
(Dag 1698) Cees en ik zijn samen op vakantie in Marokko. We zijn in Marrakesh. Vandaag gaan we met een lijnbus in zuid-oostelijke richting naar Ouarzazate. Het vertrek heeft enige voeten in de aarde. – Laat in de middag rijden door het fantastisch mooie landschap van bergen en dalen in het Hoge Atlas-gebergte※. Het uitzicht is spectaculair, maar ook de busreis zelf is bijzonder.
Naar de index en het einde.
Woensdag, 22 september 1976.
Om 4.00 uur staan we op. Het is de bedoeling met de bus naar Ouarzazate te gaan die om 5.30 uur vertrekt.
We verlaten het hotel en gaan naar de bushalte van CTM LN (Compagnie de Transports au Maroc, Lignes Nationales).
Om een uur of zes staat er een volle bus voor de deur. Cees kan met deze bus mee en ik met de volgende. We stemmen toe. De chauffeur schreeuwt: ‘Complet’ [vol] en na enkele telefoontjes gaat deze bijna miserabele toestand niet door. Gelukkig niet, want wat zou dat voor een toestand zijn geworden, gescheiden op reis en Cees spreekt geen woord buitenlands?
’s Middags kunnen we beiden mee. We kopen een kaartje. De bagage blijft achter bij de CTM LN en we lopen door de stad, zoeken een slaapplaats. Uiteindelijk gaan we terug naar het hotel.
Cees vertelt me later dat we een aantal flessen met statiegeld erop hadden achtergelaten. Toen we terugkwamen waren die al verdwenen.
Een man komt vragen of we weer terug zijn en wanneer we gaan.
Ik zeg dat het een fout van ons was en dat we tegen 10.00 uur gaan.
Ik slaap nog een uurtje tot 8.00 uur. Blijf tot circa 9.30 uur liggen en wordt steeds zenuwachtiger.
We gaan de stad in. Postkantoor: ik haal een Poste Restante brief van Ma op. Ik drink een kop koffie. Op een andere plaats ook een kop koffie. Ik betaal een schoenpoetser 1 Dirham (Dh), zonder hem te laten poetsen. Ik wil geen slaventoestanden aan mijn voeten. Ik wil niet dat iemand voor mij zijn werk gebukt doet, dat hij op de knieën voor me moet zitten.
Ik ben doodzenuwachtig. Ik blijf naar de WC gaan. Ik ben erg gespannen, wil snel weg uit die vervelende stad Marrakesh en besluit dan, de volgende keer dat ik Marokko doe, zeker niet meer met het openbaar vervoer te gaan, maar met een eigen vervoermiddel.
Achteraf gezien heeft aan deze spanning bijgedragen dat ik al anderhalve week met Cees van minuut tot minuut optrek. Hij is erg bemoederend: ‘Je mag dit, ik zou maar zo doen, als ik jou was en je mag zo, doe maar zus.’ Bovendien is hij erg nieuwsgierig: ‘Wat doe je?, waar kijk je naar?, wat ga je doen?, waar denk je aan?’
En als hij iets vraagt en ik geef antwoord, zegt hij: ‘Dat hou je toch.’ of hij zegt dat hem dat niet raakt, en dat ik moeilijk doe. Hij toont dan geen belangstelling voor het antwoord op zijn vraag. En als ik in overleg met hem foto’s wil maken, is het vaak van: ‘Je zoekt het maar uit.’
Mijn fout, die ik steeds weer van mijzelf zag: ik commandeer in plaats van vragen: ‘Geef me die trui eens!’ in plaats van: ‘Wil je me die trui geven?’
Andere fouten zie ik niet aan mij, maar ik heb niet het idee dat dit het enige is, integendeel, ik zal voor hem ook wel irritant overkomen.
Ik heb meer fouten, maar ze zelf zien is lastig.
Enfin, een tussendoortje om mijn hart te luchten.
We zitten rond 13.00 uur bij de CTM. De bus komt tegen 14.20 uur.
We kunnen mee. Dit wordt de mooiste busrit die we gemaakt hebben.
We zitten opgepropt, aan de fotospullen kan ik niet komen, zelfs niet als ik zou willen, maar ik wil ook niet.
We rijden in een bus vol met mensen die zich aan de Ramadan houden, onderweg stappen af en toe mensen uit. Die lopen vol trots met een radiootje door het gangpad. Het zijn kleine kapitalisten t.o.v. de anderen. Zij kunnen zich een radio permitteren. Ik zie er zelfs een die bij ons in Nederland nog veel geld kost, met een cassetterecorder.
Wij worden onderscheiden door onze huidskleur en blonde haren. We zijn toeristen, maar meer toerist dan zo’n toerist wil ik niet zijn.
Ik wil niet de westerse kapitalist uithangen door een (voor Marokkanen ongewoon) fototoestel te hanteren en dan ook nog een kapitalistisch toestel. Ik wil liever overkomen als een eenvoudige jongen. (Is dat hypocriet?) In ieder geval voel ik me in deze bus erg thuis, vooral als ik onderweg een drie- of viertal toeristenbussen zie staan, allemaal bleke smoeltjes en korte broeken en veel ‘ogen’ op de buik: fototoestellen.
Ik (en ook Cees) ben blij in een lijnbus te zitten en tussen de gewone man en een enkele mooie jongen, waarvan een negroïde type met mooie korte krachtige handen.
Het landschap is fantastisch. De bergen lijken op opgestapeld puin, zou je kunnen zeggen, want bergen uit massieve steen, zoals in Zwitserland, zijn er in Marokko blijkbaar niet. Niet de bergen, maar het berglandschap maakt indruk.
Bij een waterbron waar moslims hun handen en mond spoelen en gezicht wassen, fruit kopen om na zonsondergang te eten, zoek ik naarstig naar een rustige plek om te plassen.
Dan geeft de bus signaal; ik ren terug en even later vertrekken we. We slingeren omhoog en bij de [bergpas] Tizi n’Tichka* zien we onder ons een groen dal, honderden meters diep. Daar zijn we langs gereden, een half uur geleden. De weg heeft zich omhoog geslingerd en we dalen en stijgen, langs lemen bergdorpen van Berbers, aan uitgedroogde rivieren, tot na zonsondergang en in de schemering zijn we we bij Amerzgane⁑. Het is 18.30 uur.
De moslims gaan eten. Cees stelt voor hetzelfde te doen. Ik heb niet veel zin, maar na plassen heb ik wel zin. We wassen onze handen, spoelen de mond en eten gierstsoep en drinken koffie.
We hadden met de moslims in de bus niets gegeten en gedronken. Een enkele probeerde met ons te praten. Hij sprak Frans en ik een beetje en Cees niets.
We krijgen van iemand een verse vijg en als de bus om 19.00 uur vertrekt is het donker en heerst er een uitgelaten stemming en van mijn buurman, die een huidziekte heeft en op de plaats van de veelvuldig voorkomende zichtbare vervelling⁂ net zo blank was als wij (wat was er onder zijn djellaba?) krijg ik een paar druiven.
Kettingrokers steken de ene sigaret na de andere op. Er wordt hasj gerookt, er wordt fruit gegeten, er wordt verteld en gelachen. De radio die de hele dag bij dit landschap passende muziek liet horen, soms erg mooi en soms hinderlijk, die radio wordt nu overstemd door de uitgelaten stemming.
De bus rijdt snel de berghellingen af, de rustige en bedrukte Ramadanstemming is weg.
Voor ons, en niet zoals in Nederland boven ons, voor ons in de bergen, zien we de bliksemschichten schieten, we zitten op dezelfde hoogte als het onweer. Dat is een mooie ervaring en een mooi gezicht.
Tegen 19.30 uur zijn we in Ouarzazate. We nemen een taxi naar hotel Gazelle. Er is geen warm water, maar aangezien het erg ver buiten het dorp is en we geen taxi tot onze beschikking hebben gaan we akkoord.
We eten op onze kamer en lopen naar het dorp. Daar zoeken we een ander hotel voor morgen. Het wordt Es-Saada, naast de bioscoop. We drinken ergens thee, betalen een toeristenprijs, dat wil zeggen hoger dan de ingezetenen betalen en gaan terug naar het hotel.
Tegen 23.00 uur naar bed.
Op dit ogenblik heb ik 1.116,70 Dirham en nog 415 gulden Nederlands geld; ook nog ter waarde van twintig gulden aan Spaanse peseta’s en circa 30,00 gulden aan Franse Francs.
Cees heeft ook nog voor een dikke achthonderd gulden Nederlands en Marokkaans geld.
Weer: erg warm. In Ouarzazate heeft het geregend.
Noten
Index
Menu – Begin – Hoofdindex – Overzicht 1972-1990 – Marokko 1976 (overzicht).