
Deze mannen zijn met eigen vervoer onderweg en kunnen stoppen wanneer ze willen. Wij zijn afhankelijk van anderen.
(Dag 1704) Cees en ik zijn samen op vakantie in Marokko. We zijn in de oase Erfoud en vertrekken vandaag eerst in zuidelijke richting naar Rissani en later in noordelijke richting, lopend en liftend, naar Errachidia.
Dinsdag, 28 september 1976.
Om 8.00 uur opgestaan. We betalen onze kamer: 10 Dirham (Dh) en eten aan de rand van het dorp, circa 5.000 inwoners. In Erfoud posten we de kaarten uit Ouarzazate.
Ik zie de jongen van het hotel nog een keer.
Cees ziet zijn boy van gisteren en ze groeten elkaar. Die jongen lacht vriendelijk. Hij heeft een heldere blik.
We lopen circa één uur in een steeds heter wordende zon de Sahara in, naar Rissani.
Circa vijf kilometer hebben we gelopen als we een lift krijgen van een vrachtwagen. We kunnen drie kilometer voor Rissani uitstappen en lopen nog 100 meter. We komen de Hollanders uit Tinghir tegen en praten nog even. We hadden ze ’s morgens, toen we zaten te eten, zien rijden in hun groene VW Porsche.
We blijven een uur gedemoraliseerd langs de rand van de weg zitten. Een jongetje bedelt en ik geef hem een halve Dirham. We hebben geen puf om verder te gaan. De postzegels, 8 stuks (4 van 0,65 Dh en 4 van 0,40 Dh) zijn weg.
Die van 0,40 Dh zijn zo teruggevonden. Die andere niet.
Cees kijkt rond en ik zoek onder het bruggetje waar we op zitten. Circa 20 meter verder ziet Cees ze liggen, tegen een stuik en met de beeldzijde naar voren, als een mooi vierkantje. Het waait af en toe en zand zit tussen de onze tanden.
Na een uur besluiten we verder te gaan en na circa een half uur lopen zijn we in Rissani, waar wel en geen, of wel een hotel is. Gidsen willen ons naar de kamelenmarkt sturen. Er zijn er die je niet meer met rust laten en we negeren ze maar helemaal.
In een café drinken we koffie en cola.
Ik wandel het dorpje in. Cees blijft bij de bagage. Ik koop een fles Sidi Harazem-water. Ga kijken of ik dia’s kan kopen, want ik ben aan de laatste rolletjes bezig. Ik spreek even met een Zwitser.
Informeer hoe laat de bus naar Ksar es-Souk [Errachidia] vertrekt: “Om 6.00 uur.” En ga terug naar Cees.
We verlaten het café en gaan samen naar de bushalte om kaartjes te kopen. Er vertrekt plotseling niet eerder dan om 24.00 uur een bus.
We zullen proberen een taxi naar Erfoud te krijgen, want ik heb mijn buik vol van dit gat in de woestijn.
Cees spreekt met de Zwitser en we kunnen met zijn liftgevers mee. Duitsers (rokers van hasj, “Das versteht sich, ja.”)
Als we Rissani verlaten hebben we geen kamelenmarkt gezien, zijn er nog geen anderhalf uur gebleven, maar we zijn wel in de Sahara geweest.
De liftgevers: twee Duitsers, dat wil zeggen man en vrouw met een Volkswagen-bus, oud model. Vijf lifters: de Zwitser, een Schot, een Duitser en twee Nederlanders (wij).
We rijden door Erfoud en vragen of we verder mee noordwaarts kunnen. En ja hoor, zij gaan naar Meski, 40 km voor Ksar es-Souk en wij gaan mee. Onderweg maak ik diverse foto’s [dia’s] van kashbahs.
In Meski rijden we mee tot op de camping, maar wij kunnen daar zonder tent niet overnachten. De bewakers: “Weg, weg, vite [snel!].”
We kunnen van hen een één vierkante meter overdekt hok huren voor 20 Dh per persoon.
We besluiten te gaan en willen naar de grote weg lopen. De trap op en we wandelen op een rondweg. Er komt een man aangelopen: “Toeristen! Waar komen jullie vandaan?”
“Hoelanda.””
“Kom bij mij. Ik heb net verse munt geplukt. Moet je eens ruiken. Kom een kop thee drinken. Vijf minuutjes maar.”
Cees aarzelt, maar ik stem toe. We lopen achter hem aan.
“Deze kant op,” zegt hij nors.
‘He, oei,” denk ik, ‘dat kost geld.’
We lopen met hem mee, betreden zijn aarden huis in de Ksar. Hij gaat thee zetten. Klopt met een hamer grote stukken suiker van een broodvormige suikerklomp af, zoekt wel tien minuten naar lucifers. Wij hebben er ook geen.
We drinken onze eerste kop thee van hem. De whisky van Marokko. “Shukran” is “proost”.
“Geef me jullie adres, dan krijgen jullie het mijne.” Ik schrijf onze adressen op en krijg van hem een brief met het zijne. Het adres mag ik overschrijven. Hij laat tientallen foto’s zien en adressen van vrienden.
We krijgen elk een ketting omgehangen, van dadels, rood geverfd.
Zijn adres is: Monsieur Ali B M., Meski, Errachidia, Maroc.
Hij vertelt dat zijn dochter binnenkort gaat trouwen.
“Wat heb jij een mooi horloge,”* zegt hij, wijzend op het mijne. Cees laat het zijne zien en praat verder. We drinken drie koppen thee en eten brood met anijs erin. En hij begint weer over het horloge.
Ik zeg: “Het is van mijn vader.” [Dat is de waarheid.] Hij begrijpt het verkeerd: “Een souvenir van jouw vader.” en hij praat niet meer over het horloge.
Of we foto’s willen maken. Met zijn dochter Fatima erop, een meisje van circa vijf jaar en of we niet wat geld over hebben voor zijn oudste dochter, die binnenkort gaat trouwen.
‘Wat had ik gedacht.’
We maken foto’s met de flitser.
“Zijn dat niet toevallig dezelfde batterijen als in zijn radio”, vraagt Cees en ja hoor, het zijn dezelfde. Ik heb vier reservebatterijen en geef er twee aan Cees, die ze aan Ali geeft.
Foto’s binnen, foto’s buiten, foto’s van de ezel, foto’s van de schapen.
“Hebben jullie geen zoem, zoem, zoem.” Hij maakt het gebaar van elektrisch scheren.
“Nee, dat hebben we niet.”
“En een ander souvenir?”
“Nou, we kunnen niets missen. Dit is onze overleving.”
We geven 15 Dh. (F. 9,00)
Hij vraagt of we niet willen blijven slapen en of we niet couscous willen eten.
“We willen voor het donker in Ksar es-Souk [Errachidia] zijn.”
“Ja, ik stuur jullie dadels, als jullie die foto’s sturen.”
We gaan en zien een prachtige zonsondergang met er tegenover gouden wolken. Geen foto’s gemaakt, omdat dat volgens Cees te veel tijd in beslag zou nemen.
Achterna gezeten door bedelende kinderen, verlaten we Meski en lopen richting Ksar es-Souk.
Een jongen biedt ons dadels aan en zegt: “Er is een Oued [rivier] over de weg en je kunt beter naar de camping gaan.”
“We hebben geen tent.” En we lopen door en groeten vriendelijk.
We hebben zo’n goed moreel dat ik best nog tot Ksar es-Souk zou willen lopen.
Na circa drie kilometer krijgen we een lift van een vrachtwagen. Ik help Cees mijn zak in de bak te gooien en wil ook met de zijne helpen. Hij snauwt dat ik moet instappen en ik begrijp dat hij bang is dat de vrachtwagen zonder ons, maar met bagage zou kunnen doorrijden.
Onderweg komt er nog een lifter bij.
We rijden door een hoge Oued. Het grote voordeel van deze lift: geen natte voeten.
In Ksar es-Souk stappen we bij de moskee uit en lopen terug naar het duurste hotel uit onze vakantie: 55 Dh per nacht (f. 33,00) Het is er een bekakte boel, zonder warm water.
“Warm water is er wel.”
“Nee, dat is er niet.” De receptionist gaat voelen en warempel, er is geen warm water.
“Morgen is er warm water.
“Hoe laat?”
“Morgen.”
En kwart voor twaalf is er nog geen warm water, maar om vijf over middernacht wel, maar zover was het nog niet.
Tegen 20.00 uur gaan we in het dorp inkopen doen voor morgen en soep eten. We vergeten koffie te drinken en gaan terug. We komen de twee Hollanders tegen en een jongen die ze van twee jaar geleden kenden.
Ze spreken bijna geen Frans en de sympathiekste van de twee kent een paar woordjes Arabisch. We gaan koffie drinken in een café en praten er wat.
De jongen (zijn naam weet ik niet) vraagt wat ik van Marokko vind.
Ik zeg: “Natuur: een prachtig land, maar veel armoede en veel bedelaars.”
Hij vertelt dat er geen echte moslims zijn, dat iedereen in de koran gelijk is. Dat de rijken van de armen stelen. Dat veel Marokkanen lui zijn. Ze gaan in het leger om betaald niets te doen. Dat die luie Marokkanen uiteraard kinderen hebben die nog luier zijn en die hun kinderen nog luier. Hij vertelt mij dat hij zich opgesloten had en zich voorbereid had op de gevangenis en ik begrijp er uit dat hij zich tegen het regime wilde verzetten. Kortom, hij noemt allemaal dingen die in onze ‘Christelijke’ wereld niet anders zijn.
Ik kan hem moeilijk volgen, mijn Frans is erg slecht, bovendien heb ik weinig zin in een zo zwaar gesprek, maar wil niet zo onbeleefd zijn door het af te breken en ik word gehinderd door Cees en die twee Hollanders die het in het Nederlands ook onder andere over politiek en Den Uyl hebben.
Tegen 00.45 uur op bed. Cees zit in bad.
(Ik heb een Kodakfilm voor 50 Dh. (f. 30,00) gekocht. In Erfoud kostten ze vanmorgen 45 Dh en dat vond ik al te duur.)
Weer: de hele dag droog. Tussen Rissani en Meski veel zandstormen.
Index
Menu – Begin – Hoofdindex – Overzicht 1972-1990 – Marokko 1976 (overzicht).