
(Dag 1701) Cees en ik zijn samen op vakantie in Marokko. We zijn in de stad Ouarzazate en willen vandaag nog verder zuidelijk reizen, maar dat gaat niet, daarom reizen we in noordoostelijke richting naar de stad Tinghir.
Zaterdag, 25 september 1976.
Op tegen 8.00 uur. Eten op de kamer. Rugzakken inpakken. Betalen: 40 Dirham (Dh) voor twee nachten: hotel al-Sa’ada.
Voor het eerst vergeten we onze traditie om een foto uit of van het hotel te nemen.
In het dorp thee en koffie drinken. Het is onze bedoeling om met de bus naar Zagora te reizen, 164 kilometer zuidelijker. Dit mislukt. Vandaag is het de 30ste Ramadan en dus de laatste dag van die maand. Vandaag en morgen rijden er geen bussen naar Zagora. De eerstvolgende vertrekt maandag pas. We besluiten de bus naar Tinghir te nemen. Volgens meereizende Belgen is in die plaats niets te beleven, maar moet de nabijgelegen Gorges du Todgha (Todghakloof) erg mooi zijn.
De bus kost 24,90 Dh, inclusief bagage, voor twee personen. Om 12.30 uur vertrekken we voor onze 169 km lange tocht, noordoostwaarts. Ouarzazate wordt zo de zuidelijkste plaats waar we geweest zijn. Vanaf Tanger 911 km over de weg en 550 km in vogelvlucht.
Ik maak tientallen dia’s. De Belgen zitten te kaarten en wij te genieten van het uitzicht.
Er stappen onderweg mensen uit waar in kilometers omtrek geen huis te bekennen is, maar als we verder rijden, zien we achter een berg op een kilometer of tien afstand plotseling een dorpje liggen.
Tegen 15.45 uur zijn we in Tinghir. We worden hotel es-Salaam binnen gepraat. Een aardig hotel, geen warm water. We gaan akkoord. Ik vul een briefje in.
“Betalen” zegt een kerel.
“Akkoord, maar een rekening.” (Factuur.)
“Niet nodig.”
“Ik wil een rekening.”
“Echt niet nodig.”
“Nou, dan gaan we weer.”
Hij legt uit dat het vertrouwd is. Ik zeg dat ik weinig Frans spreek en dat ik er niets van begrijp.
We doen onze rugzakken weer om.
De kerel wil op een vodje een rekening schrijven, maar het hoeft al niet meer van mij.
We gaan naar hotel Todgha, 2 sterren, A, waar we een kamer nemen.
Even later komt de tweede gast aan, die ook in es-Salaam was binnen gepraat. Hij heeft eveneens voor de eer bedankt en trekt dus ook hier in.
We doen inkopen in het dorp. Spreken enkele aardige, in Nederland werkende, Marokkanen.
Cees koopt voor 15 Dh (f. 9,00) een paar sandalen, die ik later, in Tanger, voor f. 10,00 zal overnemen, want ze zijn voor Cees te klein en ze passen mij en hebben bovendien een hak.
We liggen op bed te suffen.
Ik schrijf mijn 3e brief naar Pa en Ma en naar Opa.
We eten brood op de kamer en harira (soep) in het dorp. Die smaakt muf. Het vlees is waarschijnlijk bedorven. We laten de soep staan. Ik geef toch 0,50 Dh fooi (bovenop de 2 Dh.) Een gewoontegebaar.
We gaan naar een ander café en praten met de baas. Een jongen die Engels spreekt, vragen we naar de Franse uitdrukking “Ça va?“. Dat betekent: “Hoe gaat het met je?”
Bij bonjour gebruiken alle Marokkanen “ça va?” (“Bonjour, ça va?“)
Deze Engels sprekende jongen: een Marokkaan die in Frankrijk werkt, uiteraard zwart haar en lang, met mooie wenkbrauwen, een rechte neus. Heldere blik uit de ogen. Vriendelijk. Zwarte trui met een ritssluiting, half gesloten. Een zilveren amulet om de hals. Mooie handen. Draagt blauwe, niet strakke, jeans. Doet een paar trekjes aan een hasjpijpje. Ik kan hem niet in de ogen kijken, zonder te blozen. Hij is razend knap en ik zou veel van hem kunnen houden.
Als we uitgepraat zijn wil ik weg, omdat ik bang ben verliefd op hem te worden en ik wil weg voordat Cees zegt: “Kom, we gaan!”, en dat dit op een voor mij ongelegen tijdstip komt en mijn hart van verliefdheid te snel klopt. Hij is erg mooi en ik denk dat ik van hem zou zijn gaan houden.
Aan de collega’s in Nederland denk ik erg weinig. Ik heb er geen tijd voor. Ik denk überhaupt niet veel aan Nederland en de daar wonende boys.
Veertien dagen vakantie, veertien dagen met Cees, nog veertien dagen met Cees. Soms denk ik: ‘Waren ze maar om.’
Als ik alleen was geweest was uiteraard veel, zo niet alles anders en duurder geweest. Mijn slechte kennis van het Frans, niet kunnen zeggen wat je wil, de afhankelijkheid van het openbaar vervoer. Cees’ constante aanwezigheid, soms word ik er zenuwachtig van en wil naar huis. Anderzijds wil ik tussen deze vriendelijke Marokkanen wel langer blijven.
“Prochain annee” [l’année prochaine]: Volgend jaar terug, maar dan met eigen vervoer.
Met die lijnbussen zie je veel en daardoor ook weinig, want je kunt niet stoppen om te genieten.
We zijn nog door het dorp gelopen tot aan het Grand Hotel du Sud en zien het in de zuidelijke gebergte Jbel Sahro onweren en horen de slagen. Die zijn erg lang onderweg.
We drinken nog ergens slechte muntthee.
Tegen 21.00 uur zijn we in het hotel. Daar schrijf ik nog wat aan de brieven en tegen 23.00 uur gaan we op bed.
Einde van de eerste veertien vakantiedagen. Het einde van de Ramadan was vandaag.
Weer: ’s morgens in Ouarzazate bewolkt, fris. Truienweer. Vanuit de bus zien we buiten Ouarzazate dat het hier geregend heeft. Later wordt het weer erg warm. ’s Avonds regende het een beetje in Tinghir.
Index
Menu – Begin – Hoofdindex – Overzicht 1972-1990 – Marokko 1976 (overzicht).