Een stoomlocomotief in het Deutsches Technikmuseum Berlin (DTMB)
1435 millimeter geeft de spoorbreedte aan. Dit is de breedte die in 60% van de wereld voorkomt, daarom spreekt men van Normaalspoor.
Dit is het interieur van het machinistenhuis van de stoomlocomotief die op de eerste foto te zien is. Een stoomlocomotief wordt gereden door twee personen, de stoker en de machinist. De stoker staat, als hij niet aan het werk is, links in de cabine, de machinist staat rechts. De machinist rijdt de trein en bedient dus de stoomlocomotief. De stoker moet zorgen dat het vuur blijft branden en er dus stoom geproduceerd wordt. Dat doet hij door de kolen, die in de zogenoemde tender wordt meegevoerd, op tijd in de vuurkist worden geschept, waar het vuur brandt dat het water zodanig verwarmt dat er stoom ontstaat. (De tender is een wagen die achter de locomotief bevestigd is en die reservewater en kolen bevat.)
Wikipedia:
Stoker.
Stoomlocomotief.
Tender.
Conserveren of reconstrueren?
Tot in de tachtiger jaren was het gebruikelijk dat het rollend materieel bij binnenkomst in een museum naar zijn oorspronkelijke staat werd hersteld.
Maar gaat dat wel?
Treinen werd vaak tientallen jaren gebruikt. De hier getoonde locomotief voor personentreinen P8*, meer dan 59 jaar. Dat kan alleen maar als men steeds weer onderdelen vernieuwd en aan de voortschrijdende technische ontwikkelingen aanpast. Daarbij verandert het voertuig in ontelbare details ten opzichte van zijn oorspronkelijke vorm. Het is zeer moeilijk al deze veranderingen weer ongedaan te maken. Dan zou men ook historische delen moeten verwijderen, dus geschiedenis vernietigen. Op grond daarvan werd hier in 1986 besloten de Pruisische P8 in die toestand te conserveren, waarin hij in het museum kwam – als een volledig uitgeputte techniek.
Anderzijds kan de bezoeker daardoor moeilijk de oorspronkelijke uitstraling van een voertuig beleven. Toen de P8 in dienst kwam, golden de spoorwegen nog als symbool van de vooruitgang. De locomotief was voorzien van een kostbare meerkleurige laklaag, opschriften op messingplaten en vele andere met de hand vervaardigde details, die getuigden van het zelfbewustzijn van de Pruisische Staatsspoorwegen.
Zo moet de vraag over de museale omgang steeds weer opnieuw ter discussie gesteld worden en vereist omvangrijk onderzoek aan werkelijke voertuigen. Onderzoek van dit soort zal in de toekomst het zwaartepunt vormen van de werkzaamheden van de afdeling Spoorwegverkeer.
Konservieren oder rekonstruieren?
Bis in die 1980er Jahre war es üblich, das Eisenbahnfahrzeuge beim Einzug in ein Museum in ihren Ursprungszustand zurückversetz wurden.
Doch geht das überhaupt?
Schienenfahrzeuge wurden oft über Jahrzehnte eingesetzt, die hier gezeigte Personenzuglok P8 über 59 Jahre. Das ist nur möglich, indem immer wieder Bauteile erneuert und dem Fortschritt der Technik angepasst werden. Dabei verändert das Fahrzeug in unzähligen Details sein Erscheinungsbild. Es ist nur schwer möglich all diese Änderungen wieder zurückzubauen. Zudem würde man damit ebenfalls historische Teile der Maschine entfernen, also Geschichte zerstören. Aus diesem Grund wurde hier 1986 der Weg gewählt eine preußische P8 in jenem Zustand zu konservieren, in dem sie ins Museum kam – als restlos aufgebrauchte Technik.
Anderseits kann der Besucher dadurch schwer die ursprüngliche Aura eines Fahrzeugs erleben. Als die P8 in Dienst gestellt wurde, galten Eisenbahnen nog als Symbol für Fortschritt. Die Lok trug eine aufwändige mehrfarbige Lackierung, Messingschilder und viele andere handwerkliche Details zeugten von Selbstbewusstsein der Preußischen Staatseisenbahn.
So bleibt die Frage des musealen Umgangs stets neu zu diskutieren und setzt umfangreiche Forschungen am konkreten Fahrzeug voraus. Untersuchungen dieser Art bilden künftig einen Arbeitsschwerpunkt in der Abteilung Schienenverkehr.
Wikipedia:
P8 / Baureihe 38 stoomlocomotief.
Preußische P 8 (Duits).