

Twintig jaar geleden: dagboekfragment 11 juni 1996 (dinsdag).
Tariem – Say’oen.
Om 01.00 uur stopt de airco. Dit komt omdat de netspanning uitvalt.
Om 01.30 gaat de ventilator weer draaien, de airco start niet meer. Dat wil zeggen dat de generator van het hotel gestart wordt. Om 6.00 wordt deze ook gestopt en zal er tot zonsondergang geen elektriciteit meer zijn.
De hele nacht was het zwaar bewolkt en dus benauwd. Er viel geen regen.
Ik sta om 5.00 uur op en pak in tot circa 8.45 uur.
Rond 9.30 uur ben ik in de bibliotheek en maak er nog wat foto’s, ook van de medewerkers.
Hoesein B. wil weten welk geloof ik heb en ik zeg hem dat hem dat niets aangaat. (“Mish shoerlak.)” Dat veroorzaakt een groot misverstand en het komende uur is hij, tot vervelens toe, bezig met het aanbieden van zijn excuses, hoewel Abd al-Rahmaan A. hem uitlegt dat wij over ons geloof niet praten.
Ik betaalde hedenochtend de hotelrekening en deze was voor zeven dagen, wat niet kan, omdat ik op een woensdag arriveerde (27 maart) en ik op dinsdag vertrek. Ik wilde echter niet zeuren.
De rekening van Mansoer (cafetaria) bevatte over de afgelopen twee weken negen bier à 130 rial, terwijl ik er maar twee dronk. Ik wil niet zeuren. Ik geef Mansoer 200 rial fooi en Hoesein al-A, van de receptie, 100 rial.
Ik heb alle bedragen altijd ruim naar boven afgerond. Soms was de fooi voor het hotel meer dan 600 rial. Maar de fooi was niet voor het hotel. Hoesein nam die altijd persoonlijk in ontvangst, zo werd me een keer duidelijk, een paar weken geleden. Ik liet het maar zo en bleef bij hem betalen, hoewel ik ook zou hebben kunnen betalen bij Salim al-T.
Toen ik uit de bibliotheek terugkwam om mijn spullen op te halen, kreeg ik weer een rekening gepresenteerd. De appelsappen waren geen 50 rial per stuk, maar 60 rial en ik moest ongeveer 400 rial bijlappen. Daar was ik toch teleurgesteld over. Verdient hij (Mansoer) bijna 1.000 rial (f. 13,00) door bier op de rekening te schrijven dat ik niet gebruikte en gaf ik altijd ruim fooi, nu willen hij hier die laatste stuivers ook nog hebben!
–
Ik rij met Abd al-Rahmaan naar Say’oen.
Hij pakte alle levensmiddelen voor zich zelf. Ik had hem willen laten kiezen, maar hij kon alles gebruiken.
Een blik met ravioli, waar ook wijn in zat, sloeg ik op in een kist. (Houdbaar tot 1998.) De levensmiddelen met varkensvlees had ik weggegooid, maar Abd al-Rahmaan stelde geen vragen over de inhoud. ‘Wat niet weet, dat niet deert’, zal hij gedacht hebben.
De resterende whisky (1 liter) en een beetje jonge jenever had ik sinds gisterenavond in fases door het toilet gespoeld.
We rusten in Say’oen en ik drink het water dat naar stof smaakt, zoals het stof ruikt. Een maand geleden vond ik het niet lekker, nu vind ik het heel lekker.
We vragen naar de wisselkoers van de dollar op de markt en volgens mij zei de man: 115 rial, maar Abd al-Rahmaan brengt zijn zwager 118 rial in rekening. (Vergistte ik mij?) Ik zeg nu echter niets en wissel 600 dollar en krijg 70.800 rial.
–
Ik vertel Abd al-Rahmaan over mijn fout bij de chauffeur Moehammad van de Landcruiser en we gaan die al eerder op vrijdag jl. (7 juni) betaalde 2.100 rial terugvragen. Ik liet die nu aan Abd al-Rahmaan, maar Moehammad heeft het geld niet. Hij zal dat later brengen.
–
Zowel het middagmaal als het avondmaal bij Abd al-Rahmaan was heerlijk. Ik at verse rijpe dadels. De dadels zijn volgende week pas rijp. Deze nu al.
–
Ik zag het mooie kleine meisje weer: wat een schoonheid. (Zie 6 juni jl.)
–
We nuttigden het avondmaal op het erf, tussen de enorme kasten van huizen, in het donker, want Abd al-Rahmaan wil niet laten zien dat hij te eten heeft, omdat veel mensen hier dat niet hebben.
–
Ik slaap, evenals verleden week, buiten, op de binnenplaats.
Ik hoor Arabische muziek en staar naar de zwarte hemel. Dit is de laatste nacht in dit wonderlijk mooie gebied. Ik heb tranen in mijn ogen.
Het is ongeveer 00.00 uur en de dag in dit prachtige land is weer verschrikkelijk heet geweest.
Dit is het einde van de tekst in mijn dagboek.
Vanaf 24 april jl. maakte ik dagelijks een verslag van de zakelijke kant van het project. In dat verslag staat op sommige dagen interessante informatie, die niet in mijn dagboek voorkomt. Hier volgt een deel uit die tekst.
Fragment uit het verslag van 11 juni.
Uit de reeks feiten en feitjes, van Abd al-Rahmaan A. krijg ik te horen dat het mogelijk is dat je een groep soldaten huurt, na overleg met de betreffende commandant, om je persoonlijke problemen met iemand te beslechten, of om je persoonlijke ambities uit te werken. Als je ruzie met iemand hebt, of je wilt het huis van iemand anders bezitten en de eigenaar verjagen, kun je een legertje huren. Die gaan dan dreigend naar de tegenpartij en, zodra die het vuur opent, wordt er teruggeschoten. Ongelooflijk, maar waar.
[…]
Ik vraag of er geen rassenprobleem bestaat tussen al die verschillende huidskleuren en soorten koppen: Arabieren, Indonesiërs, Chinezen, Afrikanen. Ik ben kennelijk niet duidelijk genoeg want het duurt wel een uur voordat ik, na herhaaldelijk doorvragen, begrijp dat de soort kop niet van invloed is op discriminatie. Of nu Chinees, of Indonesiër, Arabier of Afrikaan, dat maakt niets uit. Die zijn allemaal lid van een stam. Dat de vader een andere vrouw huwde dan een Arabische is niet van invloed. De discriminatie (door Abd al-Rahmaan niet zo genoemd) zit tussen de stammen onderling. Er zijn betere stammen en slechtere. Dat komt bijvoorbeeld sterk naar voren bij het huwelijk. De ene of andere van die of die stam zal nooit met iemand van een lagere stam kunnen trouwen. In een hogere stam is dan ook onmogelijk, omdat dat voor iemand uit die stam een trapje omlaag is.
Met de sayyids is nog een ander probleem, die ‘mogen’ alleen maar met andere sayyids trouwen. Zo komt er van het egalitaire karakter van de islam dus niets terecht. Alle moslims zijn gelijk, de meesten echter niet helemaal. Volgens Abd al-Rahmaan heeft dat niets met de islam te maken, maar alles met nog veel oudere tradities.
[…]
’s Avonds vertelt Abd al-Rahmaan dat er al enkele dagen een oproer gaande is in al-Moekalla. Enige tijd geleden pakte de veiligheidspolitie (de politie van Goede Zeden en Goed Gedrag) twee vrouwen op, die in een taxi zaten zonder dat er een mannelijk familielid in de buurt was. De vrouwen werden beschuldigd van prostitutie. Hun leeftijd was 30 en 15 jaar: moeder en dochter. De officier van de politie greep zijn kans en verkrachtte het vijftienjarig meisje. (Abd al-Rahmaan gebruikte het woord ‘fuck’, maar ik had hem dat nog nooit horen gebruiken en ik had ook niet verwacht dat hij het ooit zou gebruiken, zodat het een hele tijd duurde voordat ik wist waar hij het over had.)
Volgens Abd al-Rahmaan houden de meeste vrouwen zich na zo’n voorval stil, om geen problemen in de familie te krijgen(1) en ook uit schaamte. Deze vrouwen lieten er echter geen gras over groeien en dienden een aanklacht in. Deze zaak diende voor de rechter en de chef van de verkrachter, tevens zijn verdediger, had de euvele moed om alle vrouwen van de Hadramaut als hoeren te beschrijven en vijftig procent van de mannen als homoseksuelen. Nog tijdens de rechtszitting kwam het tot ongeregeldheden.
De dader en zijn verdediger zijn Noorderlingen en het slachtoffer en haar zeven(!) advocaten zijn Zuiderlingen. In deze zaak komt alle wrok tegen de overheersende Noorderlingen tot uiting.
Tijdens de ‘oorlog’ (van 1994) bleek plotseling dat veel winkeleigenaren, veelal Noorderlingen, over een uniform beschikten met een militaire rang. Dat verbaasde veel Zuiderlingen, die zich verraden voelden door deze mensen. Wraak voor dat gedrag speelt een rol en gewapend optreden van de wild geworden bevolking is nu het geval in al-Moekalla.
(Een dag later vertelt Abd al-Rahmaan dat hij niet helemaal zeker is van dat wat hij een dag ervoor vertelde, want berichtgeving uit officiële kanalen is er niet. Hij weet alleen wat mensen vertellen en dat is vaak niet helemaal zuiver. Uit het verslag van The Yemen Times van 10 juni, die ik kocht, blijkt echter dat hij niet ver naast de feiten zat.)
[…]
Een van de broers van Abd al-Rahmaan studeert computertechnologie in de Verenigde Staten van Amerika. Toen hij na het behalen van zijn B.A. twee jaar in Jemen bij een Amerikaanse firma kwam werken, kreeg hij niet hetzelfde loon als de Amerikanen hier in Jemen, die hetzelfde werk deden. Hij verdiende een veel lager loon, volgens de Jemenitische standaard, echter in dollars uitbetaald, die de bank zonder pardon in rial uitbetaalde, tegen de officiële koers, die ruim onder de prijs op de markt lag. Zulke discriminatie bestaat dus wel.
[…]
Abd al-Rahmaan kwam ongeveer negen maanden geleden terug in zijn geboortestreek.(2) Een van de (niet onbelangrijke) drijfveren om Sana’a te verlaten was de politieke strijd die er gevoerd wordt over het onrecht dat de mensen geschied in Jemen. Enkele Hadaarim met dezelfde familienaam als Abd al-Rahmaan, die meer dan 150 jaar geleden naar een dorp in het Noorden verhuisden, zijn verwikkeld in een vete met een ander dorp. Deze familie, vrijwel allemaal met een goede maatschappelijke positie, voeren een campagne tegen de regering wegens wanbeleid.
Volgens Abd al-Rahmaan hebben veiligheidsmensen de vete met een naburig dorp veroorzaakt. Nu worden over en weer mensen vermoord. Een collega van Abd al-Rahmaan, een archeoloog, werd in die strijd om het leven gebracht. Hij woonde in dat dorp en werd in de week van zijn geplande vertrek (wegens de moeilijkheden, veroorzaakt door die vete) naar een van de Golfstaten, vermoord. Enkele andere leden van de familie in Sana’a werden door agenten van de veiligheidsdienst op niet al te zachtzinnige wijze aan het verstand gebracht dat ze hun verzet tegen de regering moesten stoppen.
Abd al-Rahmaan vreest een persoonsverwisseling. Hij wil zich verre houden van politiek.
[…]
Als we door Say’oen rijden komen we te spreken over de zinloze brief die Hoesein al-A. (leraar Engels) aan mij liet bezorgen om geld van de Nederlandse Ambassade te krijgen voor zijn privéclub.
Abd al-Rahmaan heeft een veel beter idee. Hij wil graag de bevolking helpen de uiterst belangrijke dadelteelt weer te doen opleven. Tegenwoordig vinden de mensen het werken in de dadelteelt nutteloos werk, omdat het veel energie vergt en weinig opbrengt. Hoe meer bomen verwaarloosd worden, hoe meer zorg er aan de overgebleven moet worden besteed. Minder bomen betekent minder regenval, dus meer waterproblemen voor de andere bomen.
Vroeger bracht een boom wel 300 pond vruchten per seizoen op. Nu wordt die hoeveelheid door meer dan vijf, soms wel tien bomen geproduceerd. In Saoedi-Arabië brengen de meeste bomen nog steeds 300 pond per boom op, maar die bomen zijn genetisch gemanipuleerd en ziekteresistent.
Abd al-Rahmaan kaartte een dergelijk project aan bij de Nederlandse ambassadeur tijdens diens bezoek aan de Hadramaut. Die vroeg om een rapport, dat er nog niet is, want de deskundige die dat moet produceren, is ziek.
[…]
Mijn suggestie dat Hoesein al-A. voor zijn club geld van de vele rijke Hadaarim zou kunnen vragen wordt door Abd al-Rahmaan als niet realistisch van de hand gedaan.
Rijke Hadaarim helpen geen arme Hadaarim. Rijken laten liever weer een nieuwe moskee bouwen.
Geldverspilling, vind Abd al-Rahmaan. Moskeeën van nog geen vijftig jaar oud en nog in uitstekende staat worden met de grond gelijk gemaakt om er een nieuwe neer te zetten.
[…]
Ik bewonder de omliggende huizen. Het zijn enorme kasten van huizen. Prachtig mooi en zo groot.
De huizen zijn zo groot omdat alle zonen van een gezin er hun woonkwartier hebben met vrouw en kinderen. Dochters verlaten het huis en gaan bij de familie van de echtgenoot wonen.
Abd al-Rahmaan wijst mij er echter op dat de kamers in de grote huizen erg klein zijn. Niet alleen zijn de muren meer dan een el dik (circa 70 cm), ook staan er in iedere ruimte veel en grote pilaren die veel ruimte in beslag nemen. Ik herinner me dat ook van zijn eigen huis, waar dat het geval is en ook in het huis van Hoesein al-A, de receptionist van het Gasr al-goebba-hotel in Tariem. Daar stonden ook grote en dikke pilaren in de ontvangstkamer.
[…]
Een muziekprogramma, ergens op de Tv, is een mooie afsluiting van mijn verblijf in de Hadramaut. Ik staar naar de zwarte, met stof gevulde hemel vanaf mijn matras op de binnenplaats van het huis van Abd al-Rahmaan en denk aan de mooie, maar vreselijk hete, tijd in deze prachtige landstreek en krijg bij de gedachte aan het afscheid tranen in mijn ogen.
Al in het begin van mijn verblijf hier, schreef ik in brieven naar vrienden en vriendinnen:
Als je in Tariem de auto’s, de vele motorfietsen, de sporadische verlichting en de rubberbanden onder de ezelkarren wegdenkt, waan je je in de middeleeuwen. Afgezien van de verzengende hitte en de gesluierde vrouwen, moet het er bij ons ook zo ongeveer hebben uitgezien, vijfhonderd jaar geleden. Tariem: time machine!
Dat is de romantiek van Tariem. Dit stadje stoot me aan de ene kant af, aan de andere kant trekt het me aan. In zekere zin ben ik verliefd geworden op deze plaats. Deze plaats en zijn ontberingen roepen een nu nog moeilijk definieerbare emotie in mij op.
Deze nu nog steeds niet definieerbare emotie komt door de vele geheimen van dit land, volgens Abd al-Rahmaan. Geheimen dat het niet vlug zal prijsgeven. Ik ben bereid hem te geloven.
Dit is het einde van het verslag van 11 juni.
(1) Problemen voor vrouwen in de familie na een verkrachting. Wat speelt is dan dat de verkrachte vrouw geen maagd meer is en zij vaak door de familie uit huis wordt gezet. Wat rest is dan een leven als bedelaarster (mutasawwila).
Wat in deze zaak nog veel ernstiger is, is dat, als zij toegeeft dat zij verkracht is, zij seks buiten het huwelijk heeft gehad (zina). Dan zijn er geen getuigen meer nodig om dat te bewijzen, want ze bekent immers zelf. Wanneer ze ongehuwd is komt ze er met een afranseling van af, maar als ze wel gehuwd is of is geweest, volgt steniging. (Over deze aberratie in de islamitische wet verschijnen vaker publicaties in westerse media.)
(2) Er staat: Abd al-Rahmaan keerde terug naar zijn geboortestreek, maar dat slaat op de ‘roots’ van de familie, die in de Hadramaut liggen. Zelf werd hij in Djedda, in Saoedi-Arabië, geboren.
Index: al-Ahgaaf-bibliotheek, mutasawwila.
Index van personen: Abd al-Rahmaan A., Hoesein al-A.: leraar Engels, Hoesein al-A.: hotel, Moehammad: Landcruiser, Salim al-T.
Index van plaatsnamen: Djedda, Gasr al-goebba-hotel, Hadramaut, al-Moekalla, Say’oen, Tariem, Wadi.
Dit is het einde van dag 87 (van 93 dagen totaal) van mijn verblijf in Jemen in 1996. Naar dag 1. (Naar alle gepubliceerde dagen.)
In alle gevallen wordt de ‘u‘ als een Nederlandse ‘oe’ uitgesproken.
De ‘g‘ zoals die in deze tekst voorkomt is in het Modern Standaard Arabisch de ‘q‘ (qaaf: ﻕ) en wordt in het Arabisch van Jemen en in het bijzonder het Arabisch van de Hadramaut als de Engelse ‘g’, zoals in ‘good, goal, garlic’, uitgesproken.
De ‘ch’ klinkt zoals in het Nederlands de ‘ch’ in ‘chaos’ wordt uitgesproken.