beneden: data­ba­se­boe­ken be­stu­de­ren.
De Irakees, die me nog ken­de van de vo­ri­ge keer [1996], bood me kamer 501 aan, vre­se­lijk hoog, maar erg rus­tig en twee ra­men.*(1)
Lopen naar Baab al-Yemen.
Eten in Taj Sheba. (Buffet: 2.300 YER, plus 300 YER fooi.)
Terug via Bab al-Yemen.
Thuis [hotel]: ver­slag schrij­ven [op mijn lap­top] en een stuk­je brief voor de men­sen thuis.
Nu 00.00 uur.
Het begint nu pas lang­zaam tot me door te drin­gen dat ik niet meer thuis ben, maar in de mid­del­eeu­wen in de hoofd­stad van Je­men: Sana’a.
Temperatuur op mijn ka­mer: circa 21°C, bui­ten, op cir­ca 20 me­ter hoog, 17°C.

MenuFo­toBe­ginIndex en het eindeTrans­criptie.


Computerverslag

De eerste drie we­ken van dit ver­blijf in Je­men hield ik op mijn lap­top­com­pu­ter ook een ver­slag bij, waar­in soms din­gen staan die niet in mijn dag­boek voor­komen.
Hier volgt een uit­trek­sel daar­van.

Ik ging gis­te­ren­avond rond mid­der­nacht naar bed en sliep tot on­ge­veer 11 uur. Gis­te­ren over­dag sliep ik ook al drie uur. Waar komt die ver­moeid­heid van­daan? Komt het door het zuur­stof­ge­brek? Sana’a ligt namelijk 2.200 meter hoog in de ber­gen. Hoe­wel de stad in de tro­pen ligt, kan het hier ’s win­ters wel vrie­zen. Soms valt er sneeuw. Op de berg­top­pen die de stad om­ge­ven ligt ’s win­ters soms lan­ge­re tijd sneeuw.
De buitentemperatuur zak­te af­ge­lo­pen nacht naar 14,5°C, maar is nu 23°C. In mijn ka­mer is het on­ver­an­der­lijk 20,5°C.
Overdag lekker weer, met een beet­je zon. ‘s Avonds zag ik een keer een blik­sem­schicht maar het bleef droog. Tem­pe­ra­tuur rond 23.00 uur: bin­nen 20,9°C, bui­ten: 16,9°C.

MenuFo­toBe­ginIndex en het eindeTrans­criptie.

Geheimen van Jemen

Het duurt weer even voor­dat ik in de ga­ten heb hoe het wa­ter­kra­nen­sys­teem hier in el­kaar zit. Ik vrees­de weer een kou­de dou­che, zo­als gis­te­ren in het Taj She­ba-ho­tel. Maar na een poosje wist ik het weer. Ik had in dit ho­tel al eer­der ge­lo­geerd, in 1996.
De rode kraan kan de warme zijn, maar ook de kou­de. Ik be­grijp niet waar­om hier in de ene dou­che de ro­de kraan de warm­wa­ter­kraan is en in de dou­che vlak er­naast de koud­wa­ter­kraan. Daar­naast zit in de ene dou­che de ro­de kraan links en in de an­de­re dou­che rechts. Ara­bische lo­gi­ca? Mis­schien zijn we in het over­ge­re­gu­leer­de Ne­der­land wel te zeer ver­wend.
Wat ik ook niet be­grijp is waar­om in Noord-Je­men, dat nooit on­der Eu­ro­pees ko­lo­ni­aal be­stuur heeft ge­staan, de stop­con­tac­ten al­le­maal van het En­gel­se mo­del zijn en in Zuid-Je­men, dat ja­ren­lang on­der En­gels be­stuur stond, al­le stop­con­tac­ten Eu­ro­pees zijn.
Verleden jaar lie­pen Nico en ik ve­le ma­len door smal­le stra­ten en ste­gen van de ou­de stad Sana’a, maar we klets­ten dan veel en had­den geen oog voor de om­ge­ving. Toen is me in ie­der ge­val niet op­ge­val­len wat me nu wel op­valt als ik ’s avonds al­leen door de on­ver­lich­te stra­ten van de ou­de bin­nen­stad loop, op weg naar de Baab al-Ye­men. Daar neem ik dan een ta­xi naar een re­stau­rant. Ook op de te­rug­weg loop ik van­af deze poort naar het ho­tel, hoe­wel de taxi best be­reid is me voor de deur van het ho­tel af te le­ve­ren, voor 1,50 gul­den. Ik ge­niet van de bij­zon­de­re sfeer die in de­ze bij­zon­de­re stad hangt.
De oude bin­nen­stad van Sana’a is een stad in de mid­del­eeu­wen. Dit deel wordt om­ge­ven door een le­men stads­wal, die mo­men­teel met geld van de UNESCO weer ge­heel ge­res­tau­reerd wordt.
De hoofdingang van de ou­de stad is de Baab al-Ye­men, de Poort van Je­men. Dit is het sym­bo­lische cen­trum van het land. Op het plein voor en bin­nen de poort is het een druk­te van be­lang. Dui­zen­den men­sen bie­den van al­les te koop aan. Hier kun je de Je­me­nie­ten be­stu­de­ren. De Sana’ani man­nen en vrou­wen zijn ten­ger, ma­ger en klein van stuk. Niet gro­ter dan 1,50 m of 1,60 m. Ze­ker komt dat voor een deel door de slech­te voe­ding, maar ook de ver­sla­ving aan gaat*(2) speelt een rol.

MenuFo­toBe­ginIndex en het eindeTrans­criptie.

Kleding

Wat bin­nen de poort di­rect op­valt is de hon­der­den ver­ko­pers van col­bert­jas­jes. Al­le Noord-Je­me­nie­ten dra­gen over hun dish­da­sha*(3) (een lan­ge “jurk”) een col­bert­jas­je. Al­le man­nen dra­gen bo­ven­dien een djam­bia*(4) op hun buik, een gro­te krom­me dolk. Met man­nen be­doel ik ook kin­de­ren van­af een jaar of veer­tien.

MenuFo­toBe­ginIndex en het eindeTrans­criptie.

Ar­chi­tec­tuur

De hui­zen van Sana’a zijn van steen. De be­gane grond en de eer­ste ver­dieping zijn van na­tuur­steen ge­maakt en heb­ben geen ra­men, wel uit­spa­rin­gen voor fris­se lucht. Ze die­nen als op­slag­plaats van goe­de­ren en in veel ge­val­len ook gei­ten.
Aan de straat­zijde heeft de be­ga­ne grond een of meer nis­sen, zo­als in de he­le Ara­bische we­reld, van Ma­rok­ko tot Sy­rië en dus ook Je­men. Hier­in zijn win­kels ge­ves­tigd. In die win­kels kan van al­les wor­den ver­kocht. Van de groot­ste rom­mel tot le­vens­mid­de­len of ge­reed­schap­pen. Zo­als ook in de he­le Ara­bische we­reld wor­den die nis­sen met een blauw ge­verf­de sta­len deur ge­slo­ten.
De twee­de ver­die­ping en ho­ger zijn van bak­steen, met ra­men. De hui­zen ste­ken hoog boven de stra­ten uit. Ze zien er­uit als mid­del­eeu­wse ves­tin­gen. Door die ho­ge, soms ran­ke, hui­zen lij­ken de stra­ten nog smal­ler dan ze al zijn. Soms zijn die hui­zen twin­tig me­ter breed.
De buitenwanden van vrij­wel al­le hui­zen in de bin­nen­stad van Sana’a zijn prach­tig ver­sierd met wit­te kalk in mooie ab­strac­te pa­tronen. Soms staan er tek­sten uit de ko­ran, in mooie cal­li­gra­fische let­ters op de mu­ren, even­eens met wit­te kalk ge­schre­ven. In het schaar­se licht krijgt dit al­les een sprook­jes­ach­ti­ge sfeer, zoals op ou­de te­ke­nin­gen van bij­voor­beeld bij [Duit­se schil­der] Al­brecht Dürer. Of zoals op plaat­jes die bij som­mi­ge 1001-nacht ver­haal­tjes staan. Mis­schien dien­de Sana’a wel als voor­beeld voor die te­ke­nin­gen.

MenuFo­toBe­ginIndex en het eindeTrans­criptie.

Middeleeuwen

In deze mid­del­eeu­wse stad zit­ten, han­gen of lig­gen mid­del­eeu­wse man­nen in sjo­fe­le kle­ding in groep­jes of al­leen langs de mu­ren van de hui­zen, voor zich uit sta­rend vaak onder in­vloed van de gaat. Een ver­sle­ten tul­band (koefiyya/imama*(5)) op een ver­weer­de kop, vaak een ge­le. (Be­ter ge­si­tu­eer­den dra­gen een rode). Een grij­ze baard of een on­ge­scho­ren ge­zicht. In de mond slechts en­ke­le tan­den. Het on­ver­mij­de­lij­ke, maar sme­ri­ge col­bert­jas­je over hun even­eens reeds lang ge­le­den ge­was­sen dish­da­sha. De djam­bia man­haf­tig op de buik. Sme­ri­ge voe­ten in met touw­tjes aan el­kaar ge­bon­den stuk­jes leer dat een san­daal moet voor­stel­len. Ze schra­pen hun keel en spu­wen de laat­ste rest­jes gaat met een wij­de boog op straat. De straat­ste­nen glim­men er groen­ach­tig van in het licht van de pas­se­ren­de auto’s.
Kinderen ren­nen op blo­te voe­ten spe­lend door de stra­ten en sprin­gen over trap­pen en ber­gen rom­mel. Ook klei­ne meis­jes doen mee. Ou­de­re meis­jes en vrou­wen zie je na zons­on­der­gang niet meer op straat.
In deze middeleeuwse don­ke­re ste­gen gloeit hier en daar een oran­je neon­lamp of een TL-buis, soms wel tien me­ter boven het straat­ni­veau. Zon­der het licht van de au­to’s zou het moei­lijk zijn de weg naar huis te vin­den. Hoe­wel de stra­ten erg smal zijn ko­men over­al au­to’s. Au­to’s heb­ben al­tijd en over­al voor­rang. Al­les wat wie­len heeft gaat voor dat wat geen wie­len heeft.
De stra­ten zijn ge­pla­veid met gro­te vier­kan­te na­tuur­ste­nen, gro­te kin­der­kop­jes die het lo­pen ern­stig be­moei­lij­ken. Ho­pen vuil ver­sper­ren ver­der de weg. Over­al is vuil, huis­hou­de­lijk af­val, le­ge plas­tic wa­ter­fles­sen, pa­pier en an­de­re rom­mel. Ge­luk­kig stinkt het niet. Hon­den zijn er bij­na niet, maar wel veel brood­ma­ge­re poe­zen. Ook veel gei­ten die zich te­goed doen aan het af­val.

MenuFo­toBe­ginIndex en het eindeTrans­criptie.

Veiligheid

Als man al­leen heb je hier ’s avonds in het don­ker niet veel te vre­zen. Ik ge­loof ech­ter niet dat het voor vrouwen al­leen zo laat nog aan­ge­naam is. Dit ba­seer ik op het feit dat er in het don­ker erg wei­nig vrou­wen te zien zijn en ook her­in­ner ik mij de woor­den van de mooie In­di­a­se re­cep­ti­o­nis­te bij het Taj Sheba-ho­tel die het voor­al ver­ve­lend vond dat je hier na zes­sen niet meer op straat kan ko­men. Na zes­sen be­te­kent: na in­val van de duis­ter­nis. Die valt hier zo­mer en win­ter al­tijd rond zes uur in.
In het moder­ne deel van Sana’a zie ik ver­schil­len­de vrou­wen on­ge­slui­erd. Het schijnt me toe dat het er veel meer zijn dan an­der­half jaar ge­le­den. De door de man­nen ge­plaat­ste stel­ling dat de Je­me­ni­tische vrou­wen de mooi­ste ter we­reld zijn lijkt mij sterk over­dre­ven. Of lo­pen al­leen die vrou­wen on­ge­slui­erd die toch niet voor een schoon­heids­prijs in aan­mer­king ko­men?
Gasmi-hotel: ik kreeg een ka­mer op de vijf­de ver­die­ping aan­ge­bo­den. Voor de klim, we­gens zuur­stof­ge­brek niet ge­wenst, wel voor de rust en de mo­ge­lijk­heid tot het ma­ken van band­op­na­mes van nach­te­lijk Sana’a.

MenuFo­toBe­ginIndex en het eindeTrans­criptie.

Noten

*(1)
De Irakees ken­de mij nog van het voor­jaar 1996 toen ik ook en­ke­le ke­ren in het Gasmi-ho­tel lo­geer­de. De ka­mer ligt op de vijf­de ver­die­ping. Dat is in Sana’a vre­se­lijk hoog in een ho­tel zon­der lift. Dan moet je veel trap­pen klim­men. Bo­ven­dien ligt de­ze stad meer dan twee ki­lo­me­ter bo­ven de zee­spie­gel, dus is er spra­ke van zuur­stof­ge­brek. El­ke klei­ne in­span­ning ver­oor­zaakt dan ‘gro­te’ ver­moeid­heid.

Te­rug.

*(2)
De gaat / qat. (ﺍﻟﻗﺎﺕ) is een plant die in Je­men op gro­te schaal ver­bouwd wordt en waar­van op de blaad­jes ge­kauwd word­en voor een ver­do­vend ef­fect. Ik zal op 29 de­cem­ber 1997 bij een gaat-ses­sie met veel man­nen mee­ma­ken en ook en­ke­le blaad­jes kau­wen. In Wi­ki­pe­dia (Engels) wordt uit­ge­breid in­ge­gaan op dit roes­mid­del.

Te­rug.

*(3)
De dish­da­sha is de lan­ge wit­te ‘jurk’ die man­nen in de Ara­bische we­reld dra­gen en heeft ver­schil­lende na­men, die af­han­ke­lijk van de re­gio zijn. Zo wordt die dish­da­sha ge­noemd, of ook wel thawb. Bij Wi­ki­pe­dia wor­den ver­schil­len­de na­men op­ge­somd. (Engels)

Te­rug.

*(4)
De djam­bia is een krom­me dolk die er ver­vaar­lijk uit­ziet om­dat de sche­de nog­al groot is. Al­le man­nen, van­af veer­tien jaar (al­leen in Noord-Je­men) dra­gen de­ze dolk op hun buik. Zie Wikipedia voor meer in­for­ma­tie. (Engels.)

Te­rug.

*(5)
Een koefiyya / imama is de rood-wit of zwart-wit ge­blok­te Ara­bische hoofd­doek die met na­me in Sa­oedi-Ara­bië en de Golf­sta­ten door man­nen ge­dra­gen wordt. Soms met een zwar­te band op het hoofd als een soort ‘plaats­houder’, die agaal heet. Zie Wikipedia voor meer in­for­ma­tie. (Engels.)

Te­rug.


MenuFo­toBe­ginEindeTrans­criptie.

Index

Index van ter­men:
Index van per­so­nen:
Nico.
Index van lo­ca­ties:

Me­nuFo­toBe­ginHoofd­in­dex.

Trans­crip­tie van de klin­kers in Ara­bische woor­den.

A / a klinkt als ‘a’ in ‘pan’, I / i klinkt als ‘i’ in ‘pin’, U / u klinkt als ‘oe’ in ‘poen’.
Ā / ā klinkt als ‘a’ in ‘ma’, Ī / ī klinkt als ‘i’ in ‘mi’, Ū / ū klinkt als ‘oe’ in ‘moe’.

Klik hier voor het over­zicht van de trans­crip­tie in Ara­bische woor­den.

Me­nuFo­toBe­ginHoofd­in­dex.


Jemen 1997
Jemen 1997 (be­knopt over­zicht).
Je­men 1997: de da­gen in chro­no­lo­gische volg­or­de.
Je­men 1997: al­le foto’s.


Jemen 1996
Jemen 1996 (be­knopt over­zicht).
Je­men 1996: de da­gen in chro­no­lo­gische volg­or­de.
Je­men 1996: al­le foto’s.


De au­teur de­zes kan niet ga­ran­de­ren dat al­le links naar ex­ter­ne web­si­tes (dus die van der­de par­tij­en) al­tijd zul­len blij­ven be­staan. Fo­to’s in Goog­le Maps, bij­voor­beeld, kun­nen ver­dwij­nen wan­neer de ei­ge­naar ze weg­haalt. Ook aan an­de­re links kan een ein­de ko­men, of kun­nen in on­ge­bruik ra­ken.
Wan­neer u een niet wer­ken­de link con­sta­teert kunt u dat mel­den in het re­ac­tie­veld. Bij voor­baat dank.

20 november 1997

Sana'a
Traditionele huizen in Sana’a, bij bewolkt weer.

Het Tarīm-project 1997

1997 – 2017: twin­tig jaar ge­le­den

Tarīm: Hadramaut, Jemen

Dagboek 1997

(Dag 9427) Gis­te­ren ar­ri­veer­de ik in Sana’a en over­nacht­te in het du­re Taj She­ba-ho­tel. – Van­daag ver­kas ik naar het goed­ko­pe­re al-Gas­mi-ho­tel in de oude stad van Sana’a, bin­nen de stads­mu­ren. – Mijn ver­slag, op mijn lap­top ge­schre­ven, be­vat meer (ach­ter­grond)­in­for­ma­tie dan mijn dag­boek­ver­slag. – De munt­een­heid in Je­men is de Rial. (1 rial = f. 0,015 (an­der­hal­ve cent), dus 100 rial = f. 1,50.)

MenuFo­toIndex en het eindeTrans­criptie.

 
 

Donderdag, 20 november 1997.
Sana’a: 2/46.
Op 7.00 uur. Ontbijt.
Dagboek bijwerken.
Nu 9.00 uur.
Eerst ga ik naar het Gas­mi-ho­tel om een ka­mer te re­ser­ve­ren. Dan ga ik naar Dr. AS., hoofd van De Al­ge­me­ne Or­ga­ni­sa­tie van An­ti­qui­tei­ten, Mu­sea en Hand­schrif­ten*(1) die me kort ont­vangt, want hij moet naar een ver­ga­de­ring. Daar­na terug naar Taj She­ba-ho­tel en uit­chec­ken.
Ik vertel wat met de mooie In­di­ase re­cep­tio­nis­te die 25 no­vem­ber terug­gaat naar haar woon­plaats Ban­ga­lore, na an­der­half jaar Sana’a. Hier kan ze na zes uur ’s avonds niet meer al­leen op straat ver­schij­nen, daar kan ze gaan en staan waar ze wil en zelfs naar de dis­co gaan.
In Taj Sheba, dat tot een In­di­ase hotel­ke­ten be­hoort, wer­ken veel In­diërs.
Er is geen taxi die mij naar het Gas­mi-hotel wil bren­gen. Uit­ein­de­lijk wil iemand dat voor 500 rial doen. Bij het Gas­mi vraagt hij 600 rial. Ik be­taal zon­der pro­test. (’s Avonds, na het di­ner in Taj She­ba wil hij me weer voor 600 rial bren­gen. Ik zeg hem dat ik niet meer dan 100 rial wil be­ta­len. (De nor­ma­le prijs.) Hij wil dan niet.
In het hotel val ik twee uur in slaap.
Ik probeer in diverse kan­to­ren van Ye­menia een vlucht naar Say’un te boe­ken, maar over­al ligt de com­pu­ter plat. De re­den krijg ik al­leen maar op twee kan­to­ren te ho­ren: er wordt nieuwe soft­ware ge­ïn­stal­leerd.
Het Yemen Com­pu­ter Cen­ter is ge­slo­ten. Ik wil­de daar een UPS (en ap­pa­raat dat bij stroom­uit­val de span­ning vol­doen­de lang in stand houdt om een com­pu­ter nor­maal af te slui­ten) ko­pen.
Ik wissel 200 US-dollar voor 26.400 rial en ga te­le­fo­ne­ren in straat nr. 36 naar Pa en Ma. Ik voel me ver­plicht ook XX. te bel­len.
Circa 18.00 uur di­ner in Taj Sheba. Ik ben an­der­half uur te vroeg voor het buf­fet, dus eet ik à la car­te, wat me slecht be­komt, dat wil zeg­gen: het is niet zo lek­ker en het kost toch 3.600 rial. f. 54,00. Niet goed­koop.
Ik loop naar het Gas­mi-ho­tel en val op mijn ka­mer tussen 20.00 en 21.00 uur in slaap. Nu 22.00 uur.
Bed 00.00 uur.
Temperatuur: 17,4°C bui­ten en 20,5°C bin­nen.

MenuFo­toBe­ginIndex en het eindeTrans­criptie.


Computerverslag

De eerste drie we­ken van dit ver­blijf in Je­men hield ik op mijn lap­top­com­pu­ter ook een ver­slag bij, waar­in soms din­gen staan die niet in mijn dag­boek voor­komen.
Hier volgt een uit­trek­sel daar­van.

In het Taj Sheba-hotel pro­beer ik een war­me dou­che te ne­men, maar er is in dit du­re ho­tel geen warm wa­ter! On­be­grij­pe­lijk. Een kou­de dou­che, let­ter­lijk en fi­guur­lijk. La­ter, na be­stu­de­ring van de kraan ont­dek ik dat, als je die open­draait er eerst koud wa­ter uit­komt. Als je die dan maar steeds ver­der open­draait komt er op een ge­ge­ven mo­ment lauw wa­ter. In de ui­ter­ste stand ‘open’ komt er gloei­end heet wa­ter. Bij­zon­der.
De taxichauffeur, een jon­ge­man, is een van de wei­ni­ge Je­me­nie­ten die geen qat ge­bruikt. Hij is sport­man en doet ken­ne­lijk aan hard­lo­pen, want zo’n ge­baar maakt hij er bij. (Wat is hard­lo­pen in het Ara­bisch? Ik ben zo­veel ver­ge­ten.) Taxichauf­feurs zijn mijn oe­fen­ob­jec­ten en moe­ten mijn krom­me Ara­bisch maar aan­ho­ren, tot­dat ik het weer een beet­je onder de knie heb. Ik wil ech­ter niet al­tijd maar pra­ten.
Als ik een aantal ki­lo­me­ters terug naar het Gasmi-hotel loop, valt het me op dat er zo­veel win­kels ge­slo­ten zijn. Is dat het ge­volg van de qat­ses­sies? Of draait de Je­me­ni­tische eco­no­mie zo goed, dat men zich een vrije za­ter­dag­mid­dag*(2) per­mit­te­ren kan? Dat laat­ste kan niet het ge­val zijn. Je­men hoort toch bij de top­tien van de arm­ste lan­den ter we­reld. Staat het niet op de vier­de plaats, van on­de­ren? Ik las gis­te­ren in The Ye­men Times dat de Mi­nis­ter van Fi­nan­ciën mo­men­teel al­le do­nor­lan­den af­reist om uit­stel van be­ta­ling van de schul­den te vra­gen, want het land kan niets op­bren­gen.
Ergens vlak over de brug over de Sayla [ri­vier], in de rich­ting van de nieuwe stad, aan de Zu­bayr­straat staat een groot huis waar van­af het dak luid­spre­kers al­ler­lei soort tra­di­ti­o­ne­le mu­ziek knoert­hard de straat in tet­te­ren. Er zijn men­sen die daar nog on­der blij­ven zit­ten. Die zijn ze­ker al doof. Wat dat al­le­maal be­te­kent weet ik niet. Op het ge­bouw hangt een Je­me­ni­tische vlag. Het pand ligt te­gen­over het Avia­tion en Meteo­ro­lo­gi­cal In­sti­tute.

MenuFo­toBe­ginIndex en het eindeTrans­criptie.

Noten

*(1)
Deze Algemene Organisatie is de for­me­le ont­van­ger van het ge­schenk van de Ne­der­land­se re­ge­ring. Dr. AS. is ver­ant­woor­de­lijk voor het be­leid in de Ha­dra­maut.

Te­rug.

*(2)
Het is vandaag don­der­dag, maar omdat in veel is­la­mi­tische lan­den en ook Je­men, de vrij­dag als ‘zon­dag’ (een vrije dag) geldt, spreek ik over don­der­dag als ‘za­ter­dag’, de dag vóór de vrije ‘zon­dag’.

Te­rug.


MenuFo­toBe­ginEindeTrans­criptie.

Index

Index van ter­men:
Index van per­so­nen:
.
Index van lo­ca­ties:

Me­nuFo­toBe­ginHoofd­in­dex.

Trans­crip­tie van de klin­kers in Ara­bische woor­den.

A / a klinkt als ‘a’ in ‘pan’, I / i klinkt als ‘i’ in ‘pin’, U / u klinkt als ‘oe’ in ‘poen’.
Ā / ā klinkt als ‘a’ in ‘ma’, Ī / ī klinkt als ‘i’ in ‘mi’, Ū / ū klinkt als ‘oe’ in ‘moe’.

Klik hier voor het over­zicht van de trans­crip­tie in Ara­bische woor­den.

Me­nuFo­toBe­ginHoofd­in­dex.


Jemen 1997
Jemen 1997 (be­knopt over­zicht).
Je­men 1997: de da­gen in chro­no­lo­gische volg­or­de.
Je­men 1997: al­le foto’s.


Jemen 1996
Jemen 1996 (be­knopt over­zicht).
Je­men 1996: de da­gen in chro­no­lo­gische volg­or­de.
Je­men 1996: al­le foto’s.


De au­teur de­zes kan niet ga­ran­de­ren dat al­le links naar ex­ter­ne web­si­tes (dus die van der­de par­tij­en) al­tijd zul­len blij­ven be­staan. Fo­to’s in Goog­le Maps, bij­voor­beeld, kun­nen ver­dwij­nen wan­neer de ei­ge­naar ze weg­haalt. Ook aan an­de­re links kan een ein­de ko­men, of kun­nen in on­ge­bruik ra­ken.
Wan­neer u een niet wer­ken­de link con­sta­teert kunt u dat mel­den in het re­ac­tie­veld. Bij voor­baat dank.

19 november 1997

Typische huizen in de oude stad van Sana’a.

Het Tarīm-project 1997

1997 – 2017: twin­tig jaar ge­le­den

Tarīm: Hadramaut, Jemen

Dagboek 1997

(Dag 9426) Ik ver­trek van­daag naar Ṣanaᶜā’, de hoofd­stad van Je­men, om later in de Ḥaḍramaut (Zuid-Je­men) in de plaats Tarīm te gaan wer­ken. Ik zal 48 da­gen van huis zijn. Dit is de twee­de keer dat ik in Je­men ben voor werk. In het voor­jaar van 1996 ver­bleef ik al drie maan­den in Ta­rīm. – Mijn ver­slag, op mijn lap­top ge­schre­ven, be­vat meer (ach­ter­grond)­in­for­ma­tie dan mijn dag­boek­ver­slag. – De munt­een­heid in Je­men is de Rial (YER). (1 rial = f. 0,015 (an­der­hal­ve cent), dus 100 rial = f. 1,50.)

MenuFo­toIndex en het eindeTrans­criptie.

 
 

Woensdag, 19 november 1997.
Leiden – Sana’a: 1/47.
Op 5.00 uur.
Afspraak is dat de taxi 7.50 uur zal ko­men. [Ver­ver­straat.]
Ik bel rond 8.00 uur. De taxi zou er zijn, maar mijn huis­num­mer niet kun­nen vin­den. Dat komt, zegt de chauf­feur la­ter te­recht, om­dat de straat aan het an­de­re eind West-Ha­ven­straat heet.
We halen XX. op. (Ik laat er een zak vuil­nis ach­ter, ver­pakt in een C&A-zak, om de taxi­chauf­feur niet te ‘schof­feren’.)

Trein

XX. gaat mee naar het Sta­tion. Als de trein van 8.31 uur (met vijf mi­nu­ten ver­tra­ging) komt, blijkt de in­gang naar het Eer­ste­klas com­par­ti­ment toch wel erg smal. (Smal­ler dan de Twee­de­klas?) Ik kocht Eer­ste­klas kaart­jes voor ons bei­den, maar het is druk en het por­taal [bal­kon] staat ook vol met Twee­de­klas­sers. Na enig ge­doe, lukt het ons om in de bij­na vol­le Eer­ste­klas toch een krap plaats­je te vin­den.

MenuFo­toBe­ginIndex en het eindeTrans­criptie.

Schiphol

Inchecken in Schip­hol kan di­rect. Ik zet 40,8 kg. op de weeg­schaal en be­weer glas­hard dat de hand­ba­ga­ge lich­ter is dan 10 kg. (Was on­ge­veer 15 kg.) Ik moet 792 gul­den over­ge­wicht be­ta­len voor 15 kg. Ik doe dat met 420 US-dol­lar en 30 Ne­der­land­se cen­ten.
In afwachting van het ver­trek in het dak­res­tau­rant pro­beert XX. in een bij­na niet af­la­ten­de woor­den­stroom haar kwa­li­tei­ten aan te prij­zen en de kwa­li­tei­ten van al­le an­de­re be­ken­de vrou­wen te mi­ni­ma­li­se­ren. Het liefst zou ik zwij­gend en stil voor mij uit wil­len heb­ben sta­ren, dro­men en ge­nie­ten van dat sexy kont­je van dat blond­je voor me in haar strak­ke zwar­te broek. Slechts een expres uit­ge­breid toi­let­be­zoek brengt de ver­lang­de rust. Me­teen als het tijd is ga ik in­stap­pen en ga bij­na aan boord van het vlieg­tuig naar Mon­treal, Ga­te F. 8, ter­wijl ik bij Ga­te F. 7 moet zijn. Ik was al door de me­taal­de­tec­tor.

MenuFo­toBe­ginIndex en het eindeTrans­criptie.

Vlucht

Mijn stoel is 34 A, bij een raam, niet ro­ken, niet bo­ven een vleu­gel en aan de lin­ker­kant. (Van­we­ge de zon.)
Naast mij komt nie­mand. Het vlieg­tuig is bij lan­ge na niet vol.
Er zijn half­naak­te mos­lims op weg naar Mek­ka, in staat van Ih­raam*(1), met hun wit­te doe­ken om. (Hoe heet dat ook al weer?)
Verder zijn er veel ‘olie­boe­ren’ van Yemen Hunt*(2) en met een van hen be­gin ik een ge­sprek, tij­dens de tus­sen­stop in Djed­dah [Saoe­di-Ara­bië].
Hij en een ander wer­ken off­shore in de Ro­de Zee op een ter­mi­nal waar tan­kers de in de woes­tijn ge­von­den olie la­den. De rest van die man­nen werkt daar, in de woes­tijn.
Hij werkt al drieën­half jaar in Je­men. 28 da­gen op zijn me­ta­len ei­land en 28 da­gen bij zijn vrouw in En­ge­land. (Het be­taalt niet veel, maar hij heeft dus per jaar een half jaar vrij.) Het moet uit de leng­te of de breed­te ko­men.) Van Je­men zag hij niet meer dan Baab al-Yemen en (van­uit de he­li­kop­ter die hem van­uit Sana’a naar zijn ei­land brengt) en het berg­land­schap met de ter­ras­cul­tuur.
Boven de Nijl maakte ik dia’s van het Nijl­dal. Een van de Ro­de Zee.
Ik verbaas me over de zee van licht in het enorm gro­te uit­ge­strek­te Jed­da. Ik maak en­kele dia’s.
Ik verbaas me over de zee van duis­ter­nis van Sana’a, an­der­half uur na het ver­trek uit Jed­dah.

MenuFo­toBe­ginIndex en het eindeTrans­criptie.

Sana’a

In no time sta ik bui­ten de lucht­ha­ven en neem voor twin­tig dol­lar een taxi naar het Taj Sheba ho­tel waar ik voor 160 US-dol­lar plus 12% be­las­ting (20 US-dol­lar) voor één nacht een kamer huur.
Na enige rust over­valt mij de slaap en ik ga rond 00.00 uur naar bed.
Weer in Sana’a: droog na een regen­bui.

MenuFo­toBe­ginIndex en het eindeTrans­criptie.


Computerverslag

De eerste drie we­ken van dit ver­blijf in Je­men hield ik op mijn lap­top­com­pu­ter ook een ver­slag bij, waar­in soms din­gen staan die niet in mijn dag­boek voor­komen.
Hier volgt een uit­trek­sel daar­van.

We vliegen een stuk over / langs de Nijl. Ik maak en­kele dia’s. Ook een van de Rode Zee en ver­schil­len­de van het in een zee van licht ba­den­de Jed­da. Een enorm gro­te stad. Van­uit de lucht zie ik ver­schil­len­de luna parks. Dat ver­baast me. De Sy­rische chi­rurg uit al-Ri­yaad had me ver­le­den jaar in het vlieg­tuig uit Am­man toch ver­teld dat er in Saoe­di-Ara­bië geen an­der ple­zier is dan win­ke­len. Nu blijkt er nog meer ple­zier te zijn. Ker­mis­sen. Wat een los­ban­dig­heid. Welk ge­not zal er in dat land nog meer te ge­nie­ten zijn?
Een van de pas­sa­giers van het KLM-vlieg­tuig is een me­ca­ni­cien op een olie­ter­mi­nal in de Ro­de Zee. Hij ver­tel­de me dat hij in de buurt van Dah­ran had ge­werkt, in Saoe­di-Ara­bië, vanaf no­vem­ber 1990. Vast per­so­neel vlucht­te toen weg uit angst voor Irak (in­va­sie in Koe­weit). Hij, van de En­gel­se oost­kust, had geen er­va­ring in de olie-in­dus­trie en sprak ook al­leen maar En­gels, maar werd tocht aan­ge­no­men. Het werk be­taal­de goed, maar het stren­ge re­li­gieu­ze kli­maat had hem ver­dre­ven. Nu werkt hij voor Yemen Hunt Oil Com­pany. Veel min­der verdien­sten, dat wel, maar 28 da­gen op en 28 da­gen af. Dat wil zeg­gen dat hij per jaar een half jaar vrij had. (Dat ver­schil zat in zijn be­dui­dend la­ge­re loon).
Hoewel hij al meer dan drie­ën­half jaar in Je­men werk­te had hij van het land niet meer ge­zien dan Bab al-Yemen in Sana’a en dat deel van het land dat on­der de he­li­kop­ter door­gleed, tus­sen Sana’a en zijn gro­te, tien­tal­len me­ters hoge en een kwart mijl lan­ge me­ta­len ei­land in de Ro­de Zee, als hij er­heen ge­bracht werd of er van­af ge­haald werd. Hij ver­tel­de dat het land­schap erg mooi is. Ho­ge ber­gen, waar men­sen op de rand van de rot­sen in ste­nen hui­zen le­ven en waar het land be­werkt was met ter­ras­bouw.
Het vliegtuig was al niet vol. In Djed­da stap­ten ook nog veel men­sen uit. Ook mos­lims in staat van Ihram, met de doe­ken om hun naak­te li­chaam. Er kwa­men geen nieuwe pas­sa­giers bij. De vlucht naar Djedda duur­de 5 uur en een kwar­tier. De vlucht van Djed­da naar Sana’a 1 uur en 25 mi­nuten.
Uitstappen en bagage op­ha­len, doua­ne en taxi. Al­les ging veel snel­ler dan in maart 1996, toen ik hier voor het eerst kwam. Het is al­le­maal in een kwar­tier ge­beurd. Voor 20 US $ word ik in de stad af­ge­le­verd bij het Taj She­ba ho­tel.
Het Taj Sheba heeft nog ka­mers vrij. 160US$ per stuk en daar­bij komt nog 12% be­las­ting. Ik be­sluit maar één nacht te blij­ven.
Op de kamer eten (brood uit Ne­der­land) en een ar­ti­kel le­zen van Sheikh AB. in The Ye­men Ti­mes. Het ar­ti­kel gaat over de ad­mi­ni­stra­tie­ve op­de­ling van de Ha­dra­maut, waar­van de Sheikh een te­gen­stan­der is. Hij is hoofd van de Is­lah-partij*(3) van de Ha­dra­maut. [Sheikh AB. was de vo­ri­ge di­rec­teur van de hand­schrif­ten­bi­blio­theek in Ta­riem, mijn reis­doel.]
Ik herkende zijn gezicht op de foto di­rect. Hij ziet er waar­dig uit. Een echt ge­leerd ie­mand. Een echte Sheikh.

MenuFo­toBe­ginIndex en het eindeTrans­criptie.

Noten

*(1)
Ihraam / Iḥrām. (ﺇﺣﺮﺍﻡ)
Wan­neer mos­lims / mos­li­ma’s op pel­grim­stocht naar Mek­ka gaan, moe­ten ze op een be­paal­de ma­nier ge­kleed zijn en ook op een be­paal­de ma­nier ri­tueel rein zijn. Dit heet Iḥrām.
(Wikipedia: Ihram.)

Te­rug.

*(2)
Yemen Hunt Oil Company. De maat­schap­pij die olie uit de Je­me­ni­tische bo­dem haalt.
Wikipedia: Yemen Hunt Com­pany.
De olievelden in Jemen. (Af­beel­ding van petrolitico.blogspot.nl)

Te­rug.

*(3)
Islah-partij. (De islaah: al-Iṣlāḥ (ﺍﻟﺈﺻﻠﺎﺡ) be­te­kent ‘de her­vor­ming’, in de zin van ‘ver­be­te­ring’.) De Is­lah-par­tij is een par­tij met een con­ser­va­tie­ve / fun­da­men­ta­lis­tische agen­da, ge­lieerd aan / on­der­steund door Saoe­di-Ara­bië.
(Wikipedia: al-Islah (Yemen).

Te­rug.


MenuFo­toBe­ginIndex en het eindeTrans­criptie.

Meer informatie.

GM.: Google Maps. – Wi.: Wi­ki­pe­dia. – Web.: website. – F.: foto’s in Google Maps.
Dahran (al-Ẓahrān):
GM., Wi.
:ﺍﻟﻈﻬﺮﺍﻥ

MenuFo­toBe­ginEindeTranscriptie.

Index

Index van ter­men:
Index van per­so­nen:
.
Index van lo­ca­ties:

Me­nuFo­toBe­ginHoofd­in­dex.

Trans­criptie van de klin­kers in Ara­bische woor­den.

A / a klinkt als ‘a’ in ‘pan’, I / i klinkt als ‘i’ in ‘pin’, U / u klinkt als ‘oe’ in ‘poen’.
Ā / ā klinkt als ‘a’ in ‘ma’, Ī / ī klinkt als ‘i’ in ‘mi’, Ū / ū klinkt als ‘oe’ in ‘moe’.

Klik hier voor het over­zicht van de trans­crip­tie in Ara­bische woor­den.

Me­nuFo­toBe­ginHoofd­in­dex.


Jemen 1997
Jemen 1997 (be­knopt over­zicht).
Je­men 1997: de da­gen in chro­no­lo­gische volg­or­de.
Je­men 1997: al­le foto’s.


Jemen 1996
Jemen 1996 (be­knopt over­zicht).
Je­men 1996: de da­gen in chro­no­lo­gische volg­or­de.
Je­men 1996: al­le foto’s.


De au­teur de­zes kan niet ga­ran­de­ren dat al­le links naar ex­ter­ne web­si­tes (dus die van der­de par­tij­en) al­tijd zul­len blij­ven be­staan. Fo­to’s in Goog­le Maps, bij­voor­beeld, kun­nen ver­dwij­nen wan­neer de ei­ge­naar ze weg­haalt. Ook aan an­de­re links kan een ein­de ko­men, of kun­nen in on­ge­bruik ra­ken.
Wan­neer u een niet wer­ken­de link con­sta­teert kunt u dat mel­den in het re­ac­tie­veld. Bij voor­baat dank.

Jemen, 17 juni 1996

Wādī Duᶜan: Raybūn.

Onderweg naar de archeologische site van Raybūn in Wādī Duᶜan, waar rond het begin van onze jaartelling een tempel stond voor het aanbidden van de maangod(in) Sīn.
Ik bleef het landschap van de Wādī omringd door de tafelbergen fascinerend vinden en ik kon er geen genoeg van krijgen. Mysterieus mooi vond ik het.

Athaaf al-Nadiem AR en NL

Twintig jaar geleden: dagboekfragment 17 juni 1996 (maandag).

Naar het einde, de index, of de transcriptie.

Ṣanaᶜā’ – Leiden.
Een half uur eerder dan gepland komt ᶜAbd al-Raḥmān A. met de bevriende taxichauffeur die me naar de luchthaven brengt. Onderweg begint het te regenen: pijpenstelen!
Ik betaal 2.000 riyāl aan ᶜAbd al-Raḥmān voor de taxi.
Als ik ingecheckt ben en mijn 32 kg zware koffer als 20 kg is geboekt ga ik even terug naar ᶜAbd al-Raḥmān en geef hem 6.000 riyāl (die ik apart gehouden had, als ik misschien moest bijbetalen voor overgewicht.) Hij had 6.000 riyāl schade geleden door slechte afspraken, tijdens het bezoek van de mensen van het Institut du Monde Arabe uit Parijs. Ik geef het geld hiervoor. Hij wil het niet hebben, maar ik dring aan. Natuurlijk neemt hij het op den duur aan. Ik wil dat hij het neemt.
Ik heb nu nog 326 dollar en 800 riyāl over.
We nemen afscheid en we gaan ie­der onze weg.
In afwachting van de vertrektijd bestudeer ik de veiligheidsmaatre­gelen op de luchthaven. Die zijn er, maar zo lek als een mandje.
Dat weet de Jordaanse lucht­vaart­maatschappij Royal Jordanian ook, want iedereen die aan boord komt wordt gefouilleerd. (Vrouwen ook?)
Mijn speciaal gevraagde plaats is be­zet. De jongen wijst naar de vrije stoel langs het gangpad. Ik insisteer en hij staat met een lang gezicht op.
Ik zit tijdens de terugreis naar Neder­land lang naast het raam. Mekka en Medina gaan schuil onder een dikke wolkenlaag.
De vrouw van de jongen is er ook, maar hij zit naast zijn vader. Hij draagt de gebruikelijke zilveren trouw­ring. (Voor islamitische man­nen zijn gouden sieraden verboden.) Zijn moeder en stralend mooie zusje in schitterend versierde kleren, zit­ten in de buurt. Zijn vrouw (als het zijn zus is, waarom draagt hij dan een trouw­ring?) en moeder zijn helemaal in het zwart met gezichts­sluier: niqāb. Ze gaan op vakantie naar Jordanië. Welke Jemeniet kan dat betalen? Qāt-boeren alleen maar!
Op de luchthaven van Amman, Jordanië, waar ik op mijn volgende vlucht moet wachten, breng ik de tijd door met het lezen van het geprinte rapport van het Tarīm-project en met het kijken naar mooie vrouwen.
In Tarīm zullen vandaag de dadels rijp zijn.
Aan boord van het vliegtuig van Amman naar Amsterdam kom ik naast een sexy meid te zitten, maar ik merk meteen dat die niet ‘in’ is voor een praatje.
Een oudere Palestijnse (?), die alleen reist, wordt naast een man geplaatst, maar daar wil ze niet gaan zitten. Die plaats is naast het raam en ik zie mijn kans schoon. Ik had een plaats aan een raam gevraagd, maar die was er niet.
De oude Palestijnse en een andere vrouw zijn mij zeer dankbaar dat ik met haar wil ruilen. Zij naast de mooie, maar zwijgende, vrouw en ik naast het raam.
Tot mijn grote verbazing vliegen we over de Dode Zee en Jeruzalem. De koepel van de Qubbat al-ṣaḵra (de Rotskoepelmoskee) in de ḥaram al-šarīf (het Edele Heiligdom, de Tempelberg) staat er glinsterend bij.
De stad is mooi, maar doet me niet veel. We vliegen over de landings­strip van Ramallah en dus over het huis van Zakī D.(?) Over de Bir Zeit Universiteit, waar wellicht NvB verblijft. (En komende vrijdag weg­gaat.)
Mijn buurman op deze vlucht is een 33-jarige Syrische chirurg die in de Saoedische ‘Tuin’ (al-Riyāḍ = de tuin) werkt en eens per jaar 45 dagen in Chicago van de westerse vrijheid gaat genieten. (Zijn vrouw ging naar haar familie in Syrië.)
In al-Riyāḍ bestaat het uitgaansleven uit winkelen. Verder is er niets. Geen bioscopen, niets, helemaal niets. Verder geen gebrek aan luxe. Zijn ziekenhuis heeft alle nood­zakelijke apparatuur.
Hij laat zich graag voorlichten over Jemen, want hij had eens overwogen om daar te werken, maar verkoos al-Riyāḍ.
De film: “Gold diggers” is een flauwe film, maar de (jonge) actrices zijn sexy en dat is het enige waar ik op let.

Jan Just Witkam haalt me op Schiphol op en brengt me thuis. (Volgens afspraak.)
In Leiden doe ik boodschappen. De Winkelsluitingswet is gewijzigd en winkels mogen tot 8.00 uur ’s avonds open blijven.

Eten: brood met witte bonen in tomatensaus.
Bed circa 20.00 uur: uitgeput.

In het zuiden van Jemen werd ik vooral dikker, geheel tegen de verwachting in. Mijn kakibroeken waren te nauw toen ik vertrok, maar ik verwachte dat ze me gauw zouden afglijden. Het leven vol inertie en het vette eten, met veel kip, veroor­zaakte het tegenovergestelde.

Seks met vrouwen behoort in Jemen vrijwel tot de onmogelijkheden. Met mannen durfde ik het, voor mijn reputatie, niet aan. Er zijn boven­dien maar weinig echt aantrek­kelijke mannen. Veel zijn vreselijk mager.
Van de toeristen waren er maar een paar die ik nu (in de overvloed van Nederland) echt aantrekkelijk zou vinden. Geen enkele was zonder man.

Dit is het einde van de tekst in mijn dagboek.

Vanaf 24 april jl. maakte ik dagelijks een verslag van de zakelijke kant van het project. In dat verslag staat op sommige dagen interessante infor­matie, die niet in mijn dagboek voorkomt. Hier volgt een deel uit die tekst.

Fragment uit het verslag van 17 juni.
In het Qaṣr al-Qubba-hotel in Tarīm vertelde men mij verschillende keren dat de dadels over zoveel dagen rijp zouden zijn. Als ik ‘zoveel dagen’ uitrekende kwam ik iedere keer op maandag 17 juni uit, de dag van mijn thuisreis. (Nu blijkt dat er rond 17 juni ernstige overstro­mingen in Tarīm zijn. Voor dadels zullen de mensen geen tijd hebben. Hoe vergaat het Ḥusayn, de jonge jongen die de dadelboerderij van zijn vader bestiert, die zelf ergens ver weg werkt?)

[…]

De familie die in het vliegtuig naast mij zit gaat op vakantie in Jordanië. Welke Jemeniet kan een reis naar het buitenland betalen? De man zal ongetwijfeld zijn geld verdienen met het verbouwen van qāt.
Gisteren vroeg ik aan Ǧamāl hoe het zat met de qāt-boeren. Zijn dat nu criminelen of niet? Hij vertelde dat ze vroeger, tien jaar geleden, wel als criminelen werden gezien, maar nu er zoveel verslaafden zijn is hun positie aanmerkelijk verbeterd. De afhankelijken zien hun verstrekkers waarschijn­lijk niet als een crimineel, maar als een goed mens.

[…]

Mijn Syrische buurman in het vliegtuig, na Amman, Mazen, is chirurg in al-Riyāḍ. In zijn zieken­huis werken alleen maar buitenland­se verpleegsters, voorname­lijk uit de Filippijnen. De voertaal is derhalve Engels. Voor de overwegend Ara­bische cliënten zijn er enkele verta­lers in dienst. Het ontbreekt in die ziekenhuizen aan niets, wat appara­tuur betreft.
Dat is in Jemen wel anders. Ik begreep al van een Nederlandse verpleegster, die in Tarīm op bezoek was, dat er geen ziekenhuizen zijn waar vrouwen opgenomen kunnen worden.

[…]

Mazen vertelt ook dat hij in zijn jonge jaren zich voor manuscripten (handschriften) geïnteresseerd had, maar nadat hij begrepen had dat het lezen daarvan geen eenvoudige klus was, was zijn belangstelling snel verdwenen.
Hij vertelt dat in Aleppo de belang­rijkste verzameling micro­films van heel Syrië te vinden is, met micro­films uit de hele Arabische wereld.

[…]

Leiden is een ‘culture shock’. De zon schijnt een beetje. Waarom lopen de mensen allemaal half bloot over straat?
Hedenochtend nog zag ik vrouwen waarvan ik alleen de ogen kon zien, omdat hun lichaam verscholen ging achter zwarte doeken. Nu zie ik vrouwen waarvan ik alleen de ogen niet kan zien, omdat die verscholen gaan achter zwarte Ray Bans.

Dit is het einde van het verslag van 17 juni.

Index van termen: Bir Zeit Universiteit, Gold diggers, Institut du Monde Arabe, niqaab, Qasr al-qubba-hotel, qat, Ray Ban, Rotskoepelmoskee, Royal Jordanian, Winkelsluitingswet,

Index van personen: ᶜAbd al-Raḥmān A., Ǧamāl, Ḥusayn, Jan Just Witkam, Mazen.

Index van locaties: Aleppo, Amman, Dode Zee, Jeruzalem, Jordanië, Leiden, Medina, Mekka, Ramallah, Raybun, al-Riyaad, Ṣanaᶜā’, Schiphol,  Syrië, Tarīm, Tempelberg, Wadi Duan,

Dit is het einde van dag 93 (van 93 dagen totaal) van mijn verblijf in Jemen in 1996. Naar dag 1. (Naar alle gepubliceerde dagen.)

Top

Transcriptie van de klinkers in Arabische woorden.

A / a klinkt als ‘a’ in ‘pan’, I / i klinkt als ‘i’ in ‘pin’, U / u klinkt als ‘oe’ in ‘poen’.
Ā / ā klinkt als ‘a’ in ‘ma’, Ī / ī klinkt als ‘i’ in ‘mi’, Ū / ū klinkt als ‘oe’ in ‘moe’.

Klik hier voor het overzicht van de transcriptie in Arabische woorden.

Top

Jemen, 16 juni 1996

Qasr al-Qubba-hotel, Tarim.
Qaṣr al-Qubba-hotel in Tarīm. V.l.n.r.: Man­ṣūr van de cafetaria, de bewaker, ondergete­kende, Sālim al-T., receptionist (hij is ook le­raar Engels). Een onbekende lange bezoeker, zeker uit het Noorden, gezien zijn lange witte dišdāša (ṯawb). Op de achtergrond het zwem­bad voor Jeme­ni­tische mannen.

Athaaf al-Nadiem AR en NL

Twintig jaar geleden: dagboekfragment 16 juni 1996 (zondag).

Naar het einde of de index.

Ṣanaᶜā’.
Wakker van de aḏān al-faǧr om on­geveer 04.15 uur. Ik kan niet goed meer slapen en sta om 04.50 op.
Ik denk aan de woorden van Nico: dat hij in het kasboek privézaken en taxi nooit bij elkaar zette, anders zou een deel van de taxikosten als privé kunnen worden aangemerkt. Nu hielden we en hield ik alle taxikosten als projectkosten aan, maar ik hield de taxi niet altijd uit de buurt van de privékosten. Ik besluit het kasboek te herschrijven en werk eraan van circa 05.00 tot 09.00 uur.
Ik ga naar de Algemene Organisatie etc., waar ik mijn paspoort aan Ǧamāl geef, die naar de paspoort­autoriteiten gaat.
ᶜAbd al-Raḥmān A. en ik worden ontvangen door dr. Aḥmad al-Š. voor een informeel gesprek.
Sprekend over de lawaaierige aḏān blijkt dat hij niet uitmunt in geloof. (Hij vindt ze ook te lawaaierig, maar dat mag je niet hardop zeggen, want dan wordt je beschuldigd van blas­femie, waarop de doodstraf staat.)
Met ᶜAbd al-Raḥmān bezoek ik de met een kwart ton gerestaureerde al-Nūba? toren in Ṣanaᶜā’. (Ongeveer tachtig jaar oud.) Wel ja, het geld, de ene helft van het geschenk aan Jemen, moest op. De al-Aḥqāf-bi­blio­theek kreeg de andere helft. (Twee­hon­derdvijftigduizend gulden.)
Bij de Algemene Organisatie bewon­der ik de ogen van enkele dames die in het zwart gekleed gaan en ga naar het hotel om te rusten, zodra ik mijn paspoort via Ǧamāl terug heb.
Op aanraden van ᶜAbd al-Raḥmān (gisterenavond) nodig ik Ǧamāl ook uit voor etentje in het restaurant van het Taj Sheba hotel, alles en iedereen op mijn kosten.

Bed, circa anderhalf uur.
Financiën: verbeterd kasboek gereed maken.
Nu 17.30 uur.
Weer: fris, in de zon, af en toe aanwezig, warm.

Ik ruim mijn spullen goed op en ben rond 19.00 in het Taj Sheba hotel. ᶜAbd al-Raḥmān, die er rond 19.00 uur zou zijn om zijn vriend Ǧamāl te ontmoeten, komt pas circa 19.30 en zijn vriend tegen 19.50 uur. Dan komt ook CR, van de Nederlandse Ambassade.
Het is een gezellige avond, die pas laat op gang komt, want ik weet niet goed wat ik met Ǧamāl moet bespreken, want ik ken hem nog maar kort.

Ik ben rond 22.45 uur in het al-Qāsmī-hotel en heb nu serieus last van diarree. Eergisteren, na de eerste pizza deden zich al proble­men voor. Na de tweede pizza weer, en nu, na de derde westerse maaltijd is het probleem ernstig. Ik moet lang zoeken tussen de meegebrachte medicijnen, maar uiteindelijk vind ik toch de antidiarree pillen.
Ik wil niet meer gaan slapen, want ik vertrouw de wekker niet en vrees bovendien dat ik me zal verslapen, zoals bij het vorig bezoek aan Ṣanaᶜā’ (15 mei) ook gebeurde.
Ik schrijf het dag-verslag op de com­puter en als ik de woorden van Ǧamāl van deze avond neerschrijf valt het kwartje, een zeer belangrijk kwartje.

Dit is het einde van de tekst in mijn dagboek.

Vanaf 24 april jl. maakte ik dagelijks een verslag van de zakelijke kant van het project. In dat verslag staat op sommige dagen interessante infor­matie, die niet in mijn dagboek voorkomt. Hier volgt een deel uit die tekst.

Fragment uit het verslag van 16 juni.
Ik krijg via Ǧamāl mijn uitreisvisum.

[…]

Van ᶜAbd al-Raḥmān hoor ik dat er in het Zuiden overstromingen zijn. De weg tussen Tarīm en Say’ūn is geblokkeerd.
(Van Pa en Ma hoor ik op 19 juni dat er in hun krant stond dat er in Oost-Jemen veel mensen verdronken zijn na overstromingen en dat veel huizen ingestort zijn.)

[…]

Na het gezellige etentje in restau­rant Bilquis van het Taj Sheba Hotel (Ali ᶜAbdul-Moghni Street in Ṣanaᶜā’) typ ik in mijn computer het verslag van deze dag en noteer daarbij ook wat Ǧamāl mij over zijn leven vertelde.
Al schrijvend (typend) wordt mij plotseling duidelijk dat zijn verhaal de sleutel is tot de oplossing van een, voor mij tot nu toe, onbegrijpelijke legpuzzel.
Ik schreef in brieven naar vrienden en vriendinnen in Nederland:
[…] de andere medewerkers doen […] niets. Als ze na een halve dag voor zich uitstaren, op de klok zien dat het half twee is, trekken ze zich terug om te gaan rusten. […] Er ontstond enige paniek toen bleek dat wij door willen werken, zodra de container met het materiaal aankomt.
Dan zouden ze na de middag ook nog gedwongen worden voor zich uit te staren, zonder dat ze aan rusten zouden toekomen
. (Einde citaat.)
Ik begreep niet goed waarom ᶜAbd al-Raḥmān een vergoeding uit het project wilde hebben. Was dat gewoon hebzucht? Dat extra werk dat hij claimde te doen, daarvoor werd hij toch betaald door zijn werkgever. Je bent directeur of je bent het niet, toch?
Ǧamāl zegt 10.000 rial [f. 130,00] per maand te ontvangen van zijn baas, de Algemene Organisatie. Hij heeft echter 30.000 rial per maand nodig.
Ik vraag of hij qāt gebruikt. Dat doet hij twee dagen in de week, slechts op donderdag en vrijdag.
“Hoe kom ik aan 30.000 rial?” vraagt hij. (Ik vrees een verzoek tot bij­drage.)
’s Morgens werkt hij bij de Algemene Organisatie voor Archeologie, Musea en Handschriften als Public Relations Officer. In de namiddag werkt hij bij zijn oom in een meubelwinkel en krijgt daarvoor 9.000 rial. De andere 11.000 rial verdient hij door op de luchthaven de doorvoer van handelswaar te bespoedigen. (Fixer.)
Hij kent veel mensen in de handelsbranche, want zijn vader had ook een winkel (hier, naast het Taj Sheba hotel) en hij kent de wetten. Als goederen ingevoerd moeten worden blijven die soms een week bij de douane liggen. Ǧamāl kent wegen (zonder veel steekpenningen (rašwa) te betalen) om de termijn tot twee dagen te bekorten. Op­dracht­gevers betalen voor deze diensten.
Zijn vrouw is een sociologe, die nu in verwachting is van hun tweede kind. Zij verdient bij een particulier instituut 12.000 rial per maand. De overheid betaalt voor hetzelfde werk slechts 8.000 rial.
Als ik weer in het hotel ben duurt het nog een hele tijd voordat het kwartje valt. Dat gebeurt wanneer ik de woorden van Ǧamāl in de computer intik. Dan wordt plotseling ‘alles’ duidelijk voor mij.
De medewerkers van de al-Aḥqāf-bi­bliotheek, die in paniek raakten bij het woord ‘overwerk’ en zeiden dat zoiets dagen van te voren aange­vraagd moest worden, waren niet te lui om te werken. Integendeel, zij zijn harde werkers. Na de middag en in de avond moeten ze natuurlijk hard aan slag om het resterende bedrag voor hun levensonderhoud bij te verdienen.
Abd al-Qādir, bijvoorbeeld, heeft een eigen bedrijf waar hij samen met Sjeik AB. ᶜUqūd-zaken (huwelijks­con­tracten) behandelt.
Van de anderen weet ik hun neven­in­komsten niet. Ik vroeg er niet naar, want ik dacht dat ze lui waren.
De taxichauffeur die me gisteren­avond naar het hotel bracht, werkt ’s ochtends bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en ’s middags als taxichauffeur.
Sālim al-T. in het Qaṣr al-Qubba-hotel werkt ’s ochtends als leraar Engels en ’s middags en ’s avonds als receptionist.
De vrouw van Hussain al-A., de andere receptionist van het Qaṣr al-Qubba-hotel werkt als gymnastiek­lerares in de school voor meisjes.
Een verhelderende avond. Anderhalf uur voor mijn vertrek naar de luchthaven en een paar uur voordat ik Jemen verlaat, heeft Ǧamāl een groot licht laten schijnen op de aldoor omfloerste opmerkingen over geld. Nooit werd me rechtstreeks verteld hoe de vork in de steel zit, in welke geldnood men verkeert, wat men allemaal moet doen om normaal te kunnen leven.
ᶜAbd al-Raḥmān vertelde enige weken geleden dat sommige amb­tenaren niet op hun werkplek verschijnen, of slechts tweemaal per dag. ’s Ochtends om hun aanwe­zigheidshandtekening te zetten en ’s middags om te tekenen dat ze naar huis gaan. In die tussentijd doen ze andere werkzaamheden, bij andere werkgevers of als zelfstandige. Ik heb dat verhaal gehoord, maar nooit een link gelegd naar noodzaak, ik achtte dit pure diefstal waartegen niet opgetreden werd.
Ambtenaren die bij het elek­trici­teitsbedrijf werken, zo vertelde ᶜAbd al-Raḥmān, krijgen gratis elektri­ci­teit, ambtenaren bij het telefoon­bedrijf krijgen gratis telefoon, maar wat krijgen ambtenaren die in een museum werken?
“Gratis toegang,” stelde ik, tot hilariteit van ᶜAbd al-Raḥmān. (De toegangsprijs is vijf rial per persoon (f. 0,07), dat hebben ze dan toch mooi verdiend, iedere dag!)
In elk geval is duidelijk, wil het Tarīm-project volgend jaar ook slagen, dat er dan voldoende geld gereserveerd moeten worden om in­komstenderving van de medewer­kers op te vangen.

Dit is het einde van het verslag van 16 juni.

Uit mijn herinneringen:
In Jemen ontving ik brieven van vrienden en vriendinnen uit Neder­land. Een van hen sprak in haar brief over de ‘Gekkekoeienziekte’. Dat speelde kennelijk in het nieuws. Ik kon aan haar verhaal geen touw vastknopen. Ik had geen idee waar ze het over had. In Jemen hoorde ik niets van wat er in de wereld gebeurde.

Nog moet ik vermelden dat ik bij bezoeken aan allerlei landen in de Arabische wereld steeds weer ont­dekte dat mensen daar niet kunnen kaartlezen. Ze waren zelfs niet in staat op de stadsplattegrond de straat aan te wijzen waarin ze zelf woonden, of een gebouw te vinden, waar we op dat moment voor stonden. In Zuid-Jemen, daarente­gen, was kaartlezen geen enkel probleem. Alle mensen die ik een landkaart of plattegrond toonde, konden daarmee overweg. Het communistisch onderwijs was dan toch nog ergens goed voor geweest.

 

Index van termen: aḏān, Algemene Organisatie, dišdāša, Fixer, Gekke­koeienziekte, Nederlandse Ambas­sade, al-Qāsmī-hotel, al-Qaṣr al-Qubba-hotel, qāt, rašwa, ṯawb, ᶜUqūd.

Index van personen: ᶜAbd al-Raḥmān A., ᶜAbd al-Qādir, Sjeik AB., Aḥmad al-Š., CR, Ǧamāl, Ḥusain al-A., Sālim al-T.

Index van locaties: Ali Abdul-Moghni Street, Ṣanaᶜā’, Say’ūn, Tarīm.

Dit is het einde van dag 92 (van 93 dagen totaal) van mijn verblijf in Jemen in 1996. Naar dag 1. (Naar alle gepubliceerde dagen.)

Top

Transcriptie van de klinkers in Arabische woorden.

A / a klinkt als ‘a’ in ‘pan’, I / i klinkt als ‘i’ in ‘pin’, U / u klinkt als ‘oe’ in ‘poen’.
Ā / ā klinkt als ‘a’ in ‘ma’, Ī / ī klinkt als ‘i’ in ‘mi’, Ū / ū klinkt als ‘oe’ in ‘moe’.

Klik hier voor het overzicht van de transcriptie in Arabische woorden.

Top

Jemen, 15 juni 1996

Wadi Do'an.
Een sfeerbeeld in Wadi Do’an.

Athaaf al-Nadiem AR en NL

Twintig jaar geleden: dagboekfragment 15 juni 1996 (zaterdag).

Naar het einde of de index.

Ṣanaᶜā’.
De hele nacht en ook ’s ochtends nog regent het pijpenstelen.
Tegen de ochtend ben ik licht ziek.
Ontbijt.

Ik loop naar de Algemene Orga­nisatie … etc., en laat me door Ǧamāl een exit-visum voorbereiden, maar dat duurt weer bureaucratisch lang en daarna zou ik ook nog naar het migratiekantoor moeten. Eerst moet dr. Yūsuf MA. dit formulier tekenen, maar die is er niet. Het heeft hard geregend en alle straten staan onder water, dus het kan nog wel eens een hele tijd duren voordat hij komt.
Mijn geduld is op en ik zeg dat ik morgen terugkom.
Ik ga naar de Nederlandse Am­bas­sade en hoor daar dat een uitreis­visum nodig is.

Ik ga naar het Yemen Computer Centre waar ik naar Arabische soft­ware en een beschrijving vraag voor de Hewlett Packard laserprinter 5P/MP. Vanavond kan ik terugko­men voor de betreffende kopieën.

In het al-Qāsmī-hotel werk ik mijn financiën bij en maak het verslag van deze dag tot nu toe, op mijn computer.

De Wādī al-Sayla staat vol water en stroomt wild. Het is volksvermaak nummer één, hier in Ṣanaᶜā’.

Tegen 16.45 is ᶜAbd al-Raḥmān A. hier en we gaan naar het Centrum voor Moderne Kunst in de oude stad. Dat is vlakbij. Er is niet erg veel bijzonders te zien. Een beroemde Jemeniet doet niets anders dan Picasso imiteren. (Ṭufayl, of zo, heet hij.) Hij schijnt er rijk van te worden. Het enige werk dat me een beetje aanspreekt is van ene Yāsīn. Zijn mooiste kost 80 dollar. Ik laat het werk hangen.
In een galerie, Gallery no 1 in de Khartoem Street, zitten de door de regering gesponsorde rijke kunste­naars hun non-werk te verkopen.
We bezoeken ook een bibliotheek van al-ᶜAfīf, waar ook schilderijen te zien zijn. De oude al-ᶜAfīf voert een oorlog tegen de qāt-gebruikers en qāt-verbouwers.

Het Yemen Computer Centre kreeg geen medewerking van Hewlett Packard om software en beschrijving te mogen kopiëren. Een vriend van de technicus heeft dezelfde printer en ᶜAbd al-Raḥmān kan over enkele dagen terugkomen om het gevraag­de gratis op te halen.

Ik ga alleen eten in het restaurant van gisteren. ᶜAbd al-Raḥmān gaat terug naar zijn vrienden in Gallery no 1, in Khartoem Street.
In het restaurant is me geen rust gegund. Drie snaken nodigen me aan tafel. Een spreekt maar Engels en de conversatie loopt via hem. Als binnenkomer verwijt hij westerlin­gen koel te zijn en prijst de Arabieren om hun warmbloedige aard.
Het leven van de Arabieren is zonder problemen (…). Als wijze raad geeft deze lummel me het advies me in het vervolg onder Arabieren te men­gen en niet zo afstandelijk te zijn. Onafwendbaar begint ook weer het gezeur over hun en mijn godsdienst. Als ik zeg dat hem dat niks aangaat, is hij bijna beledigd: “Er kan toch over gepraat worden.” Enzovoorts.
Zijn vader schijnt rijk te zijn: qāt-verbouwer.
Hij wil neuken, maar er is geen geschikt lichaam beschikbaar. Hij zal waarschijnlijk met zijn nicht (bint al-ᶜamm) trouwen. Hij zag haar gezicht voor het laatst toen ze jonger dan vijftien jaar was. Hij wil haar en heeft het gevoel dat zij hem ook wil.
Hij kauwt geen qāt en zou ook niet willen dat zijn aanstaande dat zou doen. Zijn vader en jongere broer kauwen wel.

Met de taxi naar het hotel: de chauffeur werkt voor 10.000 rial per maand bij het ministerie van Binnenlandse zaken. (’s Ochtends.) Daarna rijdt hij taxi. Hij zal achter in de twintig zijn, is getrouwd en heeft een kind.

Dit is het einde van de tekst in mijn dagboek.

Vanaf 24 april jl. maakte ik dagelijks een verslag van de zakelijke kant van het project. In dat verslag staat op sommige dagen interessante infor­matie, die niet in mijn dagboek voorkomt. Hier volgt een deel uit die tekst.

Fragment uit het verslag van 15 juni.
In de Nederlandse Ambassade ont­moet ik CR. Zij vertelt over de qāt-sessies voor vrouwen, die zij bij­woonde. Daar zijn de vrouwen in doorzichtige kleding gekleed en spreken luid en agressief over de meest intieme details, zonder schaamte, over de omgang met hun echtgenoot. Ze zijn dan veel vrijer dan enige seksueel bevrijde Neder­landse of Nederlander, volgens CR.
CR heeft de indruk dat de vrouwen hier in Jemen zich in een minder onderworpen positie bevinden dan de vrouwen in Syrië, waar zij ook studeerde.

[…]

Op de markt koopt ᶜAbd al-Raḥmān stof voor zijn vrouw. Bijzonder is dat deze per kilo wordt verkocht.

[…]

In het al-Qāsmī-hotel betaal ik de overwerkvergoeding aan ᶜAbd al-Raḥ­mān. Een bedrag overeenkom­stig met drie maandsalarissen van zijn werkgever.

[…]

De echtgenote van de plaats­vervangend ‘Chef de Poste’ van de Nederlandse Ambassade had me gezegd dat de kunst van ᶜAbd al-Raḥmān (autodidact) niet boven de rest uitkwam, nadat ze zijn Šibām-poster had gezien. De rest van de kunstenaars stelde volgens haar niet veel voor. Ik was toen een beetje teleurgesteld over haar kwalificatie, maar op grond van wat ik nu in de kunstgalerieën zag, moet ik haar gelijk geven.

Dit is het einde van het verslag van 15 juni.

Index van termen: Algemene Organisatie, bint al-ᶜamm, Neder­landse Ambassade, al-Qāsmī-hotel, Qāt, Yemen Computer Centre.

Index van personen: ᶜAbd al-Raḥmān A., al-ᶜAfīf, CR, Ǧamāl, Ṭufayl, Yāsīn, Yūsuf MA.

Index van plaatsnamen: Khartoem Street, Šibām, Ṣanaᶜā’, Wādī al-Sayla.

Dit is het einde van dag 91 (van 93 dagen totaal) van mijn verblijf in Jemen in 1996. Naar dag 1. (Naar alle gepubliceerde dagen.)

Top

Transcriptie van de klinkers in Arabische woorden.

A / a klinkt als ‘a’ in ‘pan’, I / i klinkt als ‘i’ in ‘pin’, U / u klinkt als ‘oe’ in ‘poen’.
Ā / ā klinkt als ‘a’ in ‘ma’, Ī / ī klinkt als ‘i’ in ‘mi’, Ū / ū klinkt als ‘oe’ in ‘moe’.

Transcriptie van de medeklinkers in Arabische woorden.

Top

Jemen, 14 juni 1996

Alziend oog.
In Ḥurayḍa (Wādī ᶜAmd) fotografeerde ik dit opvallende ‘raam’ boven de toegangsdeur van een moskee. Het lijkt sterk op een symbool van de katholieke kerk. Twee bladzijden van een boek (de tien geboden?) opengeslagen, met een soort van kelk in het midden met daarboven het stralende “alziend oog” van God.
Ook de koepel boven de deur is elegant vormgegeven.

Athaaf al-Nadiem AR en NL

Twintig jaar geleden: dagboekfragment 14 juni 1996 (vrijdag).

Naar het einde of de index.

Ṣanaᶜā’.
Op 7.00 uur.
Ontbijt.
Het regent pijpenstelen.
Dagboek bijwerken.

Ik werk tot rond 14.00 aan het verslag op mijn computer.
Financiën.
Computer: spelletjes.
Tegen 16.45 uur komt ᶜAbd al-Raḥmān A. en handelen we de nog lopende financiële zaken af.
Ik geef hem een groot bedrag in dollars, bestemd om de openstaande rekeningen, veroorzaakt door het Nederlandse geschenk aan de al-Aḥqāf-bibliotheek, te betalen.
Daarna ga ik op de markt geld wisselen.
De koers is 118,5 rial. Gisteren was de koers 117 rial.
We gaan in Ḥadda Street dure winkels bekijken, want computer­win­kels zijn gesloten. Daarna eten we een pizza, ergens: lekker.
Naar mijn kamer in al-Qāsmī-hotel, circa 22.00 uur.
Financiën.
Bed 23.00 uur.
Vanmiddag op mijn kamer had ik koude voeten!
Rond het ontbijt regende het pij­pen­stelen.
Vanmiddag gaf ik ᶜAbd al-Raḥmān een geschenk van 10.000 rial (f. 130,00) uit eigen beurs, als dank voor de vriendschap. Geld is het enige dat de mensen hier in Jemen kunnen gebruiken.

Dit is het einde van de tekst in mijn dagboek.

Vanaf 24 april jl. maakte ik dagelijks een verslag van de zakelijke kant van het project. In dat verslag staat op sommige dagen inte­ressante infor­matie, die niet in mijn dagboek voorkomt. Hier volgt een deel uit die tekst.

Fragment uit het verslag van 14 juni.
ᶜAbd al-Raḥmān wil graag dat Sjeik AB. in de bibliotheek terugkeert. Hij is nodig wegens zijn grote kennis van en over de bibliotheek.

[…]

ᶜAbd al-Raḥmān vertelt over de politieke richting van Sjeik AB. Veel mensen kennen hem, maar zijn niet bekend met de politieke richting die deze man aanhangt. Op dat gebied is de Sjeik een onbekende voor hen. Er zijn er die beweren dat hij tot de Wahhābiyya behoort, anderen be­weren dat hij een Ṣūfī is, weer anderen dichten hem nog een andere richting toe. Er was zelfs iemand die de Sjeik als een socialist omschreef.
Feit is dat de Sjeik, als voorzitter van al-Iṣlāḥ-partij, aan het begin van de burgeroorlog (1994) is opgepakt en twee maanden in de gevangenis heeft doorgebracht. Dat lot trof alle leiders van de socialisten onwel­ge­vallige partijen. Dus leiders van de Congrespartij en de Iṣlāḥ-partij. De leiders van de al-Rābiṭa-partij, die streefde voor een onafhankelijk zuiden en die in de communistische tijd een soort getolereerd onder­gronds bestaan leidde, werden niet opgepakt. Leden van die partij waren mensen met veel geld.
Na de oorlog liepen veel leden van de Rābiṭa-partij over naar de Congres­partij en de Iṣlāḥ-partij.
De president van Jemen wilde de Rābiṭa-partij opheffen omdat die te weinig leden zou hebben. Die partij publiceerde toen in een grote lan­delijke krant de namen van alle leden. Een van die mensen was Sjeik AB.
De Sjeik beweerde toen dat het iemand anders moest zijn, maar het probleem is dat er in Jemen niet veel mensen met zo’n naam zijn. In het Noorden zeker niet, want in Ṣanaᶜā’ en omgeving wordt zijn tweede voornaam (feitelijk de voornaam van zijn vader) alleen door joden gebruikt. In het Zuiden is dat niet het geval.

[…]

Sprekend over Sjeik Aḥmad Zakī al-Yamānī komt de terrorist Carlos ter sprake. Die zou jarenlang in Zuid-Jemen gewoond hebben en een rood paspoort hebben gehad: een diplo­matenpaspoort. Voor de gewone Jemeniet is er alleen het zwarte paspoort, waarmee die voortdurend moeilijkheden ontmoet, als hij ermee reist.
Het Noorden verstrekte toentertijd vrij eenvoudig blauwe (nationale) paspoorten aan mensen die het Zuiden verlieten. Hiermee lagen de wereldgrenzen open. Een dergelijke opstelling bevorderde de unificatie, toen die aan de orde was.
De unificatie kwam omdat veel mensen genoeg hadden van het socialistisch systeeem en de regering vreesde in een soort burgeroorlog weggeveegd te worden. Met de be­lofte van het Noorden dat de zittende president mocht blijven zitten (liefde voor het pluche?) ging het Zuiden akkoord met de unificatie. Daarna ontstond er in het Zuiden onenigheid over de te volgen lijn en wilden de zuiderlingen weer aan de macht. Dat veroorzaakte instabiliteit, wat leidde tot de burgeroorlog van 1994.

[…]

Voordat Nico en ik uit Nederland vertrokken had hij (Nico), die Jemen al eens eerder bezocht, me verteld dat er in Jemen bijna geen cri­mi­naliteit voorkwam en dat gevan­genissen leeg stonden.
Bij alle stoplichten in Ṣanaᶜā’ verkopen kinderen stuursloten voor auto’s. Ik vond dat vreemd, en alle Jemenieten die ik erover sprak vonden het vreemd dat ik dat vreemd vond. Nu las ik in The Yemen Times dat de gevangenis van al-Mukallā uitpuilde en, zo werd me verteld, dat was met alle gevan­genissen het geval.
Verder is er nog een vorm van officiële criminaliteit, waarbij de geheime dienst tegenstanders van het regime intimideert en daarbij geweld en moord niet schuwt.

Dit is het einde van het verslag van 14 juni.

Indexal-Aḥqāf-bibliotheek, Con­gres-partij, al-Iṣlāḥ-partij, Joden, al-Qāsmī-hotelal-Rābiṭa-partij, Ṣūfī, WahhābiyyaThe Yemen Times.

Index van personen: Sjeik AB., ᶜAbd al-Raḥmān A., Carlos, Nico, Aḥmad Zakī al-Yamānī.

Index van plaatsnamen: Ḥadda Street, Ḥurayḍa, al-Mukallā, Ṣanaᶜā’, Wādī ᶜAmd.

Dit is het einde van dag 90 (van 93 dagen totaal) van mijn verblijf in Jemen in 1996. Naar dag 1. (Naar alle gepubliceerde dagen.)

Top

Transcriptie van de klinkers in Arabische woorden

A / a klinkt als ‘a’ in ‘pan’, I / i klinkt als ‘i’ in ‘pin’, U / u klinkt als ‘oe’ in ‘poen’.
Ā / ā klinkt als ‘a’ in ‘ma’, Ī / ī klinkt als ‘ie’ in ‘mie’, Ū / ū klinkt als ‘oe’ in ‘moe’.

Transcriptie van de medeklinkers in Arabische woorden

Top

Jemen, 13 juni 1996

Wadi Do'an.
Een impressie uit Wadi Do’an, die ik op 7 juni jl. bezocht. Daniël van der Meulen fotogra­feerde (in de jaren dertig) onderweg diverse gebouwen. Abd al-Rahmaan heeft fotokopieën van die foto’s. Wij foto­graferen dat wat Van der Meulen ook al fotografeerde. Het blijkt dat er sindsdien nogal wat veranderd is. Een enorm kasteel (toentertijd) was nu ‘ineenge­schrompeld’ tot de afmetingen van een nor­maal Zuid-Jemenitisch huis. Alle gebouwen zijn van mudbrick (madar) gebouwd. Links op de voorgrond liggen nog enkele bouwstenen op gestapeld

Athaaf al-Nadiem AR en NL

Twintig jaar geleden: dagboekfragment 13 juni 1996 (donderdag).

Naar het einde of de index.

Sana’a.
Gewekt door de salaat al-fadjr.
Op 05.45 uur.
Dagboek bijwerken.
Nu 7.30 uur.

Na het ontbijt ga ik naar het moderne telefoonkantoor, waar ik op 15 mei ook was tussen Zubayri street en Qasr street (Straat nr. 36?) om daar weer op een ‘ouderwetse’ manier (met telefoonkaarten) te bellen. Telecommunicatie en Jemen, dat gaat niet goed samen. Het moderne systeem, waar ik een maand geleden versteld van stond en waar iedereen bij stond te glunderen, werkt niet meer: “Fout in de software,” heet het, ‘maar je kunt me nog meer vertellen, dat geloof ik niet,’ denk ik.
Ik bel met Jan Just Witkam en met Pa en Ma. Alles ik o.k.

Ik koop The Yemen Times en lees in een kantoor van de Algemene Organisatie van Archeologie, Musea en Handschriften, waar ik nog voor Abd al-Rahmaan A. arriveer, alles over de achtergrond van het nog steeds voortdurende oproer in al-Moekalla. Een politieofficier van het bureau Zeden en Openbaar Goed Gedrag verkrachtte daar een vijf­tienjarig meisje en zijn baas en verdediger beschreef alle vrouwen van de Hadramaut als hoeren. De man is een Noorderling en wekte met zijn uitspraak de ressenti­menten van de zuiderlingen op, waarna de vlam in de pan sloeg, met als gevolg een nu al ongeveer één week durend oproer.

In diverse andere kantoren de Algemene Organisatie maak ik kennis met het als bureaucratisch (…) omschreven systeem van de Organisatie.
Veel geld zou gespendeerd worden aan administratie, terwijl er voor onderzoek niets overblijft.
Volgens mij echter, wordt er ook vrijwel niets aan administratie uitgegeven, maar slechts aan lonen, gezien de talloze volkomen lege bureaus waarachter enkele mensen zitten te thee lurken en te kletsen. De directeur van het hoofdkantoor is zelfs voor niemand aanspreekbaar, hoewel talloze mensen dat doen, al dan niet tegelijkertijd en over wisselende onderwerpen.
De directeur zit voortdurend te glimlachen, kijkt wazig rond, moet zich bij iedere vraag vermannen en antwoord met een afwezige glim­lach. Hij heeft wel wat op zijn bureau liggen, netjes opgestapeld, alsof er maandenlang niemand meer aan is geweest.
We, Abd al-Rahmaan en ik, wachten op een gesprek met het hoofd van de Organisatie, dr. Yoesoef A., die echter voorlopig geen tijd voor ons heeft en vele gasten ontvangt, onder andere dr. Hans-Caspar Graf von Bothmer van de Universiteit van Tübingen, die onderzoek doet naar illuminaties (verluchtingen) in hand­schriften in het Daar al-Mach­toetaat (het Museum van Hand­schriften), zo vertelt dr. AM. (de directeur van dat museum) mij, naast wie ik op de bank zit en met wie ik pas binnengekomen hand­schriften bekijk.
Eerst nog even naar het kantoor van al-oestaaz Moehammad al-S, die naast ons ook nog twee of drie anderen ontvangt, waar hij zich mee bezighoudt. Dit is natuurlijk de reden dat hier absoluut niets gebeurt, niet alleen hier, maar overal in de Arabische wereld. Nog voordat je uitgesproken bent met de ene, ben je, vaak zonder adempauze, al weer in gesprek met een ander, over een totaal verschillend onderwerp, die nauwelijks zijn zaak aangekaart heeft, alweer overstemd wordt door een derde. Enzovoorts. Er is geen gelegenheid om over dingen na te denken en wellicht wil men dat ook niet, gewoon lekker kletsen en verder niets.

Dr. Yoesoef A, uiteindelijk, wil details van de inhoud van de gift, maar gesterkt door de fax van Jan Just Witkam, zeg ik nogal brutaal tegen hem, dat hij blij moet zijn met het cadeau en als hij details wil hebben moet hij maar zelf gaan tellen.
Hij is in zijn wiek geschoten, maar wil niet weten welke boutjes en schroeven er zijn, alleen welke boe­ken er zijn en welk meubilair. Daar heeft Abd al-Rahmaan lijsten van.
Dr. Yoesoef blijft goed gehumeurd en wil me zaterdag of zondag voor de lunch uitnodigen, maar ik zeg dat ik al een afspraak heb. (Ik wil nu vooral afkicken van het zware, vermoeiende leven in de Hadramaut en geen gekrakeel en geklets aan mijn oren.)
Hij wil weten wat ik in de namiddag doe en ik zeg hem dat Abd al-Rahmaan en ik naar een rustige plaats gaan (zonder voortdurende storende personen) om het pro­gramma voor de nabije toekomst uit te werken.
Desgevraagd zeg ik hem dat er voor deze fase van het project geen geld meer over is.
Dat is waar en niet waar. Mijn beurs zit vol dollars, maar dat geld moet nog gedeeltelijk betaald worden aan mensen voor geleverde diensten en de rest is bestemd voor nood­zakelijke vervolgoperaties om het geleverde te kunnen gebruiken.
Abd al-Rahmaan en ik nemen een ‘zakenlunch’ (zo boek ik die) in een Palestijns restaurant al-Bostani, wat een mooi restaurant is en niet duur.
De hele verdere middag werken we aan de evaluatie van het project op korte termijn.
We vragen de koers van de dollar en trekken er één rial vanaf, wegens het koersverschil in Say’oen en komen aldus op een koers van 116 rial per dollar.

’s Avonds eet ik alleen: een vieze kip, maar wellicht kwam dat omdat ik bachoer (wierook) had gegeten. (Dat zou goed zijn voor het denk­vermogen.) De smaak was nog in mijn mond.
Hotel om 22.00 uur.
Financiën tot 00.30 uur.
Bed 01.00 uur.

Dit is het einde van de tekst in mijn dagboek.

Vanaf 24 april jl. maakte ik dagelijks een verslag van de zakelijke kant van het project. In dat verslag staat op sommige dagen interessante infor­matie, die niet in mijn dagboek voorkomt. Hier volgt een deel uit die tekst.

Fragment uit het verslag van 13 juni.
Bij de Algemene Organisatie van Archeologie, Musea en Hand­schriften schijnt enig tijd geleden ophef te zijn ontstaan door een voormalig medewerkster van die organisatie, die al langer weg wilde en nu een positie bij het Institut du Monde Arabe in Parijs aangeboden heeft gekregen. Zij klaagt in het interview over het feit dat bij de Organisatie de geldstroom voor­namelijk in de richting van de adminstratie vloeit en niet naar het onderzoek. (Volgens Abd al-Rahmaan is dat ook een klacht van dr. Yoesoef A.)
Ik denk echter dat er niets naar de adminstratie vloeit, maar slechts naar de salarissen. Administratie wordt er volgens mij niet bedreven, gezien de vele lege bureaus.

[…]

Dr. Yoesoef vertelt ook dat Sjeik AB. bij de minister-president ging pro­testeren omdat hij zijn functie in de al-Ahgaaf-bibliotheek in Tariem zou verliezen. Hij zou strijden tegen de ‘seperatisten’.
Abd al-Rahmaan vertelt later dat de minister-president dr. Yoesoef ver­weet een probleem te creëren. Dr. Yoesoef zou geantwoord hebben dat slechts het belang van de bibliotheek in Tariem in het geding was en dat de minister-president met Sjeik AB. kon doen wat hij wilde.
Een zelfde soort gesprek vond plaats met de vicegouverneur in al-Moe­kalla, die met dr. Ahmad al-Sh. sprak, na diens bezoek aan de Ha­dramaut tijdens het verblijf van de Nederlandse Ambassadeur, medio mei jl.,
Deze vicegouverneur, lid van de al-Islah-partij (waar ook sjeik AB. lid van is) wilde dr. Ahmad onder vier ogen spreken over de directie­wisseling bij de al-Ahgaaf-biblio­theek in Tariem. Hij wilde weten wat er achter deze wisseling zat en waarom juist Abd al-Rahmaan gekozen was, terwijl er zoveel belangrijke mensen in Tariem waren. Ook dr. Ahmad wees op het belang van de bibliotheek en de capaciteiten van Abd al-Rahmaan op dit gebied.


Dit is het einde van het verslag van 13 juni.

Indexal-Islah-partij, al-Ahgaaf-bibliotheek, Institut du Monde Arabe, salaat.

Index van personen: Sjeik AB., Abd al-Rahmaan A., Hans-Caspar Graf von Bothmer, Daniel van der Meulen.

Index van plaatsnamen: Sana’a, Tariem, al-Moekalla, Sana’a.

Dit is het einde van dag 89 (van 93 dagen totaal) van mijn verblijf in Jemen in 1996. Naar dag 1. (Naar alle gepubliceerde dagen.)

Top

In alle gevallen wordt de ‘u‘ als een Nederlandse ‘oe’ uitgesproken.
De ‘g‘ zoals die in deze tekst voor­komt is in het Modern Standaard Arabisch de ‘q‘ (qaaf: ﻕ) en wordt in het Arabisch van Jemen en in het bijzonder het Arabisch van de Hadra­maut als de Engelse ‘g’, zoals in ‘good, goal, garlic’, uitge­sproken.
De ‘ch’ klinkt zoals in het Neder­lands de ‘ch’ in ‘chaos’ wordt uitgesproken.

Jemen, 12 juni 1996

Paleis in Tariem.
Uitzicht uit het Aal Kaaf-paleis. Het naburige paleis. Wat een kolos, helemaal van mudbrick, van modder / leem.

Athaaf al-Nadiem AR en NL

Twintig jaar geleden: dagboekfragment 12 juni 1996 (woensdag).

Naar het einde of de index.

Say’oen – Sana’a.
Ik lig nog rustig te lezen in “They dare to speak out” van Paul Findley, als Abd al-Rahmaan A. me komt vertellen dat het 6.10 uur is. Op mijn wekker is het nog geen vijf uur.
Ik kleed me snel aan en we laden onze spullen in de auto van Hamid B., die nu weer op tijd was.
Uit het Gasr al-goebba-hotel in Tariem kwam een telefonisch bericht (hoe is dat mogelijk? Er is immers geen telefooncentrale) dat ik de sleutel vergat in te leveren. Hamid zal hem terugbrengen. Ik betaal hem 2.000 rial hiervoor.
We vliegen weer met de Havilland Dash 7, maar ik kan slechts wazige foto’s van de Yool maken, omdat het bewolkt is.(1)
In het vliegtuig begint Abd al-Rahmaan weer over het voorval met Hoesein B., gisteren en ik vertel hem dat ik ongelovig ben. Geheel volgens het boekje (maar dat had ik niet verwacht) valt dat bij hem ook niet goed. Hij is zeer gelovig, maar geen fanaticus.
In Sana’a ga ik eerst naar het al-Gasmi-hotel in de wijk al-Gasmi van de oude stad (ik was er twee keer eerder) en dan naar de Nederlandse Ambassade, waar ik bijna driedui­zend dollar contant uitbetaald krijg en waar CR van schoonheid staat te schitteren.
“Wat zie je er goed uit,” zeg ik. Ze was een weekje in Indonesië ge­weest.
Ze had een poging ondernomen om naar Tariem te gaan, maar de tocht was op de dag van het vertrek afgezegd.
Ik kijk naar haar mooie figuur en maak een afspraak voor zaterdag in de Ambassade en zondagavond in het Taj Sheba-restaurant.
Abd al-Rahmaan en ik worden door Ambassadeur Pijpers ontvangen. We evolueren het bezoek aan de Hadra­maut en bespreken de lethargie van de Jemenitische autoriteiten bij het oplossen van de elektriciteitsproble­men.
Ik word verliefd op CR en kan urenlang niet anders dan aan haar denken.
Er is een fax van Jan Just Witkam voor mij.
Ik heb het gevoel: de directeur achter zijn bureau in een koele kamer beslist wat vijfduizend kilometer verderop moet gebeuren.
Hotel: financiën en slapen.
Ik wissel 200 dollar voor 117 rial per dollar.
Eten in het Taj Sheba hotel. Anders was ik in een half uur klaar, nu neem ik de tijd en doe een uur over de maaltijd.
Hotel rond 21.30 uur.
Spoedig daarna (circa 22.30) naar bed. Ik ben nog steeds verliefd op CR.

Dit is het einde van de tekst in mijn dagboek.

Vanaf 24 april jl. maakte ik dagelijks een verslag van de zakelijke kant van het project. In dat verslag staat op sommige dagen interessante infor­matie, die niet in mijn dagboek voorkomt. Hier volgt een deel uit die tekst.

Fragment uit het verslag van 12 juni.
Abd al-Rahmaan A. vertelt dat minder dan 1% van de vrouwen zou willen scheiden, als ze de kans zouden krijgen. Ik vraag hem of hij vrouwen ondervraagd heeft. Dat heeft hij niet.
Misschien willen inderdaad minder dan 1% scheiden, omdat de kans dat ooit nog een echtgenoot vinden, niet erg groot is. Vrouwen vinden hun lot (gisma) moeten dragen als ze niet gelukkig zijn. (Een dochter van Hamid B., de taxichauffeur in Say’oen, scheidde en hij nam haar terug in huis. Haar echtgenoot behandelde haar slecht.)
Voor in het huwelijk ongelukkige mannen ligt het lot toch anders. Als ze het zich kunnen veroorloven nemen ze een tweede vrouw, maar Salim al-T. van de receptie van het Gasr al-goebba-hotel in Tariem, was zeer gelukkig en wilde beslist geen andere, laat staan, een tweede. Ook Abd al-Rahmaan zegt dat hij gelukkig is met zijn echtgenote.

[…]

In de Hadramaut wordt veel werk, vooral op agrarisch vlak, door vrouwen gedaan.(2) Als de vrouwen niet zouden werken, zouden veel mannen van de honger omkomen. Mannen zitten vaak in grote drommen de hele dag bij elkaar te kletsen. Maar het zijn niet alleen de vrouwen die werken. Veel zwaar werk wordt door mannen gedaan. Het bouwen van huizen, bijvoor­beeld, is natuurlijk mannenwerk. Zij werken de hele ochtend tot de salaat al-zoehoer. Na de salaat al-asr gaat hun werk tot zonsondergang door.

[…]

’s Ochtends na onze aankomst in Sana’a gaat Abd al-Rahmaan mee naar hotel al-Gasmi. Onderweg zien we een troep geiten op een vuilnisbelt staan smullen. Verleden week, toen we in Wadi Do’an waren begon chauffeur Moehammad er­over dat wij varkens eten. Ik zei toen dat dat gezond vlees is, want zie de Chinezen, die eten allemaal var­kensvlees en er zijn meer dan een miljard Chinezen.
Abd al-Rahmaan zei toen dat een varken alles eet, ook afval. Nu, in Sana’a, wijs ik hem op de vuilnisbelt, vol met geiten. De geit als varken van het Midden-Oosten.
Hij zegt dat hij nooit geitenvlees eet. Een non-antwoord.
Ik nam me voor om, als een gastheer me ooit geitenvlees voorzet dat te weigeren en hem erop te wijzen dat een geit een onrein dier is, omdat dit dier zich te goed doet aan allerlei soorten afval.

[…]

Jan Just Witkam schrijft in zijn fax, die ik op de Nederlandse Ambassade ontvang, dat ik niet altijd het koersrisico van een lage dollar moet dragen, maar dat mensen ook maar dollars moeten accepteren. Dat blijft natuurlijk hetzelfde en verandert niets. Als iemand met een rekening bij mij komt wil hij geld. Als dat dollars zijn, moet dat volgens de koers van de dag. Dan maakt het niets uit of ik die dollars nu wissel, of de indiener van de rekening. Het bedrag in rial moet overeenkomen met de waarde van de dollar op de dag van betaling.(3)

Dit is het einde van het verslag van 12 juni.

(1) In het vliegtuig bleek een stoelleuning los te zitten. Een man die met de rug naar de piloot zat, pakte die op en deed alsof het een mitrailleur was, waarmee hij de andere passagiers doodschoot. Abd al-Rahmaan zei toen dat Jemenieten alleen maar aan wapens kunnen denken.
(2) Een van de nieuwe medewerkers van de bibliotheek vertelde mij dat vrouwen niet werken. Ik wees hem erop dat ik iedere ochtend, wanneer ik naar de bibliotheek loop, gepasseerd word door een kar met veel vrouwen erop en dat ik die even verder op het land zie werken, waarop hij, met minachting in zijn stem, zei: “Boerinnen!”
(3) Ik deed dat één keer, zoals Jan Just Witkam in zijn fax voorstelt, namelijk op 12 mei jl. toen ik in dollars uitbetaalde en dat leidde alleen maar tot een hoop gezeur, toen de ontvanger, elektricien Ahmad uit Say’oen, daar veel geld mee verloor en wilde dat ik zijn verlies vergoedde.

IndexHavilland, mudbrick, gisma, salaat.

Index van personen: Abd al-Rahmaan A., Paul Findley, Hamid B., Hoesein B., Jan Just Witkam.

Index van plaatsnamen: al-Gasmi-wijk, Sana’a, Say’oen, Tariem, Yool.

Dit is het einde van dag 88 (van 93 dagen totaal) van mijn verblijf in Jemen in 1996. Naar dag 1. (Naar alle gepubliceerde dagen.)

Top

In alle gevallen wordt de ‘u‘ als een Nederlandse ‘oe’ uitgesproken.
De ‘g‘ zoals die in deze tekst voor­komt is in het Modern Standaard Arabisch de ‘q‘ (qaaf: ﻕ) en wordt in het Arabisch van Jemen en in het bijzonder het Arabisch van de Hadra­maut als de Engelse ‘g’, zoals in ‘good, goal, garlic’, uitge­sproken.
De ‘ch’ klinkt zoals in het Neder­lands de ‘ch’ in ‘chaos’ wordt uitgesproken.