Dit is de militaire post aan de zijde van de Ḥaḍramaut. De persoon, in het midden van het beeld, is misschien wel die jongeman die ons om een lift verzocht en die door een militair werd weggevoerd. Ik weet het niet meer.
De tafelbergen op de achtergrond horen nog bij de laatste Ḥaḍramitische kenmerken. Links (niet in beeld) ligt de woestijn, de Ramlat al-Sabᶜatayn, die we zullen doorkruisen op weg naar Ma’rib en Ṣanaᶜā’.
Het Tarīm-project 1997
1997 – 2017: twintig jaar geleden
Tarīm: Hadramaut, Jemen
Dagboek 1997
(Dag 9465) Ik ben in de Ḥaḍramaut (Zuid-Jemen) even buiten de stad Šibām en logeer daar in het Gaṣr al-Ḥawṭa-hotel (Het Ḥawṭa Palace Hotel). Vandaag gaan mijn collega Tawfīq en ik met een auto en Bedoeïenengids door de woestijn naar de hoofdstad van Jemen: Ṣanaᶜā’. – Mijn verslag, op mijn laptop geschreven, bevat meer (achtergrond)informatie dan mijn dagboekverslag. – De munteenheid in Jemen is de Rial (YER). (1 rial = f. 0,015 (anderhalve cent), dus 100 rial = f. 1,50.)
Menu – Foto – Index en het einde – Transcriptie.
Proto-historica – Tanks – Jongen.
Ramlat al-Sabᶜatayn – Gewichtloos?
Ma’rib – Rijdende bom.
Verslag:
Gezichtsbedrog – Woestijnrit.
Woestijnlandschap – Cultuurbarbaar.
Kalashnikov – De handrem, waar…?
Zondag, 28 december 1997.
Šibām (Šibām: Gaṣr al-Ḥawṭa-hotel) – Ṣanaᶜā’: 40/8.
’s Nachts werd ik een paar keer wakker, maar om 04.15 uur liep de wekker af en maakte me definitief wakker.
Op circa 04.30 uur.
Om 05.00 uur vertrekken Tawfīq en ik met een Landcruiser (zonder ontbijt) naar Ṣanaᶜā’, waar we om 17.00 uur het Gasmi-hotel betreden.
Menu – Foto – Begin – Index en het einde – Transcriptie.
Nāǧī, onze chauffeur
Onze chauffeur tot Ma’rib is Nāǧī van de Ašrāf-stam uit Ma’rib. Hij heeft twee dochters en zeven kamelen. Deze auto is niet van hem, maar van de šarīf.(?)
We rijden westwaarts, maar Šibām zien we niet.
Menu – Foto – Begin – Index en het einde – Transcriptie.
Maṭᶜam al-Maḵnag
We komen rond 06.00 uur aan bij het restaurant al-Maḵnag, waar ik verleden jaar met Abd al-Raḥmān en de chauffeur Muhammad drie keer kwam, op de dag dat we Wādī Dūᶜan bezochten*(01).
Daar stapt de tweede Bedoeïen, die vanaf Gaṣr al-Ḥawṭa in de auto zat, uit. We blijven een uur in het restaurant en eten er ḵoebz (het grote platte brood, dat alleen smaakt als het warm is, maar anders als karton is) met gebakken ei.
Omdat ik gevolg moet geven aan de roep van de natuur, ben ik geen getuige van het ritueel slachten van een kameel. Ik zie wel het ontzielde lichaam hangen.
Menu – Foto – Begin – Index en het einde – Transcriptie.
Proto-historica
Vanuit al-Maḵnag ‘duiken’ we om circa 07.00 uur het zand in: de Ramlat al-Sabᶜatayn*(02).
Nāǧī heeft behalve een pistool, ook een Kalasjnikov*(03) (voor de show?) bij zich.
Tot circa 13.00 uur duurt het voordat we in Ma’rib zijn.
We maken kennis (al in het al-Maḵnag restaurant) met een stel Fransen. Een jongeman, die nog moet afstuderen in het Arabisch, zijn vrouw, een proto-historica en een vriendin, die op bezoek is bij hen.
De jongeman rijdt zelf in een Mitsubishi Pajero door de woestijn, terwijl Nāǧī hen ook gidst. De kennismaking blijft op het oppervlakkige niveau.
Menu – Foto – Begin – Index en het einde – Transcriptie.
Tanks
Nāǧī is een knappe jongeman, een echte Bedoeïene, met een kop zoals die op de foto’s van Wilfred Thesiger*(04) voorkomen. Een karakteristieke Bedoeïenenkop, een en ander wordt versterkt door de rode koefiyya*(05) die hij draagt.
De weg door de woestijn begint daar waar de tanks ingegraven zijn, met de loop de woestijn in gericht, waar een aantal soldaten staan, een theehuis is en twee mannen in barakken wonen.
Menu – Foto – Begin – Index en het einde – Transcriptie.
Jongen (in de war?)
Een jongen, duidelijk in de war, vraagt aan ons een lift. Tawfīq weigert die. Hoe zou ik hebben gereageerd? Ik was er niet tuk op om hem mee te nemen. Hoe komt zo iemand zover van de bewoonde wereld, hier terecht?
Na een woordenwisseling met Nāǧī wordt de jongen door een militair afgevoerd / meegenomen.
Menu – Foto – Begin – Index en het einde – Transcriptie.
Ramlat al-Sabᶜatayn
De andere kant van de woestijn wordt ook begrensd door tanks, niet ingegraven, deze keer, maar de lopen ook richting woestijn.
Tussen die lopen, in oost en west, één grote zandvlakte met op sommige plaatsen autobandensporen, meer dan vijftig meter breed.
Soms rijden ‘kolonnes’ van vijf of zes Landcruisers in tegengestelde richting met hoge snelheid langs. De ‘weg’ (piste) is heel breed en de afstand met tegenliggers (ook tankauto’s) is soms meer dan honderd meter. (Links of rechts, ieder kiest zijn eigen pad.)
Soms rijden we in één spoor en enkele tegenliggers zijn mooie jongens.
De aanleg van een verkeersweg vordert al in oost en west.
Op een zandrug houden we halt. Het lijkt Katwijk aan Zee wel. Er staan tientallen auto’s en de mensen lopen rond om de benen te strekken. (Of om hun behoefte te doen?) Veel privacy is er niet.
Volgens de Franse proto-historica zijn hier veel graven, gekenmerkt door rond geplaatste stenen.
Op sommige plaatsen kameelkuddes, kameelkleurig en zwart. Het landschap: zandkleurig zand, dat wil zeggen: kameelkleurig zand, maar ook zwart en soms wit. Nāǧī denkt dat het van schelpen is. Ik denk dat het zout is.
We stoppen niet. We jakkeren maar voort, soms 130 km per uur.
Menu – Foto – Begin – Index en het einde – Transcriptie.
Gewichtloos?
Als Nāǧī even niet oplet en met de cassettespeler bezig is, doemt plotseling een droge sloot op. De klap is enorm. De auto vliegt door de lucht en stuitert verschillende keren voordat hij weer zijn weg vervolgt. Wij, Nāǧī, Tawfīq en ik vlogen nog net niet ‘gewichtloos’ rond. Daarna rijdt hij niet meer zo snel, maar toch nog snel genoeg om niet in de plaatsen met rul zand weg te zakken.
Op sommige plaatsen is het groen genoeg om kamelen te weiden. Op andere plaatsen staat veel klein struikgewas.
Twee derde van de rit zit ik voorin en Tawfīq op de achterbank. We mogen de ramen alleen maar opendoen als de weg zo hard is dat het niet stoft, anders moeten de ramen dicht blijven*(06). Het wordt dus steeds warmer in de auto. Nāǧī begint dan ook steeds meer te knikkebollen en valt zelfs geregeld in slaap. Veel kwaad kan dat niet. Voor ons ligt een enorme platte zandvlakte.
We steken dwars door de Ramlat al-Sabᶜatayn. Rechts naast ons al-ᶜAbr, voor ons Ǧabal al-Ṯaniyya, [de Ṯaniyya-berg] die op bergtoppen lijken die uitsteken boven de wolken en op die wolken, heel vlak, rijden wij.
Ik zou het niet gemist willen hebben, maar ik hoef geen tweede keer en het was dus niet spectaculair.
Menu – Foto – Begin – Index en het einde – Transcriptie.
Ma’rib
In Ma’rib eten we in een lawaaiig restaurant de bekende kip met rijst.
Ik probeer een stel goed verzorgde toeristen te choqueren door ook met mijn handen te eten*(07). Rijst, met name. Het gaat erg goed, hoewel het geen kleefrijst is en ik het voor de eerste keer in mijn leven doe.
Een rondrit door Ma’rib slaan we af. Tawfīq zag het al een keer en ik hou niet van dode stenen in de woestijn.
Menu – Foto – Begin – Index en het einde – Transcriptie.
Rijdende bom
Voor 3.400 rial [f. 51,00] wil een chauffeur ons wel naar Ṣanaᶜā’ brengen.
De vele militaire controles onderweg zijn een kriem, maar de chauffeur vertelt steeds dat we van de Širka (firma) zijn. Zeker de oliemaatschappij, die in de woestijn lag, bewaakt door veel geschut. (Volgens Tawfīq, want ik sliep.)
Na enige tijd is er een andere reden waarom men ons met spoed doorlaat: we zitten in een rijdende bom!
De volkomen gekke, schreeuwende, in plaats van pratende, chauffeur rijdt onderweg over een steen. Een enorme klap.
Hij kijkt om. De auto rammelt een beetje.
Ik kijk om: er ligt een spoor van benzine en de auto rammelt steeds meer.
De chauffeur stopt. Er moet eerst een steen achter een van de wielen gelegd worden, anders loopt de auto de steile helling achterwaarts naar beneden.
We blijken een lekke band te hebben en uit de tank gutst de benzine.
De chauffeur commandeert, maar Tawfīq begrijpt hem niet, laat staan ik.
Het gat in de tank wordt uiteindelijk gedicht met een zakdoek van Tawfīq en smeer van een andere auto, waarvan de chauffeur wel stopte om ons te helpen, terwijl onze chauffeur niet stopte om anderen te helpen, voordat wij pech kregen. Wellicht was onze aanwezigheid daar debet aan.
De chauffeur kan met zijn lekke tank vrijwel alle volgende wegcontroles snel passeren.
Voor het brengen naar het Gasmi-hotel wil hij nog extra hebben en ik geef hem nog eens 400 rial.
Circa 17.00.
Er is door Tawfīq begin december al een kamer gereserveerd voor ieder van ons. We nemen onze intrek en gaan de stad in. Overleggen in het hotel en ik ga rond 23.30 uur moe naar bed.
Weer: ’s ochtends en ’s avonds fris. Overdag warm.
Ondanks een ‘gevaarlijke’ woestijn en een lekke benzinetank, geen spannende dag.
Menu – Foto – Begin – Index en het einde – Transcriptie.
Verslag
Ik schreef, op mijn laptopcomputer, nog een verslag dat bedoeld was voor een brief voor mijn relaties in Nederland. Dat bevat soms meer achtergrondinformatie, maar gedeeltelijk bevat het ook tekst die hierboven al staat. Ik citeer hier uit dat verslag.
Menu – Foto – Begin – Index en het einde – Transcriptie.
Gezichtsbedrog
Op het dashboard lag het pistool van Nāǧī en tussen hem en mij lag zijn Kalashnikov. Een rit door deze woestijn geldt als bijzonder gevaarlijk. Er worden geregeld toeristen ontvoerd*(08).
Honderdtien dollar betaalden Tawfīq en ik per persoon voor een rit door die grote zandbak, die me overigens erg tegenviel. Vanuit de lucht had ik het gebied reeds vele malen gezien. De laatste keer dat ik er overheen vloog was op 24 november jl. Toen leek het net alsof ik in de benedenverdieping van een langzaam rijdende dubbeldeks trein zat. Het zand was zo dichtbij dat ik dacht dat ik kon uitstappen en een stukje kon meelopen. Gezichtsbedrog vanaf tien kilometer hoogte.
Die zondagochtend stonden we in dat zand, maar meelopen was er niet bij.
Het laatste teken van de beschaving aan de Ḥaḍramitische zijde, the middle of nowhere, zijn de twee lopen van in het zand ingegraven tanks. Naar het westen gericht, de woestijn in.
In het theehuis naast die tanks, waar een man helemaal alleen woont met slechts een paar militairen in zijn directe nabijheid, dronken we net een glaasje thee toen een jongeman gekleed in vodden aan ons vroeg of we hem een lift konden geven. In zijn hand had hij een plastic zak met wat rommel erin. Hij maakte een verwarde indruk. Nāǧī sprak met hem en noemde hem maǧnūn (gek). Hoe kwam een gek in dit van God verlaten oord terecht?
Een van de militairen kwam naar de jongen toe, sloeg een arm om hem heen en voerde hem met zachte dwang weg. Toen we wilden weten wat dat allemaal te betekenen had, werd ons te verstaan gegeven dat het niet onze zaken waren.
Het eerste tekenen van beschaving aan de Ṣanaᶜānī-zijde zijn twee lopen, niet ingegraven, maar wel weer van tanks, nu naar het oosten gericht, de woestijn in.
Menu – Foto – Begin – Index en het einde – Transcriptie.
Woestijnrit
Wat was er nu tussen die vier lopen te zien? Zand, grind, kamelen, fata morgana’s, enkele heuvels, struikgewas, veel Landcruisers met nog veel meer toeristen en vooral enorme stofwolken.
Het was warm in de auto. We mochten van Nāǧī de ramen niet open doen vanwege het stof dat als een dikke mist door de auto opgeworpen werd. De rit door de Ramlat al-Sabᶜatayn was vooral voor Nāǧī erg zwaar. Waar hij de nacht had doorgebracht weet ik niet, maar dat hij niet goed geslapen had was duidelijk. In de warmte van de auto begon hij af en toe te knikkebollen. Na een tijdje viel hij gewoon in slaap, bij een snelheid van honderd kilometer per uur. Dat maakte niet veel uit. De weg was vlak en het eerste obstakel dat voor ons lag, lag op meer dan vijf kilometer afstand. Af en toe opende hij de ogen om te zien of het nog goed ging.
Af en toe moest Nāǧī ook in de spiegel kijken om te zien of de drie Fransen, twee vrouwen en een man, die zelf zijn Mitsubishi Pajero reed, ons nog wel bij kon houden.
Menu – Foto – Begin – Index en het einde – Transcriptie.
Woestijnlandschap
We legden de weg door de woestijn waarschijnlijk met een korte boog naar het noorden af. Nāǧī wees opgegeven moment rechts van ons en zei dat daar al-ᶜAbr lag, aan de horizon. Later reden we door Ǧabal al-Ṯaniyyah. Bergen waarvan alleen de toppen boven het zand uitsteken. Het lijkt alsof het onderste deel in de wolken zit. Wij reden dan over het vlakke bovendek van die wolken.
Het landschap werd na verloop van tijd eentonig. Aan de Ḥaḍramitische kant waren er de bekende tafelbergen, die ik nog altijd mysterieus mooi vind, maar die weken steeds verder uiteen, totdat ze achter de horizon verdwenen. Voor ons lag alleen maar zand. Kameelkleurig zand. (We zagen veel kamelen, een groot deel daarvan was zwart). En wit zand. Misschien is dat wel zout?
Onderweg zagen we veel kamelen, allemaal zandkleurig. Die doolden onbewaakt rond, maar behoorden toch aan iemand, vertelde Nāǧī. Hijzelf had zeven kamelen, twee dochters en een vrouw.
Af en toe waren er op grote afstand bomen te zien, verspreid in het landschap. Soms werd de weg begrensd door lage gele en groene struiken en kleiner gewas. Op sommige plaatsen was het zand duidelijk harder dan op andere plaatsen. Er waren rulle plekken waar Nāǧī hard overheen moest rijden om niet vast te lopen. Op grote afstand leken grote meren te liggen. Zonder dat we vergingen van de dorst zagen we toch fata morgana’s.
Een enkele keer ontmoetten we een tegenligger, als de piste smal was en we uit moesten wijken voor de tegenligger. In alle gevallen een stamlid van Nāǧī, jonge jongens vaak, maar met net zo’n mooie karakteristieke kop als onze chauffeur.
Op sommige plaatsen was de piste meer dan honderd meter breed en helemaal bedekt met sporen van andere Landcruisers. Tientallen daarvan zagen we. Allemaal gevuld met zes of acht toeristen die een tocht door de woestijn ondernamen, vanuit Ṣanaᶜā’ naar de Ḥaḍramaut. Soms zagen we grote tankauto’s rijden, die ons tegemoet kwamen of die we konden inhalen omdat die niet zo snel vooruit konden komen. Allemaal wierpen ze enorme stofwolken op.
Onderweg was een lange zandrug. Daar stopten alle auto’s. Het leek wel de parkeerplaats van een badplaats aan de kust. De (lage) zandrug als duin en de voorliggende zandvlakte als zee. Volgens de Française in de Pajero, een proto-historica, duiden de vele stenen rond en bij de zandrug op prehistorische graven.
Menu – Foto – Begin – Index en het einde – Transcriptie.
Cultuurbarbaar?
Om één uur waren we in Ma’rib. Rond deze stad zijn veel historische monumenten te zien uit een tijd ver voor Christus, onder andere de beroemde stuwdam van Ma’rib*(09). Ik ben er niet heen gegaan, want ik hou niet van oude stenen, dode steden in de woestijn. (Ik schijn de enige toerist ter wereld te zijn die in Jordanië (juli / augustus 1994) is geweest en Petra niet bezocht heeft en ik ben in Syrië (1992) niet bij Palmyra / Tadmor uit de bus gestapt toen ik er uit Deir az-Zor, op weg naar Damascus, langs reed (2 augustus 1992). Ben ik een cultuurbarbaar? Levende steden in de woestenij, dat wil zeggen daar waar mensen wonen, daar hou ik wel van. Zo wil ik wel graag naar het dorp Ṯamūd, in de woestijn ten noordoosten van Tarīm, gaan. Dit jaar kwam het er niet van, volgende keer, misschien).
In Ma’rib stapten we dus in die taxi die in een rijdende bom zou veranderen.
Menu – Foto – Begin – Index en het einde – Transcriptie.
Kalashnikov…
Van de Ḥaḍramaut naar Ṣanaᶜā’ reden we de laatste tweehonderd kilometer door een ruw berglandschap, over een asfaltweg, maar dat wil niet zoveel zeggen in Jemen. De wegen zijn slecht onderhouden en er zijn op verwachte en onverwachte plaatsen grote kuilen of greppels in het wegdek. Ook rond de hoofdstad.
De weg van Ma’rib naar Ṣanaᶜā’ was soms gedeeltelijk versperd door stenen. Een enkele keer waren die van de bergen gerold, de meeste keren waren die er door militairen neergelegd. Daarachter bevond zich dan een controlepost van het leger. Deze streek schijnt gevaarlijk te zijn.
Wilde Bedoeïenenstammen beheersen het gebied. Westerlingen kunnen een gewapende soldaat meekrijgen om hen te beschermen tegen overvallen. Jemenieten hoeven niet beschermd te worden, want zij reizen altijd zonder militairen. [Zij zijn waarschijnlijk geen interessante ‘ontvoerings-objecten‘, of hebben een wapen bij zich.] We konden een Kalashnikov krijgen, zei de soldaat aan het begin van onze rit door het Wilde Westen ten zuidoosten van Ṣanaᶜā’, toen Tawfīq zei dat we militaire begeleiding niet op prijs stelden. Een Kalashnikov hoefden we ook niet.
Menu – Foto – Begin – Index en het einde – Transcriptie.
De handrem, waar…?
Een Kalashnikov had ons niet kunnen helpen toen we na ongeveer honderd kilometer op een stille berghelling tot stilstand werden gedwongen. Een kleine wegversperring die door onze driftig gāt*(10) kauwende chauffeur niet werd opgemerkt veroorzaakte veel ellende, … voor hem. Het was een natuurlijke wegversperring, een steen die van de bergen gerold was. Met zijn achterwiel reed hij eroverheen. De auto sprong een eindje omhoog en we hoorden een flinke klap. De chauffeur keek even bezorgd in de spiegel en reed toen verder. Korte tijd daarna begon de auto te slingeren en toen ik achterom keek zag ik dat een benzinespoor op het asfalt de auto volgde. Nog voordat ik de man kon waarschuwen begon hij al te remmen om te stoppen. We hadden een lekke band.
Eerst moest Tawfīq uitstappen om een flinke steen te zoeken om achter een wiel te leggen. Zonder steen zou de auto achteruit de berg afrollen. De handrem was onbereikbaar, want als voorbank was een achterbank in de auto gemonteerd, zoals in alle Jemenitische taxi’s. Dan kunnen er ook nog twee of drie passagiers naast de chauffeur zitten, want hoe meer passagiers hoe meer verdiensten.
De achterband was zo plat als een dubbeltje, maar dat was niet zo erg, want er was een reserve band. Erger was dat de tank door de steen doorboord was. De benzine gutste eruit. Gelukkig had onze chauffeur zijn brandende sigaret een paar minuten ervoor uit de auto gegooid. Nu lag hij vloekend onder zijn auto en vroeg om iets, waarvan wij niet wisten wat hij bedoelde. Tawfīq gaf hem zijn zakdoek en de man stopte die in het gat van de tank. Het ergste stromen hield op, maar de tank druppelde nog. De chauffeur stopte er een plastic zak bij. Dat hielp alweer een beetje meer.
Een passerende collega parkeerde zijn auto in de berm, maar stapte niet eerder uit dan nadat een van de passagiers een steen achter een wiel had gelegd. Daarna kwamen er ook een tiental Jemenieten uit die stationcar. Enkelen begonnen naar een oplossing voor ons probleem te zoeken. Na een tijdje konden we onze reis met een nieuwe band en een nog maar weinig lekkende tank vervolgen.
Het oponthoud van ongeveer een half uur leverde ons uiteindelijk een flinke tijdwinst op. We zaten in een rijdende bom (een Molotov-cocktail?) en daarom mochten we bij de vele militaire wegversperringen lange rijen wachtende auto’s zelfs rechts passeren. De soldaten wilden niet het risico lopen opgeblazen te worden.
Menu – Foto – Begin – Index en het einde – Transcriptie.
Noten
Ik bezocht dit restaurant drie keer op 7 juni 1996.
Wikipedia: Ramlat al-Sayhad (Sabaᶜtayn) (Duits).
(In Jemen zijn veel wapens in omloop: het land staat in de toptien van de landen met het hoogste wapenbezit op de tweede plaats na de Verenigde Staten van Amerika. Overigens staat Zwitserland op de derde plaats en Finland op de vierde plaats!)
Wikipedia: Wilfred Patrick Thesiger.
Mensen die gewoonlijk met hun handen eten gebruiken dus geen bestek, maar als ze het wel doen dan alleen vork en lepel, want mes en vork dwingt tot het eten met de linkerhand (de vork) en men vindt een mes aan tafel een ongewenst voorwerp, zo vertelde mij eens een Indonesische moslima.
Wikipedia: Grote dam van Ma’rib (Engels).
Wikipedia: Gāt (Engels) (Uitgebreide behandeling van dit roesmiddel.
Menu – Foto – Begin – Index en het einde – Transcriptie.
Meer informatie.
Menu – Foto – Begin – Einde – Transcriptie.
Index
Menu – Foto – Begin – Hoofdindex.
Transcriptie van de klinkers in Arabische woorden.
A / a klinkt als ‘a’ in ‘pan’, I / i klinkt als ‘i’ in ‘pin’, U / u klinkt als ‘oe’ in ‘poen’.
Ā / ā klinkt als ‘a’ in ‘ma’, Ī / ī klinkt als ‘i’ in ‘mi’, Ū / ū klinkt als ‘oe’ in ‘moe’.
Klik hier voor het overzicht van de transcriptie in Arabische woorden.
Menu – Foto – Begin – Hoofdindex.
Jemen 1997
Jemen 1997 (beknopt overzicht).
Jemen 1997: de dagen in chronologische volgorde.
Jemen 1997: alle foto’s.
Jemen 1996
Jemen 1996 (beknopt overzicht).
Jemen 1996: de dagen in chronologische volgorde.
Jemen 1996: alle foto’s.
